ECLI:NL:RBSHE:2007:BA6977

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/857406-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 14 juni 2007 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 19 juli 2006 te Mill. De verdachte, geboren in 1969, was als bestuurder van een bestelauto betrokken bij een aanrijding met een personenauto bestuurd door [slachtoffer1]. De tenlastelegging omvatte roekeloos rijgedrag, waarbij de verdachte met een snelheid van ten minste 48 km per uur de onoverzichtelijke T-splitsing van de Antillenweg met de Frederiksweg naderde, zonder voorrang te verlenen aan het van rechts komende voertuig van [slachtoffer1]. Dit leidde tot een aanrijding waarbij [slachtoffer1] zwaar lichamelijk letsel opliep, en de inzittenden [slachtoffer2], [slachtoffer3] en [slachtoffer4] ook letsel opliepen dat resulteerde in tijdelijke ziekte of verhindering in hun normale bezigheden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, en dat zijn snelheid in combinatie met de situatie ter plaatse had geleid tot de aanrijding. De officier van justitie had een werkstraf van 70 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf op, evenals een voorwaardelijke rijontzegging met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers, en oordeelde dat er geen verzachtende omstandigheden waren die in de strafmaat konden worden meegenomen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit, terwijl hij van andere tenlasteleggingen werd vrijgesproken.

Uitspraak

VONNIS (promis)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/857406-06
Datum uitspraak: 14 juni 2007
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres]
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 mei 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie .
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 januari 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juli 2006 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, Antillenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk
geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - met een
aanzienlijke, althans hogere snelheid dan de aldaar geldende toegestane
maximumsnelheid van 30 kilometer per uur - bij het naderen van de kruising
en/of splitsing van die weg en de Frederiksweg, zonder te stoppen, die
kruising en/of splitsing op te rijden op een moment dat een gezien zijn,
verdachtes, rijrichting van rechts komende personenauto op korte afstand was
genaderd en/of vervolgens/daarbij die personenauto geen voorrang te verlenen
en/of die personenauto niet in staat te stellen ongehinderd zijn weg te
vervolgen, waardoor een of meer inzittenden van die personenauto (genaamd
[slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] en/of [slachtoffer4])
zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2006 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, als
bestuurder van een voertuig (Bestelbus), daarmee rijdende op de weg,
Antillenweg, bij het naderen van de kruising en/of splitsing van die weg en de
Frederiksweg, zonder te stoppen, die kruising en/of splitsing is opgereden op
een moment dat een gezien zijn, verdachtes, rijrichting van rechts komende
personenauto op korte afstand was genaderd en/of die personenauto geen
voorrang heeft verleend en/of die personenauto niet in staat heeft gesteld
ongehinderd zijn weg te vervolgen, door welke gedraging(en) van verdachte
gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Tengevolge van kennelijke schrijffouten in de tenlastelegging begaan staat in de 14e regel van het primair tenlastegelegde ‘[voorletters slachtoffer2]’ en ‘[naam slachtoffer4]’ vermeld in plaats van ‘[juiste namen slachtoffers 2 en 4]’. De rechtbank herstelt deze schrijffouten en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vaststaande feiten.
In de middag van 19 juli 2006 heeft op de T-splitsing van de Antillenweg met de Frederiksweg te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, een verkeersongeval plaatsgevonden
tussen een door verdachte bestuurde bestelauto en een door [slachtoffer1] bestuurde personenauto. In laatstgenoemde auto zaten nog drie inzittenden. Verdachte is de splitsing genaderd rijdende over de Antillenweg, komende vanuit de richting van St. Hubert en gaande in de richting Mill, en [slachtoffer1] is de splitsing genaderd rijdende over de Frederiks-weg. Verdachte heeft op deze gelijkwaardige splitsing geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende auto bestuurd door [slachtoffer1] waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden(1,2,3,4) . De onderhavige T-splitsing betreft een onoverzichtelijke splitsing, veroorzaakt door bomen, struiken en heggen, en er geldt een maximum snelheid van 30 km per uur. Deze snelheidsbeperking staat, gezien vanuit verdachtes rijrichting, duidelijk waarneembaar aan de rechterzijde van de weg vóór de splitsing aangegeven middels bord H1 van bijlage 1 van het RVV 1990(5).
Verdachte is de splitsing genaderd met een snelheid van tenminste 48 km per uur en kon ter hoogte van de splitsing niet tijdig stoppen voor de van rechts komende auto van bestuurder
[slachtoffer1], waarop hij dat voertuig vol in de flank raakte(6,7). Als gevolg van deze aanrijding hebben voornoemde [slachtoffer1] en zijn inzittenden [slachtoffer2], [slachtoffer3] en [slachtoffer4] lichamelijk letsel opgelopen(8).
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
*Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de bevindingen van het
technisch onderzoek en de eigen verklaring van verdachte kan worden gesteld dat
verdachte met een snelheidsoverschrijding van circa 18 km per uur een onoverzichtelijke
splitsing met beperkt zicht is genaderd. De officier van justitie is van mening dat
verdachte door zijn rijgedrag onvoldoende rekening heeft gehouden met de situatie ter
plaatse en dat hij hierdoor niet tijdig heeft kunnen stoppen om de van rechts komende
auto voorrang te verlenen. De officier van justitie concludeert dat verdachte
aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat door zijn schuld een verkeersongeval
heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en waardoor de overige inzittenden dusdanig lichamelijk letsel hebben opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Naar de opvatting van de officier van justitie doet de omstandigheid dat [slachtoffer1] bij het linksaf slaan de ‘binnenbocht’ heeft genomen niets af aan de schuld van verdachte.
*Het oordeel van de rechtbank.
Gelet op de hiervoor onder het kopje ‘vaststaande feiten’ omschreven feiten en
omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onderhavige T-splitsing
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is genaderd en opgereden en dat daardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden. Immers, vast is komen te staan dat het een onover-zichtelijke splitsing betreft waar een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt en dat verdachte ter hoogte van de splitsing minstens 48 km per uur heeft gereden. Voort is vast komen te staan dat verdachte het van rechts komende voertuig van bestuurder [slachtoffer1] geen voorrang heeft verleend en dat hij er tegenaan is gereden.
De rechtbank oordeelt dat verdachte gelet op de situatie ter plaatse onverantwoord hard heeft gereden en dat hij niet in staat is gebleken om tijdig te stoppen voor het van rechts komende voertuig van bestuurder [slachtoffer1]. De rechtbank is van oordeel dat genoemde gedragingen leiden tot ‘schuld’ in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dat bestuurder [slachtoffer1] tijdens het linksaf slaan de ‘binnenbocht’ heeft genomen doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de schuld van verdachte. De rechtbank leidt uit de verklaring van genoemde [slachtoffer1] af dat deze de splitsing niet onverwacht is opgereden, doch dat hij voor de splitsing is gestopt, heeft gekeken en eerst toen de splitsing is opgereden(9). De rechtbank oordeelt dan ook dat de manoeuvre van [slachtoffer1] geenszins aan de schuld van verdachte in de weg staat.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [slachtoffer1] als gevolg van het ongeval bekkenbreuken en meerdere gebroken ribben heeft opgelopen en dat hij een week in het ziekenhuis heeft doorgebracht(10,11). Daarnaast heeft [slachtoffer1] op 17 oktober 2006 verklaard dat hij zijn werkzaamheden als verwarmingsmonteur nog niet heeft kunnen hervatten en dat het onduidelijk is op welke termijn dit wel aan de orde is. Uit diezelfde verklaring volgt dat hij twee keer per week de fysiotherapeut bezoekt en dat hij nog veel pijnmedicatie slikt(12).
Gelet op de aard en duur van vorenomschreven letsel concludeert de rechtbank dat [slachtoffer1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voorts leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat als gevolg van het opgelopen letsel:
-[slachtoffer2] haar normale werkzaamheden op 21 augustus 2006 heeft hervat(13);
-[slachtoffer3] 25 dagen in de ziektewet heeft gelopen(14);
-[slachtoffer4] op 23 augustus 2006 op therapeutsiche basis voor enkele uren per dag
is gaan werken(15).
Gelet hierop acht de rechtbank dan ook bewezen dat bij deze slachtoffers door het opgelopen letsel tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(primair)
op 19 juli 2006 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Antillenweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, - met een hogere snelheid dan de aldaar geldende toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur - bij het naderen van de
splitsing van die weg en de Frederiksweg, zonder te stoppen, die splitsing op te rijden op een moment dat een gezien zijn, verdachtes, rijrichting van rechts komende personenauto op korte afstand was genaderd en vervolgens/daarbij die personenauto geen voorrang te verlenen en die personenauto niet in staat te stellen ongehinderd zijn weg te vervolgen, waardoor een inzittende van die personenauto, genaamd [slachtoffer1], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht en waardoor aan de inzittenden van die personenauto (genaamd [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175 (oud) en 179.
De strafoplegging
*De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
-een werkstraf van 70 uur subsidiair 35 dagen;
-een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
*Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft op een splitsing geen voorrang verleend waardoor een verkeersongeval is ontstaan tussen de door hem bestuurde bestelauto en een personenauto met vier inzittenden.
Verdachte reed op dat moment minstens 18 km per uur te hard terwijl hij een
onoverzichtelijke splitsing naderde. Door dit ongeval heeft een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen en hebben drie slachtoffers zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder
dit is begaan. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank weegt hierbij ten nadele van verdachte dat van zijn strafbare rijgedrag vier personen het slachtoffer zijn geworden alsmede de aard en omvang van het door hen opgelopen letsel.
Bij de strafbepaling slaat de rechtbank ten faveure van verdachte acht op zijn blanco strafblad.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om in de bestraffing met de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening te houden, aangezien verdachte er voor heeft gekozen niet ter zitting te verschijnen en zijn bij de politie afgelegde verklaring
hieromtrent geen nadere informatie bevat.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de officier van justitie volgen voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straffen en veroordeelt verdachte derhalve tot een
werkstraf van 70 uur subsidiair 35 dagen hechtenis en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Met betrekking tot de op te leggen rijontzegging zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De beslissing,
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
(primair)
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen
gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
*een werkstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis;
*Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Bartels, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. P.A. Buijs, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 14 juni 2007.
1proces-verbaal verkeersongevalregistratie, pag. 5 en 6 van het eind-pv
2verklaring verdachte, pag. 14 van het eind-pv
3verklaring [slachtoffer1], pag. 15 van het eind-pv
4proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pag. 20 van het eind-pv
5proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pag. 22 en foto’s 1 t/m 4 op pag. 32 en 33 van het eind-pv
6proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pag. 27 van het eind-pv
7verklaring verdachte, pag. 14 van het eind-pv
8proces-verbaal verkeersongevalregistratie, pag. 5 en 6 van het eind-pv
9verklaring van [slachtoffer1], pag. 15 van het eind-pv
10medische informatie [slachtoffer1], St. Radboud te Nijmegen d.d. 15 november 2006;
11verklaring [slachtoffer1], pag. 15 van het eind-pv
12 verklaring [slachtoffer1], pag. 15 en 16 van het eind-pv
13verklaring [slachtoffer2], pag. 12 en 13 van het eind-pv
14verklaring [slachtoffer3], pag. 8 van het eind-pv
15verklaring [slachtoffer4], pag. 10 van het eind-pv