ECLI:NL:RBSHE:2007:BB0214

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/997004-07
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaaldelijk opzettelijk overtreden van de Flora- en Faunawet met betrekking tot beschermde vogels

In deze zaak, die op 24 juli 2007 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, stond de verdachte terecht voor herhaaldelijk opzettelijk overtreden van de Flora- en Faunawet. De tenlastelegging omvatte onder andere het vangen en verhandelen van beschermde vogels, waaronder barmsijsjes, pestvogels en geelgorzen, en het gebruik van valse pootringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 december 2006 in Ospel, samen met anderen, met lijm besmeurde stokjes in de grond had gestoken om vogels te vangen. Tijdens de aanhouding werden meerdere met lijm besmeurde vogels aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feitelijke macht had over de inbeslaggenomen vogels, en sprak hem vrij van enkele tenlastegelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte andere feiten, zoals het voorhanden hebben van beschermde vogels en het gebruik van valse pootringen, wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 203 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De beslissing omvatte ook de onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen goederen en vogels.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer dagvaarding: 01/997004-07
Parketnummer vordering: 01/889014-05
Datum uitspraak: 24 juli 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 juni 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 december 2006, te Ospel, in de gemeente Nederweert, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen één of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten zes, in elk geval een aantal, putters, heeft gevangen, althans met het oog daarop heeft opgespoord;
(Artikel 9 van de Flora- en faunawet)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 december 2006, te Ospel in de gemeente Nederweert,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, heeft
gejaagd met (een) ander(e) dan de tot jagen geoorloofd(e) middel(en), bedoeld
in artikel 50 lid 1 van de Flora- en faunawet, te weten met lijm(stokken)
en/of (een) lokvogel(s);
(Artikel 53 van de Flora- en faunawet)
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2006 tot en met 16 april 2007 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten
- ongeveer 116 vogels, waaronder barmsijsjes, pestvogels, geelgorzen, kneuen, putters, baardmannen, een veldleeuwerik, sijsjes, Europese kanaries, vinkjes, blauwborstjes, gele kwkikstaarten, roodborstjes, goudvinkje, zanglijsters, zwartkoppen, groenlingen, kluten,
plevieren, een keep, een merel, een ortolaan en/of een graspieper en/of
- twee Europese eekhoorns
heeft gekocht en/of verworven en/of ten verkoop voorhanden heeft gehad en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of heeft afgeleverd en/of heeft gebruikt voor commercieel gewin en/of heeft geruild en/of binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of onder zich heeft gehad;
(artikel 13 lid 1 van de Flora en faunawet)
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2006 tot en met 16 april 2007 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk een of meer vogels, waaronder barmsijsjes, pestvogels, geelgorzen, kneuen, putters, baardmannen, een veldleeuwerik, sijsjes, Europese kanaries, vinkjes, blauwborstjes, gele kwkikstaarten, roodborstjes, goudvinkje, zanglijsters, zwartkoppen, groenlingen, kluten, plevieren, een keep, een merel, een ortolaan en/of een graspieper heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vogels telkens wist dat het door misdrijf verkregen vogels betrof;
(artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2006
tot en met 16 april 2007 te Helmond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) gesloten pootring(en), - (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, hebbende hij al dan niet tezamen met die ander(en) toen en daar (een) beschermde inheemse vogel(s) voorzien van (een) pootring(en) die bestemd was/waren voor die vogel(s) en/of die door oprekken van formaat was/waren veranderd en/of die was/waren voorzien van (een) valse ringnummer(s), althans van (een) ringnummer(s) dat/die niet voor zijn, verdachtes, vogels en/of voor de door hem en/of die ander(en) daarmee geringde vogels was/waren afgegeven;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 16 februari 2007, in elk geval in het jaar 2007, in de gemeente Veere, in elk geval in de provincie Zeeland, en/of in de gemeente Helmond al dan niet opzettelijk één of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse en/of beschermde uitheemse diersoort, te weten een bruinvis, heeft gevangen en/of onder zich heeft gehad, althans een product van een dier, te weten een dode bruinvis, onder zich heeft gehad;
(Artikel 13 lid 1 onder A van de Flora- en faunawet)
6.
hij in of omstreeks het jaar 2006 in de gemeente(n) Veere en/of Kamperland, in elk geval in de provincie Zeeland in een als staatsnatuurmonument en/of beschermd natuurmonument aangewezen gebied, al dan niet opzettelijk dieren heeft verontrust en/of heeft gevangen en/of heeft gedood en/of heeft gepoogd te verontrusten en/of te vangen en/of te doden, althans in het algemeen daarin schade aan de natuur heeft toegebracht, immers heeft hij toen en daar krabben en/of kreeften gevangen;
(Artikel 16 van de Natuurbeschermingswet)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van
11 juli 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/889014-05 is aangebracht bij vordering van 22 juni 2007. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige economische kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 24 juli 2007. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft het onder feit 1 primair tenlastegelegde onvoldoende is vast komen te staan dat verdachte de feitelijke macht kon uitoefenen over de zes later inbeslaggenomen vogels. Er is derhalve geen sprake van een voltooid delict.
Voor wat betreft het onder feit 6 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat noch uit het proces-dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting genoegzaam is gebleken dat verdachte in de tenlastegelegde periode in de provincie Zeeland in een als staatsnatuurmonument en/of een beschermd natuurmonument aangewezen gebied krabben of kreeften heeft gevangen.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en onder feit 6 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging.
Ten aanzien van het onder feit 1 na wijziging subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman van verdachte gepleit voor vrijspraak, nu naar het oordeel van de verdediging dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is in een periode van ongeveer twee weken tweemaal in de directe nabijheid van de locatie waar hij op 13 december 2006 werd aangehouden aangetroffen, samen met [medeverdachte]. Deze [medeverdachte] heeft de eerste keer op 29 november 2006 verklaard dat zijn maat, naar later blijkt verdachte, zojuist uit de richting van de bossen nabij Ospel kwam gelopen. Ter terechtzitting van 11 juli 2007 heeft verdachte verklaard dat hij en [medeverdachte] goede kennissen van elkaar zijn, terwijl hij eerder had verklaard die [medeverdachte] niet te kennen.
De heer [medeverdachte] en verdachte zijn op 29 november 2006 naar het oordeel van de rechtbank samen in een personenauto, merk [...] met kenteken [...] naar de locatie gereden. Enkele dagen na 29 november 2006 werden door een vogelspotter in een weiland in de directe omgeving van de plaats waar de auto werd aangetroffen zogenaamde lijmstokjes gevonden.
Op 13 december 2006 troffen verbalisanten op de parkeerplaats nabij het nationaal park ‘De Groote Peel’, voornoemde personenauto wederom aan. Verdachte is kort daarna even verderop gehurkt in het veld door verbalisanten waargenomen. Verbalisanten hebben toen op een afstand van ongeveer 1,5 meter gezien dat hij daar zogenaamde lijmstokjes in de grond aan het steken was. Naast hem werd, binnen handbereik, een plastic tas met daarin nog meer met lijm besmeurde stokjes aangetroffen. Verbalisanten verklaren dat deze locatie een vangplaats voor vogeltjes van ongeveer 1,5 vierkante meter is, waarbij op de plaats waar de lijmstokjes in de grond geplaatst waren ook lokvoer was gestrooid.
Nadat verdachte is aangehouden werd door de verbalisanten even verderop een zelfde vangplaats aangetroffen. Bij deze vangplaats stond tevens een zogenaamd lokkooitje met daarin een levende geringde putter. In de directe omgeving worden dan zes putters aangetroffen. Deze putters waren zodanig met lijm besmeurd waren dat zij niet meer konden vliegen. Deze vogels zijn toen inbeslaggenomen.
Bij die tweede vangplaats werd ook een plastic zak met meelwormen, zijnde een voermiddel voor dit soort vogels, aangetroffen.
Verdachte heeft ten overstaan van de verbalisanten verklaard dat hij de lijmstokjes niet geplaatst kan hebben, nu hij geen met lijm besmeurde handen had. De verbalisanten hebben vastgesteld dat de lijmstokjes 30 centimeter lang waren, waarbij over een lengte van 20 centimeter lijm aangebracht was.
Hierdoor bestond voor verdachte de mogelijkheid deze lijmstokjes in de grond te steken, zonder dat zijn handen hierbij met lijm besmeurd zouden worden en acht de rechtbank de verklaring van verdachte op dit punt niet redengevend om aan te moeten nemen dat hij de stokjes niet in de grond heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven beschreven gedragingen van verdachte en zijn mededader op 13 december 2006 onder de gegeven omstandigheden naar hun uiterlijke verschijningsvorm duidelijk gericht waren op het opsporen en vangen van vogels. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 juli 2007 verklaard dat hij bij het kopen van een vogel niet altijd de ring heeft gecontroleerd, waardoor ook verdachte toegeeft dat daardoor de mogelijkheid bestaat dat hij vogels heeft gekocht die voorzien zijn van een onvolkomen pootring. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij over de benodigde apparatuur beschikt om ringen passend te maken. Tevens heeft hij verklaard dat hij bij het ringen van zelf gekweekte vogels gebruik heeft gemaakt van ringen die waren verstrekt aan andere kwekers dan aan hem of aan medeverdachte mevrouw [medeverdachte]. Verdachte heeft gedetailleerd aangegeven welke vogels hij gekocht heeft en welke vogels van eigen kweek afkomstig zouden zijn.
Door een deskundige van de Algemene Inspectie Dienst is geconstateerd dat er met de pootringen van vogels geknoeid was. De deskundige geeft aan dat enkele pootringen niet volkomen waren, dat meerdere pootringen afkomstig waren van andere kwekers dan van verdachte of zijn medeverdachte mevrouw [medeverdachte], danwel dat er werktuigsporen op de ringen zijn aangetroffen.
Gelet op vorenstaande mochten verdachte en/of zijn medeverdachte deze vogels niet onder zich hebben. Zij wisten ook gelet op hun jarenlange ervaring als vogelhouder, dat zij een aantal van deze vogels niet voorhanden hadden mogen hebben.
Voorts wist verdachte dat hij de zelf gekweekte vogels, mede gelet op de systematiek van het ringen van vogels en de regelgeving hieromtrent, niet had mogen ringen met pootringen die door de ringencommissaris van de vogelbond aan een andere kweker dan hemzelf en/of de medeverdachte mevrouw [medeverdachte] waren verstrekt.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 2 tot en met 4 wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair.
op 13 december 2006, in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander, één of meer dieren (vogels), behorende tot een beschermde inheemse diersoort te vangen, met dat opzet (aldaar) op plaatsen een hoeveelheid met lijm besmeurde metalen stokjes in de grond heeft gestoken en aldaar lokvoer voor vogels op de grond heeft gestrooid en een lokkooitje met een levende vogel heeft geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van feit 2.
op tijdstippen in de periode van 13 december 2006 tot en met 16 april 2007 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten
- ongeveer 98 vogels, waaronder barmsijsjes, pestvogels, geelgorzen, kneuen, een veldleeuwerik, Europese kanaries, vinkjes, gele kwikstaarten, goudvinkje, zanglijsters, kluten, plevieren, een keep, een merel, een ortolaan en een graspieper en
- twee Europese eekhoorns
onder zich heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3.
op tijdstippen in de periode van 13 december2006 tot en met 16 april 2007 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk vogels, waaronder barmsijsjes, pestvogels, geelgorzen, kneuen, putters, baardmannen, een veldleeuwerik, sijsjes, Europese kanaries, vinkjes, blauwborstjes, gele kwikstaarten, roodborstjes, goudvinkje, zanglijsters,
zwartkoppen, groenlingen, kluten, plevieren, een keep, een merel, een ortolaan
en een graspieper heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die vogels telkens wist dat het door misdrijf verkregen vogels betrof.
Ten aanzien van feit 4.
op tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2006 tot en met
16 april 2007 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valse gesloten pootring(en), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst, hebbende hij tezamen met die ander toen en daar (een)beschermde inheemse vogel(s) voorzien van een pootring die niet bestemd was voor die vogel(s) en/of die door oprekken van formaat was veranderd en/of die was voorzien van een ringnummer dat niet voor zijn, verdachtes, vogels en/of voor de door hem en/of die ander daarmee geringde vogels was afgegeven.
Ten aanzien van feit 5.
In de periode van 16 februari 2007 tot en met 7 juni 2007, in de provincie Zeeland en in de gemeente Helmond, opzettelijk een product van een dier, te weten een dode bruinvis, onder zich heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33b, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 225, 416
Wet op de economische delicten art. 1a, 2, 6, 87
Flora- en faunawet art. 1, 9, 13, 127
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarde dat verdachte, binnen 6 maanden na onherroepelijk worden van het vonnis, een bedrag van € 3000,- ten behoeve van de Vogelbescherming Nederland overmaakt op girorekeningnummer 656500.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de eerder onder parketnummer 01/889014-05 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 56 dagen.
Daarnaast heeft de officier van justitie deels teruggave, deels onttrekking aan het verkeer en deels verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen en vogels gevorderd.
De op te leggen straffen en maatregel.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd ter zake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld en wel in 2005;
- verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten gepleegd kort na een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten;
- verdachte is in december 2006 betrapt bij het plegen van strafbare feiten en is ondanks dat hiermee toch doorgegaan tot zijn aanhouding in april 2007;
- verdachte is kennelijk tot op heden niet of onvoldoende bereid zijn hardnekkig verwerpelijk gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur op zijn plaats.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:
- met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen en/of vogels vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:
- met betrekking tot welke de feiten zijn begaan;
- met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid;
- van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte/veroordeelde zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan het (herhaaldelijk) opzettelijk overtreden van de Flora- en Faunawet met betrekking tot beschermde vogels. In beginsel zou dit dienen te leiden tot onverkorte tenuitvoerlegging in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt echter rekening met het feit dat verdachte/veroordeelde in de nieuwe strafzaak zich gedurende langere tijd in voorlopige hechtenis heeft bevonden, waarvan een aanzienlijk deel in beperkingen. Om die reden besluit de rechtbank dat de tenuitvoerlegging kan plaats hebben door omzetting van de gevangenisstraf naar een werkstraf van nader aan te geven omvang.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder feit 1 primair en onder feit 6 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervoor vrijspreken.
Verklaart het tenlastegelegde voor het overige bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Medeplegen van poging tot:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en
faunawet, opzettelijk begaan
T.a.v. feit 2:
Medeplegen van:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid aanhef en
onder a, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
Medeplegen van:
opzetheling, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 4:
Medeplegen van:
opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225,
eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5:
Medeplegen van:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid aanhef en
onder a, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
Gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 203 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
Werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de na te
noemen nummers, voorkomend op de bijgevoegde lijst met inbeslaggenomen
goederen, 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23,
24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44,
46, 47, 48, 49, 53, 54, 59, 61, 68, 69, 70, 74, 75, 77, 79, 81, 82, 84, 85, 86, 87,
88, 89, 90, 91, 92, 93 tot en met 143 en 145 tot en met 163, 164, 165, 166,
167.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de na te noemen
nummers, voorkomend op de bijgevoegde lijst met inbeslaggenomen goederen, 49,
50, 51, 52, 55, 56, 57, 58, 60, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 71, 72, 73, 76, 78, 80,
83.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: de na te noemen nummers,
voorkomend op de bijgevoegde lijst met inbeslaggenomen goederen, 2, 6, 12, 22,
31, 45, 144, 168, 169, 170, 171, 172, 173, aan verdachte.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Dit bevel was op 22 juni 2007 reeds geschorst.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
In plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij vonnis van de
meervoudige economische kamer , d.d. 30 november 2005 onder parketnummer
01/889014-05 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, gelast de meervoudige
economische kamer een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 112 uur te
vervangen door 56 dagen hechtenis indien de veroordeelde deze taakstraf niet
naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Visser, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 24 juli 2007.
6
Parketnummer dagvaarding: 01/997004-07
Parketnummer vordering: 01/889014-05
[verdachte]