ECLI:NL:RBSHE:2007:BA7804

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839304-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot moord en verschillende overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 17 september 2006 in Helmond, samen met anderen, opzettelijk heeft geprobeerd het leven van een slachtoffer te beroven door met een vuurwapen op hem te schieten. De rechtbank concludeerde dat het schot gericht was en dat de verdachte op geen enkel moment heeft geaarzeld om het slachtoffer te doden, wat de poging tot moord bevestigde. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij geweld heeft gebruikt en dat hij het slachtoffer tegen een geldelijke vergoeding wilde doden.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk hennepplanten had geteeld en dat hij elektriciteit had gestolen van Essent Netwerk BV. De rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachten en getuigen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van acht jaar op, met aftrek van het voorarrest. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het gewelddadige karakter van het delict. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen berouw toonde en dat zijn gedrag ernstige gevolgen had voor het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839304-06 en 01/ 836655-06 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 23 mei 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2007.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 5 februari 2007 en 4 april 2007.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/839304-06 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 september 2006 te Helmond, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al
dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een
of meer kogels op/in het lichaam van [slachtoffer] heeft/hebben
afgevuurd/geschoten en/of een of meer kogels in de richting van [slachtoffer]
heeft/hebben afgevuurd/geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 / 289 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/836655-06 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2006 te Deurne opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft
gehad (in een pand aan (naam straat)) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
234 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(artikel 3 van de Opiumwet)
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2006 tot met met 10 april 2006 te Deurne opzettelijk heeft geteeld en/of
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft
gehad (in een pand aan (naam straat)) een hoeveelheid/hoeveelheden (in de
vorm van henneplanten) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(artikel 3 van de Opiumwet)
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 april 2006 te Deurne met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Essent Netwerk BV, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
(artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01/839304-06 is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 9 mei 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bewijsoverweging.
Ten aanzien van parketnummer 01/839304-06:
De raadsman van verdachte bepleit de vrijspraak van verdachte terzake de poging tot moord op 17 september 2006 in Helmond. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de stukken in het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat blijkens de verklaring van [getuige] verdachte eerder op de bewuste dag van 17 september 2006 op zoek was naar een persoon die als chauffeur wilde fungeren bij het plegen van een ernstig delict. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft volledige opening van zaken gegeven over het delict. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte2] Medeverdachte [medeverdachte3] legt een duidelijke verklaring af over hetgeen zich in de auto heeft afgespeeld kort voor het schietincident. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar, nu deze op belangrijke onderdelen worden ondersteund door zich in het dossier bevindende afgelegde verklaringen van getuigen. Bovendien dient opgemerkt te worden dat de medeverdachten door het afleggen van de verklaringen zichzelf ook belasten. Daarbij komt dat de uiterlijke beschrijving, die het slachtoffer geeft van de schutter, door medeverdachte [medeverdachte3] wordt gekoppeld aan de persoon van verdachte. Gelet op al het vorenstaande – in onderling verband en samenhang gezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is die op het slachtoffer heeft geschoten.
Voorts betoogt de raadsman van verdachte, indien bewezen, dat er geen sprake kan zijn van een serieuze poging tot moord door verdachte. De rechtbank overweegt dat door het op een afstand van circa drie meter schieten op het slachtoffer en deze vervolgens te raken in de arm op borsthoogte af te leiden valt, dat verdachte gericht op het lichaam van het slachtoffer heeft geschoten teneinde hem dodelijk te treffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij het overhalen van de trekker van een vuurwapen een schot een kleine afwijking kan hebben. Het door verdachte gerichte schot had voor het slachtoffer fatale gevolgen kunnen hebben. Dat dit de bedoeling was wordt versterkt door het feit dat, blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte3], verdachte zijn ongenoegen heeft geuit over het haperen van het vuurwapen, waardoor het schot kennelijk niet het beoogde resultaat heeft gehad. Gelet op het vorenstaande – in onderling verband en samenhang gezien - is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een deugdelijke poging tot moord en is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord.
Ten aanzien van parketnummer 01/836655-06 feit 2:
Blijkens de stukken in het dossier zijn op de zolder van de woning van verdachte - naast een in werking zijnde hennepkwekerij - vuilniszakken aangetroffen met restafval van reeds geoogste hennepplanten. Verdachte ontkent reeds eerder te hebben geoogst en legt over het door de politie aangetroffen restafval sterk wisselende verklaringen af. De rechtbank acht het op basis van de stukken in het dossier - in onderling verband en samenhang gezien – volstrekt onaannemelijk dat het restafval niet afkomstig is van een eerdere oogst en acht de verklaringen van verdachte ongeloofwaardig, zodat naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het telen van de hennepplanten waarvan het afval in zijn woning is gevonden.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 01/839304-06, met inachtneming van de wijziging tenlastelegging ter terechtzitting:
op 17 september 2006 te Helmond, tezamen en in vereniging
met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een
kogel op/in het lichaam van [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
ten aanzien van parketnummer 01/836655-06:
1.
op 11 april 2006 te Deurne opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan (straatnaam) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 234 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
in de periode van 1 januari 2006 tot 10 april 2006 te Deurne opzettelijk heeft geteeld
(in een pand aan de (straatnaam)) hoeveelheden (in de vorm van henneplanten) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 april 2006 te Deurne met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Essent Netwerk BV.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak onder parketnummer 01/839304-06 en parketnummer 01/836655-06 onder 1, 2 en 3 vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 45, 47, 57, 63, 289, 310
Opiumwet art. 3, 11
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 01/839304-06 en de feiten 1, 2 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 01/836655-06 een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van het voorarrest.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder met politie en/of justitie in aanraking gekomen, waaronder onder meer terzake van een opiumdelict;
- het zeer gewelddadige karakter van het door verdachte en zijn mededaders gepleegde strafbare feit op 17 september 2006 te Helmond, waarbij verdachte op korte afstand wel- en doelbewust met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten. Het feit dat het slachtoffer daarbij niet dodelijk is geraakt, is niet aan verdachte te danken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij er niet voor is teruggeschrokken om dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemens te gebruiken, waarbij hij zich om het lot van het slachtoffer volstrekt niet heeft bekommerd. Verdachte heeft geen enkel moment geaarzeld om het slachtoffer tegen een geldelijke vergoeding dood te schieten. Daarbij komt dat hij ook anderen, de medeverdachten, in zijn daad heeft betrokken. Tevens acht de rechtbank het uiterst kwalijk dat verdachte totaal niet heeft geschroomd om een persoon te bewegen een valse verklaring af te laten leggen;
- het slachtoffer heeft door de excessieve gedragingen van verdachte enkele zeer beangstigde momenten meegemaakt, hetgeen – naast opgelopen letsel – niet zelden psychische klachten tot gevolg heeft;
- uit niets is gebleken dat verdachte enige vorm van berouw toont en bereid is zijn crimineel gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde feit onder parketnummer 01/839304-06 alsmede de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 01/836655-06 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/839304-06:
medeplegen van poging tot moord
T.a.v. 01/836655-06:
feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 eerste lid onder B van de
Opiumwet gegeven verbod
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 eerste lid onder B gegeven
verbod
feit 3
diefstal
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. 01/839304-06, 01/836655-06 feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2007.