VONNIS (promis)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845190-07
Datum uitspraak: 10 juli 2007
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
in de zaak tegen:
[verdachte]]
[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juni 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 mei 2007. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 26 juni 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht (bijlage). Met inachtneming van deze vordering is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2007 te Oss ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot
-(wekelijkse) afgifte/verstrekking van een hoeveelheid/hoeveelheden geld, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of de werkgever van [slachtoffer]] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
-het aangaan van een schuld,
met voormeld oogmerk een pistool ter hand heeft genomen en/of (vervolgens) naar [slachtoffer] is toegelopen en/of (vervolgens) [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) dat pistool op/tegen een wang van [slachtoffer] heeft gezet en/of (vervolgens) met [slachtoffer] naar een bus is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 maart 2007 te Oss [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "we gaan langs, anders schiet ik je voor je neefjes kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (daarbij) opzettelijk dreigend een pistool ter hand genomen en/of (vervolgens) [slachtoffer] bij de keel gepakt en/of (vervolgens) dat pistool op/tegen een wang van [slachtoffer] gehouden;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2007 te Oss een of meer vuurwapens van categorie
III, te weten:
-een pistool, kaliber 6.35 mm, merk Star / Tanfoglio en/of
-een pistool, merkloos, afgeleid van het model Sig Sauer, kaliber 9x19 mm (9 mm Luger)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 Wet Wapens en Munitie).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
*Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de poging tot afpersing en het verboden wapenbezit bewezen.
*Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit terzake van feit 1 primair en subsidiair. De raadsman
stelt zich op het standpunt dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat ter ondersteuning van de verklaring van aangever en dat het alibi van verdachte dat hij
zich ten tijde van het vermeende incident in coffeeshop ‘De Jungle’ bevond niet dan wel onvoldoende wordt weerlegd door het aanwezige bewijs. Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
*Het oordeel van de rechtbank.
(t.a.v. feit 1)
De rechtbank overweegt het navolgende over de bewijsmiddelen.
Op 25 maart 2007 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan jegens verdachte. [slachtoffer] verklaart hierin onder meer dat verdachte zich op zondag 25 maart 2007 rond 12:00 uur in
zijn, [slachtoffer] woning te [adres] bevond en dat verdachte met een pistool in zijn hand op hem kwam afgelopen, hem bij de keel vastpakte en het pistool tegen diens wang aandrukte. [slachtoffer] beschrijft het wapen als zijnde een zwartkleurig vuurwapen met zilver op de loop1.
[Verbalisant] constateert tijdens het verhoor van aangever [slachtoffer] een schram/ blauwe plek aan de rechterzijde van diens nek2.
[Verbalisanten] zijn kort na 12:15 uur ter plaatse op [adres] te Oss en worden aldaar aangesproken, zijnde de vriend van de moeder van aangever . Op de vraag wat er was gebeurd horen [verbalisanten] onder meer zeggen: ‘(voornaam verdachte) had een pistool…uh ding…gericht op (voornaam slachtoffer)’3.
Op 25 maart 2007 worden in de personenauto van verdachte (Mitsubishi Colt) twee vuurwapens aangetroffen onder de zitting van de achterbank, waaronder een zilverkleurig vuurwapen4 met zwartkleurige kolfplaten 5.
Op grond van het vorenoverwogene oordeelt de rechtbank dat de verklaring van aangever op onderdelen voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals hiervoor genoemd.
Voor wat betreft het alibi van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft op 28 maart 2007 ten overstaan van de rechter-commissaris onder meer verklaard dat hij op 25 maart 2007 tussen 11:00 en 13:30 uur de hele tijd in coffeeshop ‘De Jungle’ te Oss is geweest en dat hij toen met [een man] heeft gedart en aan [een vrouw] om dartpijlen heeft gevraagd. Verdachte heeft deze verklaring ter zitting herhaald.
Tijdens de behandeling van de vordering tot gevangenhouding d.d. 4 april 2007 heeft de raadsman aan de voorzitter van de raadkamer diverse handgeschreven verklaringen van bezoekers van ‘De Jungle’ overgelegd, inhoudende -kort gezegd- dat verdachte zich op het tijdstip van het onderhavige feit in (de buurt van) genoemde coffeeshop bevond. [man], zijnde een vriend van verdachte, verschaft verdachte in zijn verklaring d.d. 23 april 2007 een overeenkomstig alibi, doch verklaart hierbij tevens dat het al weer lang geleden is en dat hij en [verdachte] vaker in ‘De Jungle’ komen.
Daar tegenover stelt de rechtbank vast dat:
-verdachtes vriendin op zondag 25 maart 2007 heeft verklaard dat verdachte
die dag om 11:00 uur nog op bed lag en dat hij, verdachte, in de periode 12:00/12:30 uur tot
12:45 uur maar een kwartiertje is weggeweest6;
-[de vrouw] op 23 april 2007 heeft verklaard -kort gezegd- dat zij werkt in coffeeshop
‘De Jungle’ te Oss doch nooit op zondag en dat zij die bewuste zondag ook niet in de ‘De
Jungle’ is geweest en dus de haar bekende [verdachte] ook niet gezien kan hebben7.
De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de juistheid van laatstgenoemde twee verklaringen te twijfelen en hecht dan ook geen geloof aan voornoemde verklaring van verdachte, de op 23 april 2007 afgelegde verklaring van [de man] en evenmin aan de niet-verifieerbare handgeschreven briefjes die verdachte een alibi zouden moeten verschaffen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht de poging tot afpersing (feit 1 primair) niet bewezen, aangezien essentiële onderdelen van de tenlastelegging, meer specifiek de afgifte/verstrekking van geld en/of het aangaan van een schuld, door geen enkel ander bewijsmiddel dan de aangifte worden geschraagd. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Gelet op de hiervoor onder noot 1 t/m 5 vermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever –kort gezegd- heeft bedreigd met een vuurwapen
(feit 1 subsidiair). De rechtbank acht hierbij de uitgeschreven verbale bedreiging niet bewezen, aangezien dit onderdeel van de tenlastelegging naast de aangifte door geen enkel bewijsmiddel wordt ondersteund. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
(t.a.v. feit 2)
De rechtbank acht op grond van:
-de bekennende verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris8 en ter zitting van 26 juni
20079;
-het relaas van bevindingen van verbalisanten (aantreffen twee vuurwapens in personenauto
verdachte)10;
-het relaas van onderzoeksbevindingen (twee vuurwapens van categorie III)11
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(1 subsidiair)
op 25 maart 2007 te Oss [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool ter hand genomen en vervolgens [slachtoffer] bij de keel gepakt en vervolgens dat pistool op/tegen een wang van [slachtoffer] gehouden.
(2.)
op 25 maart 2007 te Oss vuurwapens van categorie III, te weten:
-een pistool, kaliber 6.35 mm, merk Star / Tanfoglio en
-een pistool, merkloos, afgeleid van het model Sig Sauer, kaliber 9x19 mm (9 mm Luger)
voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 285;
Wet wapens en munitie art. 2, 26 en 55.
*De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek gevorderd.
*Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de oplegging van een vrijheidsstraf overeenkomstig het ondergane voorarrest bepleit.
*Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder
dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft [slachtoffer] in zijn eigen woning, een plaats die nu juist veiligheid en geborgenheid zou moeten bieden, met een vuurwapen bedreigd. Hierbij is verdachte er voorts niet voor teruggedeinsd om het vuurwapen tegen de wang van [slachtoffer] te houden in
het bijzijn van zijn twee jeugdige neefjes. Het zeer bedreigende karakter van verdachtes handelen betreft een grove aantasting van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, die daardoor enkele zeer angstige momenten heeft moeten doorstaan. Met de officier van justitie is de rechtbank het eens dat er sprake is geweest van grof machtsvertoon zonder enige consideratie jegens het slachtoffer. Daarnaast constateert de rechtbank dat verdachte, ondanks een eerdere veroordeling vanwege wapen-wetdelicten (13 juli 2006), wederom soortgelijke delicten heeft gepleegd. Immers, in de personenauto van verdachte zijn onder de achterbank twee vuurwapens aangetroffen. Hierbij rekent de rechtbank verdachte extra zwaar aan dat in de patroonhouders van de vuurwapens patronen zaten en dat één van de vuurwapens in doorgeladen positie stond, hetgeen als extreem gevaarzettend kan worden aangemerkt. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat door verdachtes strafbare gedragingen algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden aangewakkerd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Uit het relatief beperkte strafblad van verdachte leidt de rechtbank af dat hij nooit eerder tot een vrijheidsstraf is veroordeeld en evenmin tot een voorwaardelijke straf. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de proceshouding van verdachte en zijn strafblad thans niet in weg behoeven te staan van de oplegging van een deels voorwaardelijke straf.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank dan ook bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van enkele onderdelen van de tenlastelegging en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair te tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. feit 2:
handelen in strijd met art. 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. van Dellen, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. M.E. Bartels, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 10 juli 2007.
1verklaring [slachtoffer], pag. 24-25 van het eindpv
2proces-verbaal van bevindingen, pag. 33 van het eindpv
3proces-verbaal van bevindingen, pag. 26 van het eindpv
4proces-verbaal van bevindingen, pag. 29-30 van het eindpv
5proces-verbaal van onderzoeksbevindingen van [verbalisant] d.d. 29 mei 2007, 1e pagina en fotoblad 1
6verklaring, pag. 39-40 van het eindpv
7verklaring, pag. 38 van het eindpv
8verklaring verdachte in het kader van de inverzekeringstelling en inbewaringstelling d.d. 28 maart 2007
9verklaring verdachte ter zitting van 26 juni 2007
10proces-verbaal van bevindingen, pag. 29-30 van het eindpv
11proces-verbaal van onderzoeksbevindingen van [verbalisant] d.d. 29 mei 2007, 1e vier pagina’s en fotoblad 1
en 2