RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 06/1442; 06/1445; 06/1446; 06/1448; 06/1449 en 06/1450.
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2007
1. de vereniging "Fietsersbond" te Utrecht - AWB 06/1442,
2. de "Stichting Wandelplatform-LAW" te Amersfoort - AWB 06/1446,
3. [eiser 3] te [woonplaats] - AWB 06/1448,
4. [eiser 4] e.a. te [woonplaats] - AWB 06/1445,
(ook bekend onder de naam: Comité Kwaliteit Woonomgeving Kampdijklaan)
5. [eiser 5] te [woonplaats] - AWB 06/1449,
6. de "Stichting Vughts Landschap" te Vught - AWB 06/1450
eisers,
de raad van de gemeente Vught,
verweerder,
gemachtigde J. Rompen.
Procesverloop
Op 24 augustus 2005 is, met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, aangekondigd dat de ontwerpbesluiten inzake de beoogde onttrekking aan de openbaarheid van de gelijkvloerse spoorovergangen Cromvoirtsepad en Loonsebaan voor een periode van zes weken ter inzage zijn gelegd. Daarbij is aangegeven dat belanghebbenden binnen deze termijn zienswijzen schriftelijk of mondeling kenbaar kunnen maken.
Eisers hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Bij besluit van 22 december 2005, kenbaar gemaakt op 1 februari 2006, heeft verweerder de in zijn gemeente gelegen spoorovergangen Loonsebaan en Cromvoirtsepad ontrokken aan de openbaarheid.
De door eisers bij de rechtbank ingediende beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 9 januari 2007, waar van/namens eisers zijn verschenen T. Zeegers en R. de Haan (eiseres 1.), ir. J.L.M. van der Voet en H.C. Dikker Hupkes (eiseres 2.),[...] (eisers 4.), eiser sub 5. in persoon en M. Valkenburg-Loot (eiseres 6.). Eiser 3. is - na schriftelijke afmelding - niet verschenen.
Verweerder is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank constateert allereerst dat de beroepen van eisers 1., 2. en 3. zich beperken tot de onttrekking aan de openbaarheid voor het wegverkeer van de spoorovergang Cromvoirtsepad. De beroepen van eisers 4., 5. en 6. beperken zich tot de onttrekking aan de openbaarheid voor het wegverkeer van de spoorovergang Loonsebaan
2. Ontvankelijkheid beroepen eisers.
2.1. In artikel 11, tweede lid, van de Wegenwet is bepaald dat op een procedure tot onttrekking aan de openbaarheid van een weg als hier aan de orde, afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - de zogeheten uniforme openbare voorbereidingsprocedure - van toepassing is. Gelet op artikel 7:1, eerste lid, onder d, van de Awb is dan het maken van bezwaar uitgesloten, zodat eisers terecht rechtstreeks beroep bij de rechtbank hebben ingesteld tegen het besluit van 22 december 2005.
2.2. Gebleken is dat het onderhavige besluit van 22 december 2005 eerst bekend is gemaakt door publicatie in "Het Klaverblad" van 1 februari 2006. De beroepschriften van eisers - waarvan het laatste is ingekomen op 14 maart 2006 - zijn derhalve tijdig ingediend.
2.3. Voorts is in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank. Ingevolge artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4. De rechtbank stelt op basis van de beschikbare gegevens vast dat eisers 3., 4. en 5. in de nabijheid wonen van de voor hen van belang zijnde spoorovergang en dat zij om die reden als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
Ten aanzien van eiseressen 1.en 2. merkt de rechtbank op dat, gelet op hun in de desbetreffende statuten ruim omschreven doelstellingen met betrekking tot fietsers, respectievelijk wandelaars, sprake is van een rechtstreeks bij het onderhavige besluit betrokken belang wat betreft het Cromvoirtsepad.
Anders ligt dit wat betreft eiseres 6. die bezwaren heeft tegen de onttrekking aan de openbaarheid van de spoorovergang Loonsebaan. Blijkens artikel 2 van haar statuten heeft zij ten doel: "de bescherming van natuur en landschapswaarden van de IJzeren Man en van andere gebieden in de gemeente Vught" en tracht zij dit doel te verwezenlijken door "het ontwikkelen en stimuleren van alle activiteiten die tot het gestelde in de doelstelling kunnen leiden en al hetgeen in de ruimste zin daarmede verband houdt." De rechtbank stelt vast dat in de omgeving van de spoorovergang Loonsebaan geen sprake is van natuur en landschapswaarden als hiervoor bedoeld. Ter zitting is duidelijk geworden dat de grieven van eiseres 6. zich in feite richten tegen het verwezenlijken van een verkeerstunnel elders in de gemeente Vught, te weten bij de Isabellakazerne, omdat in dat gebied die waarden wel aanwezig zijn. Hoewel aan de onderhavige onttrekking aan de openbaarheid van de overgang Loonsebaan de voorwaarde is gekoppeld dat deze onttrekking eerst zal plaatsvinden na realisering van de verkeerstunnel bij de Isabellakazerne, kan daaruit en ook uit hetgeen eiseres 6. overigens heeft aangevoerd naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie worden getrokken dat eiseres 6. rechtstreeks in haar belang is getroffen door het bestreden besluit.
Het beroep van eiseres 6. zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.1. Het Cromvoirtsepad en de Loonsebaan zijn eigendom van en in beheer bij de gemeente Vught.
3.2. In artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet is bepaald dat dergelijke wegen bij een besluit van de raad der gemeente waarin de wegen zijn gelegen aan de openbaarheid kunnen worden onttrokken.
3.3. Blijkens mandaatbesluit van verweerder aan het college van burgemeester en wethouders van 30 juni 2005, was het college bevoegd namens verweerder het thans bestreden besluit te nemen.
4. De in artikel 9, eerste lid, neergelegde bevoegdheid is van discretionaire aard. Het betrokken bestuursorgaan komt ter zake een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De rechter dient de aanwending van die bevoegdheid te beoordelen aan de hand van de maatstaf of sprake is geweest van strijd met wettelijke voorschriften, dan wel van zodanige onevenwichtigheid bij de afweging van de betrokken belangen dat niet in redelijkheid tot het nemen van het bestreden besluit kon worden overgegaan.
3.5. De rechtbank komt in zaken als de onderhavige derhalve niet toe aan de vraag of er ook andere aanvaardbare, wellicht zelfs beter aanvaardbare, oplossingen denkbaar zijn. Hetgeen eisers in dat verband naar voren hebben gebracht, laat de rechtbank om die reden verder onbesproken.
3.6. Naar aanleiding van het vorenstaande stelt de rechtbank vervolgens vast dat verweerder aansluiting heeft gezocht bij de landelijke doelstelling van ProRail om het aantal gelijkvloerse kruisingen van wegen met spoorwegen, in verband met het bevorderen van de veiligheid, zoveel mogelijk te verminderen. Die doelstelling heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Niet is gebleken dat verweerder het standpunt van de Minister van Verkeer en Waterstaat - zoals dat is geschetst door eisers 1. en 2. - heeft willen volgen door hier slechts te kiezen voor sluiting voor gemotoriseerd verkeer en recreatief langzaam verkeer verder toe te laten. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de veiligheidsbelangen die met de sluiting van de spoorovergangen Cromvoirtsepad en Loonsebaan zijn gediend zwaarder wegen dan de belangen die daartegen pleiten.
3.7. Het om redenen van veiligheid onttrekken aan de openbaarheid van een weggedeelte van een spoorovergang zoals in de onderhavige twee situaties aan de orde, welke onttrekking past in het landelijk beleid van ProRail, moet naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een ontwikkeling waarmede een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan niet met vrucht kan worden gesteld dat die de grenzen van een redelijke besluitvorming te buiten gaan.
3.8. Op basis van het landelijk programma "Verbeteren Veiligheid Overwegen" kan ProRail voor het opheffen van spoorovergangen aan gemeenten een financiële bijdrage leveren waarmee flankerende en compenserende maatregelen kunnen worden gefinancierd. Verweerder heeft er voor gekozen de desbetreffende ter beschikking gestelde financiële middelen aan te wenden voor de fietstunnel Loonsebaan en de tunnel voor alle verkeer bij de Isabellakazerne. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit financiële aspect in redelijkheid bij zijn besluitvorming kunnen laten meewegen.
Verweerder heeft ten aanzien van deze onttrekking aan de openbaarheid met name nog het volgende overwogen:
- ProRail is op het onderhavige treinbaanvak ’s-Hertogenbosch – Tilburg bezig met het verbeteren en waarborgen van de veiligheid;
- er zijn (gelukkig) bij de spoorovergang Cromvoirtsepad in het verleden geen ongevallen geregistreerd, maar verweerder wenst een beleid te voeren om ongevallen in de toekomst te voorkomen in plaats van achteraf de gevolgen daarvan te bestrijden;
- ProRail heeft in dat kader gemeld dat het aantal treinen dat gebruik maakt van dit baanvak de komende jaren fors (50%) zal toenemen;
- de aanwezige slagbomen zullen daarom veel gesloten zijn;
- door het onttrekken aan het openbaar verkeer van deze spoorovergang zal de veiligheid op en rond de spoorovergang worden verbeterd;
- uit verkeerstellingen in 2001 is gebleken dat er relatief weinig verkeer van deze spoorovergang gebruik maakt: per etmaal 85 motorvoertuigen en 45 (brom-)fietsers;
- het Cromvoirtsepad wordt begrensd door de Groenewouddreef en de Kruishoeveweg;
- het Cromvoirtsepad heeft een functie voor degenen die daar wonen en voorts voor recreatief verkeer (fietsers en wandelaars);
- door het onttrekken aan het openbaar verkeer van deze spoorovergang worden de belangen van de betrokken bewoners en passanten niet onevenredig geschaad, aangezien het gebied aan weerszijden van het spoor goed bereikbaar blijft via de Kruishoeveweg en (de reeds bestaande verbinding met) de Boslaan; dit zijn ook goede alternatieve routes voor het recreatieve verkeer;
- het Cromvoirtsepad maakt in het Verkeers- en Vervoersplan geen deel uit van het hoofdfietsnetwerk, de gebiedsontsluitingsstructuur voor autoverkeer en busroutes;
- de beheerder van het spoor ProRail heeft zich akkoord verklaard met deze sluiting.
Aan de hand van een plattegrond heeft verweerder ter zitting nader uiteengezet dat na de onttrekking aan de openbaarheid van de spoorovergang Cromvoirtsepad nog een goede bereikbaarheid aan beide zijden van het spoor blijft bestaan via de Kruishoeveweg en de Boslaan.
Ten aanzien van eiser 3. is voorts gebleken dat hij vanaf de Boslaan/Boulevard - met ontheffing - ook met zijn auto toegang heeft tot het gedeelte van het Cromvoirtsepad waaraan zijn woning is gelegen. Niet is gebleken dat de woning van eiser 3. in voorkomende gevallen niet meer op een aanvaardbare wijze door hulpdiensten als ambulance, brandweer en politie kan worden bereikt.
De door eiseres 2. onderhouden wandelroute het Pelgrimspad (de LAW 7) loopt niet via het Cromvoirtsepad, de wandelaars op die route gebruiken reeds jarenlang de Boslaan en de daar aanwezige spoorovergang.
De rechtbank ziet geen reden de stelling van eiser 3. te volgen dat door deze onttrekking aan de openbaarheid de luchtkwaliteit ter plaatse zal verslechteren, immers ten gevolge van het onderhavige besluit zal het aantal verkeersbewegingen op het Cromvoirtsepad juist verminderen. Van een toename van het gemotoriseerd verkeer door deze wijziging op het Cromvoirtsepad is geen sprake.
Concrete gegevens die tot een andere conclusie dienen te leiden, zijn niet aangedragen. Een nader onderzoek van verweerder op dat punt, zoals door eiser 3. gevraagd, was naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet nodig.
De grieven van eisers 1. en 2. voor zover die er op neerkomen dat verweerder onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het gebruik als wandel- en fietsroute, onderschrijft de rechtbank niet. De belangen van deze eisers worden in zekere zin wel geschaad, maar dit gebeurt door de onderhavige besluiten slechts in een beperkte, aanvaardbare mate nu er voldoende alternatieven voorhanden zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met deze wegonttrekking het belang van een veilige afwikkeling van het (spoor)wegverkeer in aanmerkelijke mate is gediend, in het bijzonder gelet op de toekomstige ontwikkelingen wat betreft de toename van het spoorverkeer op dit baanvak. Hieraan doet niet af het gegeven dat tot aan het moment van het bestreden besluit geen ongevallen met dodelijke afloop hebben plaatsgevonden op de spoorovergang Cromvoirtsepad. Ondanks de onttrekking van de overgang aan het openbaar verkeer blijven de nu bestaande verkeersbewegingen mogelijk, zij het met een - binnen de marges van het aanvaarbare - betrekkelijk korte omweg.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het nemen van het bestreden besluit in redelijkheid het (algemeen) veiligheidsbelang zwaarder mogen laten wegen dan de door eisers 1. , 2. en 3. aangevoerde belangen. Niet is gebleken dat de door verweerder genoemde alternatieve routes uit een oogpunt van verkeersveiligheid of anderszins onaanvaardbaar zijn. Het feit dat verweerder in dit verband ook van belang heeft geacht het hierboven onder punt 3.8. aangeduide financiële aspect maakt dit niet anders.
Verweerder heeft met betrekking tot deze onttrekking aan de openbaarheid met name nog het volgende overwogen:
- ProRail is op de treinbaanvakken ’s-Hertogenbosch – Boxtel en ’s-Hertogenbosch – Tilburg die de spoorovergang Loonsebaan kruisen, bezig met het verbeteren en waarborgen van de veiligheid;
- op de spoorovergang Loonsebaan is een drietal sporen aanwezig, waardoor de oversteeklengte groot is;
- door de aanwezigheid van deze twee treinverbindingen is de treinfrequentie hoog en zijn de slagbomen veel gesloten;
- ProRail heeft gemeld dat het aantal treinen op deze spoorvakken de komende jaren fors zal toenemen; in het op 10 mei 2001 aan de gemeente Vught uitgebrachte eindrapport van BRO is onder andere geconcludeerd dat het spoorgebruik bij de overgang Loonsebaan in de toekomst minimaal zal verdubbelen;
- de Loonsebaan wordt begrensd door de Boslaan en de Taalstraat;
- door het onttrekken aan het openbaar verkeer van de spoorovergang Loonsebaan wordt de veiligheid op en rond deze overgang verbeterd;
- de belangen van de betrokken bewoners en passanten worden door de onttrekking niet onevenredig geschaad, aangezien het gebied aan weerszijden van het spoor goed bereikbaar wordt via een nieuw aan te leggen ongelijkvloerse verbinding (tunnel), bestemd voor alle verkeer, ongeveer 500 meter ten noorden van de Loonsebaan (ter hoogte van de Isabellakazerne);
- de onttrekking aan de openbaarheid aan de Loonsebaan zal pas plaatsvinden na de realisering van evengenoemde tunnel;
- voor het langzaam verkeer wordt ter hoogte van de nu bestaande spoorovergang Loonsebaan een tunnel gerealiseerd;
- in het Verkeers- en Vervoersplan maakt de Loonsebaan deel uit van het hoofdfietsroute- netwerk;
- ProRail heeft zich akkoord verklaard met het onderhavige besluit tot onttrekking.
Het om redenen van veiligheid onttrekken aan de openbaarheid is een normale maatschappelijke ontwikkeling, waaraan verweerder naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden hoge waarde heeft kunnen toekennen. In dit verband wijst de rechtbank ook op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2005, 200503687/1. Nu er daarnaast is gezorgd voor een toekomstig aanvaardbaar alternatief (de ongelijkvloerse verbinding bij de Isabellakazerne) kan het bestreden besluit de hier aan te leggen rechterlijke toets doorstaan.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat aan het onderhavige besluit tot onttrekking aan de openbaarheid ook de voorwaarde is verbonden dat eerst daadwerkelijk tot de onttrekking wordt overgegaan na realisatie (ingebruikneming) van de Noordelijke Vughtse tunnel. Ter zitting heeft verweerder dit nader toegelicht in die zin dat deze tunnel eerst in gebruik zal worden genomen na realisatie van de desbetreffende nieuwe weg. Die weg zal aansluiten op de Loonsebaan ter plaatse waar de stippellijn, aangegeven op de ter zitting getoonde (Falk)kaart van de gemeente Vught, de Loonsebaan raakt en niet ter hoogte van de Kampdijklaan, de straat waarin eisers 4. wonen. Deze aansluiting zal bovendien eerst worden uitgevoerd na aanpassing van het vigerend planologisch regime. De vrees van eisers 4. dat die aansluiting op de Loonsebaan zal worden gemaakt ter hoogte van hun straat is derhalve ongegrond.
De grieven van eisers 4. richten zich vooral op het feit dat de aan te leggen tunnel op de Loonsebaan niet geschikt zal zijn voor autoverkeer. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder aangevoerd dat de Loonsebaan in het Verkeers- en Vervoersplan deel uitmaakt van het hoofdfietsroute-netwerk, waarbij geldt dat de desbetreffende fietsvoorzieningen bij voorkeur vrijliggend moeten zijn. Een gecombineerde tunnel voor zowel langzaam verkeer als voor personenauto's past niet binnen dit gemeentelijk verkeersbeleid. Uit een oogpunt van fietsveiligheid is het toelaten van fietsers en auto's in de tunnel naar de mening van verweerder onwenselijk. Fietsers, die ter plaatse sterk wisselende snelheden zullen hebben vanwege de hoogteverschillen, zullen zich in de - relatief smalle - tunnel door autoverkeer opgejaagd voelen indien dit aldaar zou worden toegelaten. Bovendien zou die tunnel vanwege de ligging van de Loonsebaan extra autoverkeer kunnen aantrekken, omdat het dan een aantrekkelijke route richting de (nieuwe) Randweg 's-Hertogenbosch kan vormen. Extra autoverkeer door deze verblijfsgebieden, vergeleken bij de huidige situatie op de Loonsebaan, acht verweerder vanwege de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en het fietscomfort onwenselijk.
Zo er al technisch gezien de mogelijkheid zou zijn ter plaatse een dusdanig brede tunnel te realiseren dat daarin ook (personen)autoverkeer kan passeren, een stelling die eisers 4. bepleiten, dan nog heeft verweerder zich op de daartoe aangevoerde gronden in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijke tunnel die ook geschikt is voor personenauto's niet gewenst is. Hieraan doet niet af het feit dat de meeste voorzieningen als winkels en dergelijke niet in Vught-Noord, maar in het centrum en in Vught-Zuid aanwezig zijn.
Van een niet acceptabele vergroting van het isolement van de bewoners van Vught-Noord - zo al aanwezig - met name van degenen die voor hun verplaatsingen afhankelijk zijn van de personenauto, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser 5. niet aannemelijk gemaakt dat zijn vrees dat de Aert Heymlaan voor dit lokale bestemmingsverkeer sluiproute zal gaan worden reëel is. Het verwijt dat verweerder in dit kader onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de consequenties voor het lokaal bestemmingsverkeer, dat wil zeggen inwoners van Vught-Noord die richting centrum en zuid gaan en andersom, treft geen doel. Gelet op de ligging van de Aert Heymlaan ten opzichte van het centrum en zuid zal er nu al sprake zijn van gebruik van die straat voor die bestemmingen vanuit Vught-Noord. Er bestaat thans geen reden om aan te nemen dat enkel door de onderhavige onttrekking een onevenredige toename van het autoverkeer in die straat zal plaatsvinden. Bovendien heeft verweerder in dit kader in redelijkheid voor het autoverkeer van belang kunnen achten de in de toekomst te realiseren verkeerstunnel bij de Isabellakazerne.
3.11. Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat er geen grond is voor het oordeel dat er wat betreft de besluitvorming voor de spoorovergangen Cromvoirtsepad en Loonsebaan sprake is van strijd met wettelijke voorschriften, met name met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.
3.12. Voorts kan niet worden geoordeeld dat aan de belangen van de betrokken eisers te weinig gewicht is gehecht. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een zodanige onevenwichtigheid bij de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder niet in redelijkheid tot onttrekking aan de openbaarheid van de spoorovergangen Cromvoirtsepad of Loonsebaan heeft kunnen komen.
3.13. De rechtbank acht onder de gegeven omstandigheden geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Evenmin is er aanleiding te bepalen dat aan eisers het door hen gestorte griffierecht dient te worden vergoed.
3.14. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep van eiseres 6. niet-ontvankelijk;
- verklaart de overige beroepen ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A.A.H. Schifferstein als rechter in tegenwoordigheid van mr. A.F.P. Smeets als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 april 2007.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.