ECLI:NL:RBSHE:2007:BA8239
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- J.H.W. Rullmann
- Rechtspraak.nl
Verhaal eigen bijdrage in gefinancierde rechtshulp en de maximale kosten voor rechtsbijstand
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 27 juni 2007, gaat het om de incasso van de eigen bijdrage die door de Raad voor Rechtsbijstand aan de rechtzoekende is opgelegd. De rechtzoekende, aangeduid als [NN], had een toevoeging aangevraagd en was aanvankelijk € 677,00 verschuldigd, waarvan € 377,00 als voorschot was voldaan. De Raad voor Rechtsbijstand had de vergoeding forfaitair vastgesteld op € 491,15, wat leidde tot een verrekening met de eigen bijdrage. De president van de rechtbank, mr. J.H.W. Rullmann, heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat de rechtzoekende nooit meer aan eigen bijdrage verschuldigd kan zijn dan het bedrag dat hij zou hebben betaald zonder toevoeging. Dit is in lijn met de wetgeving omtrent gefinancierde rechtshulp, die beoogt dat de kosten voor rechtsbijstand niet hoger zijn voor rechtzoekenden die een toevoeging hebben aangevraagd.
De rechtbank heeft het nog te betalen bedrag van de eigen bijdrage vastgesteld op € 3,99. Dit bedrag is het resultaat van een berekening waarbij rekening is gehouden met het uurtarief van de advocaat, dat op € 150,00 per uur is vastgesteld. De advocaat had 1 uur en 55 minuten aan de zaak besteed, wat resulteert in een salaris van € 287,50, plus diverse kosten en btw, wat het totaal op € 380,99 bracht. Aangezien het voorschot van € 377,00 al was betaald, resteerde er nog een bedrag van € 3,99 dat door de rechtzoekende moest worden voldaan.
De uitspraak benadrukt dat het niet de bedoeling is dat een rechtzoekende met een toevoeging meer betaalt dan zonder toevoeging, en dat de advocaat niet meer kan ontvangen dan de door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde vergoeding. Dit waarborgt dat de gefinancierde rechtshulp toegankelijk blijft voor rechtzoekenden, zonder dat zij financieel benadeeld worden door het aanvragen van juridische bijstand.