ECLI:NL:RBSHE:2007:BA7236

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
135834 - HA ZA 05-2721
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanhouding en onbevoegdverklaring in een internationale civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch is aangespannen, zijn de vennootschappen Continental Sprayers International Inc. (CSI) en Continental AFA Dispensing Company (CAFA) eiseressen in conventie en verweersters in reconventie. De gedaagde in conventie is AFA-Polytek B.V. De procedure betreft een complexe internationale rechtskwestie waarbij de vorderingen van CSI en CAFA zijn gebaseerd op verschillende overeenkomsten met AFA-Polytek. De rechtbank dient te oordelen over een verzoek tot aanhouding van de procedure in afwachting van een uitspraak van de Amerikaanse rechter, die momenteel een vergelijkbare zaak behandelt. De vorderingen van CSI en CAFA omvatten aanzienlijke geldbedragen die zij van AFA-Polytek eisen op basis van leningen, leveringen, licenties en leaseovereenkomsten. AFA-Polytek heeft in reconventie een tegenvordering ingesteld, waarin zij stelt dat CAFA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten en vraagt om schadevergoeding.

De rechtbank overweegt dat de vorderingen van CSI en CAFA in de hoofdzaak in conventie een verkapte exequaturprocedure vormen, waarbij zij een uitspraak van de Amerikaanse rechter willen laten erkennen en ten uitvoer leggen in Nederland. De rechtbank wijst op de relevante jurisprudentie, waaronder het Bontmantel-arrest en de Esmil-arresten, die de voorwaarden schetsen waaronder een buitenlandse uitspraak door de Nederlandse rechter kan worden erkend. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering ex artikel 431 lid 2 Rv, maar dat de procedure in de hoofdzaak moet worden aangehouden totdat de Amerikaanse rechter een uitspraak heeft gedaan. De rechtbank stelt AFA-Polytek in de gelegenheid om zich uit te laten over haar vorderingen in reconventie en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 135834 / HA ZA 05-2721
Vonnis in incident van 13 juni 2007
in de zaak van
1. de vennootschap naar het recht van Delaware, Verenigde Staten
CONTINENTAL SPRAYERS INTERNATIONAL INC.,
gevestigd te St. Peters, Missouri, V.S.,
2. de vennootschap naar het recht van Delaware, Verenigde Staten
CONTINENTAL AFA DISPENSING COMPANY,
gevestigd te St. Peters, Missouri, V.S.,
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
procureur mr. J.E. Benner,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AFA-POLYTEK B.V.,
gevestigd te Someren,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. R.A. Subnel.
Partijen zullen hierna CSI, CAFA en Afa-Polytek worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure in de hoofdzaak en in het incident blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring in reconventie en aanhouding, althans
schorsing in conventie en reconventie;
- de incidentele conclusie van antwoord in het incident in (re)conventie;
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in het incident tot aanhouding en tot onbevoegdverklaring
2.1. CSI en CAFA vorderen in de hoofdzaak onder meer dat Afa-Polytek wordt veroordeeld aan haar te voldoen een bedrag van USA $ 507.510,-- uit hoofde van een met Afa-Polytek gesloten overeenkomst van lening, een bedrag van USA $ 153.420,60 uit hoofde van een met Afa-Polytek gesloten overeenkomst tot levering, een bedrag van USA $ 32.995,98 uit hoofde van een met Afa-Polytek gesloten licentie overeenkomst en een bedrag van USA
$ 1.824.000,-- uit hoofde van een met Afa-Polytek gesloten lease overeenkomst.
Afa-Polytek vordert in de hoofdzaak in reconventie onder meer dat de rechtbank voor recht verklaart dat CAFA jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een drietal van de met haar gesloten overeenkomsten en aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade, alsmede CSI en CAFA veroordeelt tot betaling van de door haar geleden schade, op te maken bij staat.
2.2. CSI en CAFA vorderen in het incident dat de rechtbank de zaak in conventie aanhoudt, althans schorst, totdat in de Amerikaanse procedure een uitspraak is gedaan en die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan en dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen in reconventie kennis te nemen en daarover uitspraak te doen.
2.3. CSI en CAFA leggen - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag aan hun incidentele vordering tot aanhouding, dan wel schorsing van het geding in de hoofdzaak in conventie.
De in de hoofdzaak in het geding zijnde overeenkomsten bevatten allen een rechtskeuze voor het recht van de staat New York, Verenigde Staten van Amerika. De vorderingen in conventie zijn sinds september 2004 aan de orde in een procedure voor de United States Bankruptcy Court, Southern District of New York. De vorderingen in reconventie zijn aan de orde in een counterclaim in genoemde procedure. Naar verwachting zal de Bankruptcy Court tussen februari 2007 en mei 2007 uitspraak doen in deze procedure.
In het Bontmantel-arrest uit 1925 en later in de Esmil-arresten uit 1995 overwoog de Hoge Raad dat een vonnis dat door een ingevolge een forumkeuze bevoegde buitenlandse rechter is gewezen, slechts terzijde mag worden gesteld door de Nederlandse rechter indien het vonnis indruist tegen de Nederlandse beginselen van openbare orde. In de Esmil-arresten overwoog de Hoge Raad:
"Voorts verdient opmerking dat aangenomen moet worden dat bij het instellen van een vordering op de voet van artikel 431 lid 2 op grondslag van een uitspraak van een buitenlandse rechter die op grond van de jurisdictieclausule uitsluitend bevoegd is, in beginsel kan worden volstaan met het stellen van deze clausule en de op basis daarvan verkregen uitspraak, terwijl de vordering in beginsel slechts behoeft te strekken tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij bij die uitspraak is veroordeeld. In het geding zal, zo deze stellingen juist bevonden zijn, de gebondenheid van partijen aan deze uitspraak als uitgangspunt moeten worden genomen. "
De onderhavige Nederlandse procedure is een procedure ex artikel 431 lid 2 Rv. Het is immers de bedoeling van CSI en CAFA om door middel van de Nederlandse procedure, nadat de Amerikaanse rechter tot een uitspraak is gekomen, een uitspraak te verkrijgen die in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. CSI en CAFA hebben geen afstand gedaan van de forumkeuze in de overeenkomsten. Nu de Nederlandse rechter dient te beslissen op basis van de uitspraak van de Amerikaanse rechter, dient het geschil in de hoofdzaak in conventie te worden geschorst totdat de Amerikaanse rechterbij in kracht van gewijsde gegane uitspraak heeft beslist.
2.4. Afa-Polytek voert - zakelijk weergegeven - het volgende verweer.
Hoewel CSI en CAFA stellen dat de vordering in de hoofdzaak in conventie een procedure ex artikel 431 lid 2 Rv betreft, komt dit niet overeen met hetgeen CSI en CAFA in hun petitum hebben geformuleerd. Zij vorderen immers schadevergoeding tot een bedrag van USA $ 3.898.201,98 en afgifte van beslagen zaken. Indien CSI en CAFA daadwerkelijk een verkapte exequaturprocedure hadden willen aanspannen, hadden zij hun eis moeten beperken tot erkenning en veroordeling van Afa-Polytek tot hetgeen Afa-Polytek bij onherroepelijk vonnis van de Amerikaanse rechter zou worden veroordeeld. Het is CSI en CAFA evenmin uitsluitend te doen om het veiligstellen van het beslag. In dat geval hadden CSI en CAFA zich in hun petitum moeten beperken tot een vordering strekkende tot afgifte van de beslagen zaken. Gelet op het petitum in hun dagvaarding hebben CSI en CAFA er voor gekozen de zaak in weerwil van de forumkeuzebepalingen in volle omvang aan de rechtbank 's-Hertogenbosch voor te leggen. Voor aanhouding van het geschil in de hoofdzaak in conventie beroepen CSI en CAFA zich ten onrechte op de Esmil arresten. Deze arresten zijn niet van toepassing op het onderhavige geschil. Immers, in deze arresten speelde een omgekeerde situatie.
De onderhavige zaak is op 5 november 2004 bij de rechtbank 's-Hertogenbosch aangebracht, zodat artikel 12 van het herziene Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hierop van toepassing is. Dit gegeven en het feit dat de Verenigde Staten en Nederland geen verdrag tot erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen kennen, brengen mee dat litispendentie zich in het onderhavige geval niet voordoet. Voor aanhouding van de zaak is derhalve geen aanleiding, zodat het verzoek van CSI afgewezen moet worden.
2.5. CSI en CAFA leggen - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag aan hun incidentele vordering tot onbevoegdverklaring van de rechtbank in het geschil in de hoofdzaak in reconventie.
Tussen partijen staat vast dat de overeenkomsten waarop de reconventionele vorderingen zijn gebaseerd een schriftelijke forumkeuze voor de gerechten van de staat New York bevatten. Uit artikel 8 lid 2 Rv. volgt dat de Nederlandse rechter om die reden geen rechtsmacht heeft en de rechtbank 's-Hertogenbosch onbevoegd is ten aanzien van de reconventionele vorderingen. De rechtbank 's-Hertogenbosch kan geen competentie ontlenen aan artikel 7 lid 2 Rv. Uit de Parlementaire Geschiedenis blijkt dat artikel 7 lid 2 Rv de evenknie is van artikel 6 onder 2 en 3 EEX/EVEX. Onder het EEX/EVEX wordt algemeen aangenomen dat artikel 17 EEX/EVEX , dat bepaalt dat een door een forumkeuze aangewezen rechter bevoegd is, prevaleert boven artikel 6, onder 2 en 3 EEX/EVEX. Aangezien artikel 7 lid 2 Rv is ontleend aan artikel 6 lid 3 EEX geldt ten aanzien van artikel 7 lid 2 Rv evenzeer dat de forumkeuze prevaleert. CSI en CAFA hebben geen afstand gedaan van het forumkeuzebeding.
2.6. Afa-Polytek voert -zakelijk weergegeven het volgende verweer.
Hoewel in de overeenkomsten een forumkeuze is opgenomen ten faveure van de gerechten van de Staat New York, hebben CSI en CAFA afstand van de forumkeuze gedaan door haar vorderingen in volle omvang aan de beoordeling van de rechtbank 's-Hertogenbosch te onderwerpen. Afa-Polytek heeft met die afstand ingestemd door geen exceptie van onbevoegdheid op te werpen. Daarmee staat de rechtsmacht van de rechtbank 's-Hertogenbosch vast. Aan artikel 8 lid 2 Rv. komen partijen derhalve niet toe.
CSI en CAFA trachten aan de gevolgen van artikel 7 lid 2 Rv te ontkomen door te verwijzen naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 21 januari 1989, NJ 1989, 233. Deze uitspraak is evenwel niet van toepassing op het onderhavige geschil. Partijen hebben bij het sluiten van de overeenkomsten voor de beoordeling van de conventionele en reconventionele vorderingen geen aparte rechtbanken op het oog gehad. De Parlementaire geschiedenis bij artikel 7 Rv laat er geen misverstand over bestaan dat er bij rechtsmacht in conventie ook rechtsmacht in reconventie is gegeven, indien er sprake is van voldoende samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie.
3. De beoordeling in de incidenten
3.1. Nu partijen zijn overeengekomen dat bij uitsluiting de Amerikaanse rechter bevoegd is van uit de tussen hen gesloten overeenkomsten voortvloeiende geschillen en er geen sprake is van een verdrag inzake de wederzijdse erkenning en ten uitvoerlegging van vonnissen tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika, bestaat voor CSI en CAFA in principe nog de mogelijkheid om het reeds in de Verenigde Staten van Amerika bij de United States Bankruptcy Court tussen partijen aanhangige geschil op de voet van artikel 431 lid 2 Rv in Nederland aanhangig te maken en te trachten aldus een voor ten uitvoerlegging in Nederland vatbare titel te verkrijgen. De Hoge Raad besliste in haar arrest van 16 juni 1995, NJ 1996, 256 daaromtrent dat bij gebreke van een verdrag tot wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen de Nederlandse rechter uitsluitend bevoegd is om kennis te nemen van een op de voet van artikel 431 lid 2 Rv op grondslag van de uitspraak van de volgens een jurisdictieclausule bevoegde buitenlandse rechter in te stellen vordering. De rechtbank 's-Hertogenbosch is bevoegd van de vordering ex artikel 431 lid 2 kennis te nemen nu gedaagde, Afa-Polytek, in Nederland en in het arrondissement 's-Hertogenbosch is gevestigd.
Dat CSI en CAFA hebben beoogd het tussen partijen reeds in Amerika aanhangige geschil op de voet van artikel 431 lid 2 Rv in Nederland aanhangig te maken, als "verkapte exequaturprocedure" blijkt genoegzaam uit de dagvaarding, waarin CSI en CAFA ondermeer vermelden dat de dagvaarding dient om een in Nederland uitvoerbare executoriale titel te verkrijgen (pag. 5 onder 7 dagv.). Aan het vorenstaande doet niet af dat CSI en CAFA in de hoofdzaak niet hebben gevorderd dat Afa-Polytek wordt veroordeeld tot hetgeen waartoe Afa-Polytek bij onherroepelijk vonnis van de Amerikaanse rechter is of zal worden veroordeeld, maar concrete bedragen hebben gevorderd. Hoewel de vordering in een dergelijke procedure in beginsel slechts behoeft te strekken tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij bij de in Amerika gedane uitspraak is veroordeeld, staat het CSI en CAFA vrij om de formulering van het petitum in de in Amerika aanhangige procedure (vertaald) over te nemen.
Nu er vooralsnog geen reden is te veronderstellen dat het in Amerika te wijzen vonnis naar maatstaven van commuun internationaal privaatrecht niet voor erkenning in aanmerking zal komen en de rechtbank op grondslag van de uitspraak van de Amerikaanse rechter van het geschil dient kennis te nemen, zal de rechtbank het geschil in de hoofdzaak in conventie aanhouden tot in de in de Verenigde Staten van Amerika voor de United States Bankruptcy Court, Southern District of New York, op het aldaar tussen partijen aanhangige geschil bij onherroepelijk vonnis zal zijn beslist.
3.2. Op dezelfde gronden als hiervoor in 3.1. overwogen, is de rechtbank uitsluitend bevoegd om kennis te nemen van een op de voet van artikel 431 lid 2 gebaseerde vordering in reconventie. Nu Afa-Polytek deze vorderingen als counterclaim in de in Amerika tussen partijen aanhangige procedure aanhangig heeft gemaakt en er sprake is van voldoende samenhang tussen deze vorderingen en de door CSI en CAFA in de hoofdzaak in conventie ingestelde vorderingen kan Afa-Polytek een dergelijke vordering ex artikel 431 lid 2 Rv aanhangig maken. De rechtbank zal Afa-Polytek in de gelegenheid stellen aan te geven of dit al dan niet haar bedoeling is geweest. De rechtbank wijst Polytek er op dat, indien dit laatste niet het geval is, de rechtbank zich ten aanzien van de reconventionele vorderingen onbevoegd dient te verklaren. Immers, de Nederlandsre rechter komt alsdan geen rechtmacht toe, omdat partijen de Amerikaans rechter bij uitsluiting hebben aangewezen voor kennisneming van de tussen hen gerezen geschillen. Voorzover Afa-Polytek haar vordering wenst te beperken als hiervoor vermeld, zal de rechtbank ook de procedure in reconventie aanhouden totdat de Amerikaanse rechter bij onherroepelijk vonnis op deze vorderingen zal hebben beslist.
3.3. Partijen dienen, nadat de United States Bankruptcy Court, Southern District of New York, zowel in conventie als in reconventie bij onherroepelijk vonnis zal hebben beslist, de rechtbank onverwijld te verzoeken om voortzetting van de procedure in de hoofdzaak in conventie en (eventueel) in reconventie en vervolgens bij akte een afschrift van het vonnis van de United States Bankruptcy Court, Southern District of New York, in het geding te brengen.
3.4. Iedere verdere beslissing, ook die omtrent de kosten van de incidenten, zal worden aangehouden.
4. De beslissing
de rechtbank:
in de incidenten
Stelt Afa-Polytek in de gelegenheid zich uit te laten zoals hiervoor onder 3.2. is vermeld;
verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van woensdag 25 juli 2007;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak
houdt de procedure in de hoofdzaak in conventie en in reconventie aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en in het openbaar uitgesproken op woensdag 13 juni 2007.