ECLI:NL:RBSHE:2007:BA7816

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839336-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. S. van Lokven
  • mr. S.J.W. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord met tbs en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot moord. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, heeft samen met een medeverdachte het slachtoffer opgewacht met de intentie deze te doden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van psychische overmacht, aangezien de verdachte bewust heeft gekozen om het slachtoffer te benaderen en niet heeft getwijfeld aan zijn rol in het misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 september 2006 in Helmond, samen met een ander, kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd, maar dat de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie bevestigd. De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat er sprake was van psychische overmacht, verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar dat dit niet leidt tot psychische overmacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en tbs met verpleging van overheidswege, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de adviezen van deskundigen in overweging genomen, die hebben geadviseerd tot tbs met dwangverpleging.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839336-06
Datum uitspraak: 23 mei 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in
de zaak tegen:
(verdachte)
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 februari 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 september 2006 te Helmond, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een of meer
kogels op/in het lichaam van [slachtoffer] heeft/hebben afgevuurd/geschoten en/of
een of meer kogels in de richting van [slachtoffer] heeft/hebben
afgevuurd/geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid.
(artikel 287/289 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 9 mei 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte, met inachtneming van de wijziging tenlastelegging ter terechtzitting:
op 17 september 2006 te Helmond, tezamen en in vereniging
met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een
kogel op/in het lichaam van [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Door de verdediging is aangevoerd dat er aan de zijde van verdachte ten tijde van het plegen van de hem verweten gedragingen sprake was van psychische overmacht. Daarbij wordt verwezen naar de rapportages die zijn uitgebracht over verdachte en de concrete omstandigheden waarin hij zich bevond. Daarbij wordt met name gewezen op de dreiging die zou uitgaan van [medeverdachte 1]] De rechtbank verwerpt dit verweer, gelet op het navolgende.
Verdachte heeft er bewust voor gekozen om samen met [medeverdachte 1] het [slachtoffer] op te wachten bij diens woning met de bedoeling [slachtoffer] dodelijk neer te schieten. Dit leidt de rechtbank af uit het volgende.
Verdachte is welbewust de tweede keer terug gegaan naar de woning van [slachtoffer], terwijl hem eerder door [medeverdachte 2] was verteld dat het aanvankelijke plan om [slachtoffer] dood te schieten was ingetrokken door [medeverdachte 3] In de tijd dat de latere schutter [medeverdachte 1] nader overleg had met de uitlokker [medeverdachte 3] in de woning van die [medeverdachte 3], bevond verdachte zich buiten de woning en had hij zich door eenvoudig weg te gaan kunnen onttrekken aan de situatie. Ook andere handelingen, zoals het samen met [medeverdachte 1] tot twee maal toe benaderen van een chauffeur voor het vervoer van en naar de woning van het [slachtoffer], bevestigen het feit dat verdachte gedurende langere tijd volwaardig was betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van het later gepleegde misdrijf.
Uit het dossier is ook anderszins niet gebleken van gedragingen of uitlatingen die aannemelijk maken dat verdachte zijn rol -op enig moment voorafgaand aan het misdrijf-
niet langer wilde vervullen. Van feiten en omstandigheden die er voor zorgden dat verdachte zich geestelijk niet kon verzetten tegen de wensen van (een) medeverdachte(n) is evenmin gebleken. Bij dit oordeel is het volgende van belang.
Van psychische stoornissen die tot gevolg hebben gehad dat verdachte een verstoorde waarneming van de werkelijkheid had voorafgaand aan en/of ten tijde van het plegen van het misdrijf is blijkens de rapportages in het geheel niet gebleken, wel van stoornissen die hem in zekere mate beperkten in zijn gedragskeuzen. Dit leidt echter niet tot psychische overmacht maar tot een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid die bij de hoogte van de bestraffing tot uitdrukking komt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 45, 47, 37a, 37b, 289
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, alsmede TBS met dwangverpleging.
De op te leggen straf en maatregel.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd terzake van geweldsdelicten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld;
- het zeer gewelddadige karakter van het door verdachte en zijn mededaders gepleegde strafbare feit op 17 september 2006 te Helmond, waarbij de mededader van verdachte op korte afstand wel- en doelbewust met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten. Verdachte was ter plekke aanwezig. Het feit dat het slachtoffer niet dodelijk is geraakt, is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft niets gedaan om zijn mededader tegen te houden om tegen een geldelijke vergoeding het slachtoffer neer te schieten. Verdachte heeft zich om het lot van het slachtoffer volstrekt niet bekommerd;
- het slachtoffer heeft door de excessieve gedragingen van verdachte en zijn mededaders enkele zeer beangstigde momenten meegemaakt, hetgeen – naast opgelopen letsel – niet zelden psychische klachten tot gevolg heeft.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte heeft het door hem gepleegde strafbare feit bij de aanvang van het tegen hem ingestelde onderzoek toegegeven en tevens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend;
- verdachte is niet de initiatiefnemer van het mede door hem gepleegde strafbare feit geweest.
Op 27 februari 2007 hebben de [psychiater], een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt:
Betrokkene lijdt aan een tweetal gebrekkige ontwikkelingen van zijn geestvermogens: zowel aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis als aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, daarenboven bestaat er tenminste één ziekelijke stoornis van de geestvermogens en mogelijk zelfs twee, te weten een afhankelijkheid van verscheidene drugs (cocaïne, cannabis), terwijl mogelijk ook sprake is van ADHD. De gedragingen van betrokkene werden ten tijde van het plegen van het delict beïnvloed door de psychopathologie beschreven onder bovenstaand. Betrokkene is licht verminderd toerekeningsvatbaar. Het gebrek aan empathie, het egocentrisme, de agressiviteit en impulsiviteit voortkomend uit de persoonlijkheidsstoornissen van betrokkene en, in het verlengde van deze persoonlijkheidsstoornissen, de middelenafhankelijkheid maken het waarschijnlijk dat betrokkene zich bij gelijkblijvende psychopathologie in de toekomst opnieuw te buiten zal gaan aan agressief of impulsief gedrag. Daarenboven is betrokkene mogelijk ook lijdende aan ADHD, hetgeen kan bijdragen aan een verstoorde impulsregulatie en ook een onderhoudende factor kan zijn voor middelenafhankelijkheid. Wij adviseren betrokkene een intensieve intramurale behandeling op te leggen waarbinnen betrokkene behandeld kan gaan worden vanuit een bio-psycho-sociale visie op deze pathologie. De diversiteit van de psychopathologie vereist een breed opgezet therapeutisch kader. De ernst vereist een intensieve intramurale behandeling. Wij adviseren betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
Op 6 maart 2007 heeft de [psycholoog], een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te omschrijven als een afhankelijkheid van meerdere middelen in het kader van zowel een borderline persoonlijkheidsstoornis als een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit omschreven beeld was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. De omschreven ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens beïnvloedde gedragskeuzen van betrokkene in die mate dat het delictgedrag daar deels uit verklaard kan worden. Betrokkene moet licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. De volgende factoren uit de stoornis van betrokkene zijn van belang voor de kans op herhaling: impulsiviteit, manipulatief gedrag, middelen misbruik, grenzeloosheid, emotionele labiliteit, misbruiken van anderen, gebrek aan empathie. Andere factoren die in ogenschouw moeten worden genomen zijn: zeer beperkt netwerk, slechte maatschappelijke inbedding, geen vaste woonplaats. De voornoemde factoren beïnvloeden elkaar wederzijds negatief en versterkend. Het is van groot belang dat betrokkene behandeld wordt. Aan betrokkene dient TBS met dwangverpleging opgelegd te worden. Zodoende is gewaarborgd dat betrokkene een behandeling ondergaat en dat het hoge recidivegevaar in dit geval voldoende beheerst wordt. Betrokkene zal binnen andere behandelsettings te veel risico lopen weer in de fout te gaan en de behandeling te ondermijnen.
Voormelde getuige-deskundigen zijn ter openbare terechtzitting van 9 mei 2007 gehoord en hebben gepersisteerd bij hun advies. De rechtbank neemt de conclusies, de adviezen en de gronden waarop deze berusten over en maakt deze tot de hare. Zij zal hiermede bij het opleggen van de straf en maatregel rekening houden.
De rechtbank overweegt dat het hierna te kwalificeren feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het een misdrijf betreft die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Voorts is de rechtbank van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van poging tot moord
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging voor de duur van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2007.