ECLI:NL:RBSHE:2007:BB3264
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herstel van WW-uitkering na beëindiging zelfstandige werkzaamheden
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een zelfstandige, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had een WW-uitkering die per 12 april 2004 was stopgezet omdat hij als zelfstandige was gaan werken. Op 20 september 2006 heeft het Uwv meegedeeld dat de WW-uitkering per 1 september 2006 niet kon worden voortgezet, omdat eiser meer dan anderhalf jaar als zelfstandige had gewerkt. Eiser betwistte dit en stelde dat hij recht had op een uitkering, omdat hij volgens de informatie van het Uwv een onderbreking van zijn werkzaamheden had gehad die hem in staat stelde zijn WW-rechten te behouden.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiser had in de periode van 12 april 2004 tot en met 31 augustus 2006 als zelfstandige gewerkt, maar de rechtbank oordeelde dat deze periode als ononderbroken moest worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser binnen de termijn van 38 maanden, zoals bepaald in het overgangsrecht van de WW, zijn werkzaamheden als zelfstandige had beëindigd. Hierdoor kon hij zijn hoedanigheid van werknemer herkrijgen en had hij recht op herleving van zijn WW-uitkering.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het Uwv en droeg het Uwv op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het Uwv gelast om het door eiser gestorte griffierecht te vergoeden. De rechtbank zag geen aanleiding om het verzoek van eiser om schadevergoeding toe te wijzen, omdat het Uwv had verklaard dat bij herleving van het recht de verschuldigde uitkeringen met vertragingsrente zouden worden betaald.