ECLI:NL:RBSHE:2007:BB3249
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake cocaïnehandel met vrijspraak voor invoer
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is de verdachte op 10 september 2007 veroordeeld voor het vervoeren van 7,1 kilogram cocaïne. De zaak is aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 23 januari 2007, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen en vervoeren van cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie verzocht om vrijspraak voor het invoeren van cocaïne vanuit Duitsland, maar achtte het vervoeren van 12,1 kilogram cocaïne in Eindhoven wel bewezen. De verdediging stelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de invoer en dat de verdachte slechts een kleinere hoeveelheid had vervoerd.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat op 19 oktober 2006 een auto met de verdachte werd aangehouden, waarin verschillende tassen met cocaïne werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de invoer van de grotere hoeveelheid cocaïne, maar dat de verdachte wel degelijk 7,1 kilogram had vervoerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar hem schuldig bevonden aan het tweede feit, namelijk het opzettelijk vervoeren van cocaïne.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn langdurige verblijf in Nederland en zijn financiële problemen. Uiteindelijk is er een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen gedaan voor de in beslag genomen goederen, waaronder de auto van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de rechtbank de ernst van het delict en de gevolgen voor de samenleving in overweging heeft genomen.