ECLI:NL:RBSHE:2007:BB1824
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige verkoop van verpande goederen door pandhouder na faillissement zonder toestemming curator
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 juli 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van Lindeloof Machinale Bestratingen BV en De Lage Landen Financial Services B.V. De curator vorderde een verklaring voor recht dat De Lage Landen onrechtmatig heeft gehandeld door verpande goederen te verkopen zonder toestemming van de voorzieningenrechter of de curator. Lindeloof was op 13 september 2005 in staat van faillissement verklaard, en De Lage Landen had een vordering op Lindeloof van € 120.583,97. Na de faillissementsdatum verkocht De Lage Landen de verpande zaken voor € 138.040,-, maar zonder het vereiste verlof van de voorzieningenrechter. De curator stelde dat deze verkoop onrechtmatig was en vorderde schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat De Lage Landen de verpande zaken onbevoegd had verkocht, omdat zij geen verlof had gevraagd aan de voorzieningenrechter, zoals vereist door artikel 3:251 BW. De rechtbank benadrukte dat de curator erop moest kunnen vertrouwen dat de regels voor de uitoefening van rechten door separatisten strikt nageleefd worden. De rechtbank concludeerde dat De Lage Landen onrechtmatig had gehandeld door de verpande goederen te verkopen zonder de vereiste toestemming, en dat de boedel hierdoor schade had geleden. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van de curator en De Lage Landen, en er werd tussentijds hoger beroep toegestaan.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van wettelijke voorschriften bij de verkoop van verpande goederen in faillissementssituaties, en de verantwoordelijkheden van zowel de curator als de pandhouder. De rechtbank stelde dat de curator het recht had om de verpande zaken op te eisen en dat De Lage Landen moest bijdragen aan de faillissementskosten, omdat zij haar rechten niet tijdig had uitgeoefend.