3.2. Deze huur betreft een gebruik van woonruimte dat naar zijn aard slechts van korte duur is en waarop Afdeling 5 van Titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, niet van toepassing is (art. 7:232, lid 2 BW). Daartoe wordt overwogen:
3.2.1. Vooropgesteld wordt dat in het verlengde van de wetsgeschiedenis de rechtspraak verlangt (HR 8 januari 1999, NJ 1999/495, Abbo/Stichting Renesse) dat de uitzonderingsregel met terughoudendheid wordt toegepast, gelijk dat ook geldt voor de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW). Het komt daarbij aan op de aard van het gebruik en die van de woning alsmede op hetgeen partijen omtrent de duur van het gebruik voor ogen heeft gestaan.
3.2.2. In de rechtspraak is aanvaard dat onder bijkomende omstandigheden gevallen waarin de woning bestemd is voor de verkoop, onder de uitzonderingsregel (art. 7:232 lid 2) worden gebracht (Pres. Utrecht, 26-03-1982, KG 1982/70; Pres. Zwolle 15-10-1986, KG 1986/490; Rb. Haarlem, 01-11-1988, WR 1989/23). In deze zaak zijn met het oog daarop de volgende bijkomende en genoegzaam aannemelijk geworden omstandigheden van belang:
(1) Naar zijn aard betreft het hier een woning, verkocht voor € 800.000 en verhuurd voor € 1.750 per maand, die niet ziet op het verschaffen van woonruimte voor de sociaal zwakkeren in de samenleving voor wie de huurbeschermende bepalingen meer bijzonderlijk, hoewel niet uitsluitend, geschreven zijn.
(2) Onweersproken heeft [Eigenaar] gesteld dat hij na echtscheiding de woning aan zich toebedeeld heeft moeten zien en genoodzaakt was die te verkopen, een en ander in verband met de daarop rustende verplichtingen. Zou na te melden koop niet doorgaan, dan dreigt executie door de hypotheekhouder.
(3) De woning staat al vanaf medio 2005 leeg, en mitsdien in beginsel bloot aan “kraken”, ook al was de in dat verband geldende termijn van één jaar bij het sluiten van de overeenkomst nog niet verlopen. Sedertdien was de woning ook al tijdelijk in gebruik gegeven om kraken te voorkomen. Nadat de voorgaande gebruiker zich bezondigde aan hennepteelt, is deze tot ontruiming gedwongen en kwam de woning in het voorjaar van 2006 weer leeg te staan en dreigde kraken met ingang van het voorjaar van 2007. Daarna kwam [Huurder] in beeld.
(4) In de overeenkomst hebben partijen uitdrukkelijk vastgelegd dat de overeenkomst strekte ter voorkoming van kraak, dat [Eigenaar] de woning in de verkoop had en dat verkoop en levering door [Eigenaar] op betrekkelijk korte termijn werd voorzien. [Huurder] stemde uitdrukkelijk in met het beschikbaar stellen van de woning voor bezichtiging door potentiële kopers.
(5) [Eigenaar] heeft, in goed vertrouwen afgaande op hetgeen tussen partijen was overeengekomen, met een derde een verkoopovereenkomst gesloten op grond waarvan hij gehouden is op 1 mei 2007 leeg en ontruimd te leveren, bij gebreke waarvan hij een contractuele boete van € 80.000 verbeurt.
3.2.3. Onder deze omstandigheden heeft tussen [Eigenaar], een particuliere eigenaar/verhuurder/verkoper, en [Huurder] te gelden dat deze huur naar zijn aard van korte duur is.