ECLI:NL:RBSHE:2007:BA1515

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/273 AWBZ, 05/3513 AWBZ en 06/952 AWBZ
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget (PGB) en de rol van het CIZ en Zorgkantoor

In deze zaak gaat het om de toekenning van een persoonsgebonden budget (PGB) aan eiser door Zorgkantoor Noord-Oost Brabant. Eiser heeft in het verleden verschillende aanvragen ingediend voor zorgfuncties en heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenningsbeschikkingen van het Zorgkantoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ verantwoordelijk is voor de indicatiestelling en dat het Zorgkantoor enkel de financiële aspecten van de toekenning kan behandelen. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat het Zorgkantoor niet tijdig heeft gereageerd op zijn bezwaarschriften en dat de toekenningsbeschikkingen onrechtmatig zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bestreden besluiten van het Zorgkantoor moeten worden aangemerkt als besluiten van een bestuursorgaan, en dat eiser enkel bezwaar kan maken tegen de financiële gevolgen van deze besluiten. De rechtbank heeft het beroep in de zaak 05/273 gegrond verklaard, de andere zaken ongegrond, en bepaald dat de dossierstukken naar het CIZ moeten worden gestuurd voor verdere behandeling van de bezwaren van eiser. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien eiser zelf zijn belangen heeft behartigd.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/273 AWBZ, 05/3513 AWBZ en 06/952 AWBZ
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2007
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser.
tegen
Zorgkantoor Noord-Oost Brabant,
te Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Op 13 juli 2004 heeft verweerder eiser een toekenningsbeschikking persoonsgebonden budget (PGB) gestuurd voor klasse A huishoudelijke verzorging ter hoogte van € 325,99 netto betreffende de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004.
Op 14 september 2004 heeft verweerder eiser een toekenningsbeschikking PGB gestuurd voor klasse B huishoudelijke verzorging, klasse A persoonlijke verzorging en klasse B verpleging ter hoogte van € 3.595,14 netto betreffende de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door verweerder doorgestuurd naar het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO).
Eiser heeft verweerder op 22 september 2004 bericht dat verweerder dient te beslissen op bezwaar, aangezien verweerder niet heeft voorzien in de erkenning en uitbetaling van het door het RIO toegekende zorgaspect activerende begeleiding.
Op 24 september 2004 heeft verweerder eiser een PGB toekenningsbeschikking gestuurd voor het PGB klasse B huishoudelijke verzorging, klasse A persoonlijke verzorging en klasse B verpleging ter hoogte van € 605,70 netto betreffende de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 juli 2004. Over de periode 1 augustus 2004 tot en met 31 oktober 2004 klasse B huishoudelijke verzorging, klasse A persoonlijke verzorging en klasse B verpleging, klasse A activerende begeleiding ter hoogte van € 2.442,76 netto. Over de periode 1 november 2004 tot en met 31 december 2004 klasse B huishoudelijke verzorging en klasse A activerende begeleiding ter hoogte van € 821,33 netto.
Eiser heeft naar aanleiding van voorbedoelde brief bij brief van 5 oktober 2004 aan verweerder en aan het RIO verzocht om voortzetting van de zorg per 1 november 2004 die hem per juli 2004 is toegekend.
Bij brief van 6 oktober 2004 heeft verweerder eiser bericht niet bevoegd te zijn van het door het RIO genomen indicatiebesluit af te wijken. Eiser is geadviseerd zich te richten tot het bevoegde orgaan, het RIO.
Verweerder heeft op 1 november 2004 eiser bericht dat de op 24 september 2004
vastgestelde eigen bijdrage is gewijzigd van € 104,57 naar € 105,18.
Eiser heeft gelet op hetgeen is geïndiceerd en zijn verslechterde toestand tegen laatstgenoemde brief op 2 november 2004 bezwaar gemaakt.
Op 16 november 2004 heeft verweerder een brief gestuurd na nieuw indicatiebesluit. Het totaal toegekende PGB over de periode 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 bedraagt
€ 3.869,20 en de eigen bijdrage € 105,17.
Eiser heeft hiertegen op 19 november 2004 bezwaar gemaakt en verzocht om toekenning van alle aangevraagde zorgaspecten met terugwerkende kracht.
Bij schrijven van 1 december 2004 heeft eiser verweerder verzocht over te gaan tot betaling van de rechtsbijstandkosten ad groot 3 procespunten zijnde € 622,00 te verhogen met 15% buitengerechtelijke kosten wegens onrechtmatig en onzorgvuldig handelen.
Bij schrijven van 30 januari 2005 heeft eiser verweerder nogmaals op laatstgenoemde brief betreffende de rechtsbijstandkosten over 2004 gewezen en verzocht toekenning van
€ 1.110,90 exclusief € 322,00.
Eiser heeft bij schrijven van 24 januari 2005 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Dit beroep is bij de rechtbank ingeschreven onder zaaknummer 05/273 AWBZ.
Met ingang van 1 januari 2005 is de indicatiestelling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) overgegaan van het Regionaal Indicatieorgaan naar het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) te Driebergen. Thans oefent het CIZ de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door het RIO.
Op 31 maart 2005 heeft verweerder eiser een toekenningsbeschikking netto PGB ter hoogte van € 1.412,13 gestuurd over de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005.
Op 16 juni 2005 heeft het CIZ een indicatie voor eiser afgegeven. Verweerder heeft bij brief van 23 juni 2005 een netto PGB toegekend ter hoogte van € 1.412,18 over de periode
1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005.
Eiser heeft bij brieven van 2 april 2005, 7 april 2005, 20 april 2005 en 17 juli 2005 hiertegen bezwaar gemaakt bij verweerder en CIZ.
Bij brief van 31 oktober 2005 heeft eiser beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder tijdig op zijn bezwaarschriften te beslissen. Dit beroep staat bij de rechtbank ingeschreven onder 05/3513 AWBZ.
Op 1 december 2005 heeft verweerder eiser een toekenningsbeschikking PGB ter hoogte van € 2.622,51 voor het jaar 2005 gestuurd betreffende huishoudelijke verzorging klasse B en voor de maand januari 2005 activerende begeleiding klasse A.
Bij brief van 6 december 2005 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brieven van 23 januari 2006, 22 februari 2006 en 15 maart 2006 heeft eiser zich tot verweerder en het CIZ gewend met een herhaalde aanvraag tot toekenning van zorgfuncties met ingang van 1 juli 2005 wegens medische wijziging.
Eiser heeft bij schrijven van 14 februari 2006 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Dit beroep is bij de rechtbank ingeschreven onder zaaknummer 06/952 AWBZ.
De drie zaken zijn gevoegd behandeld op de zitting van 24 januari 2007, waar eiser is verschenen in persoon. Verweerder heeft zich niet doen vertegenwoordigen.
Na de zitting heeft eiser een wrakingsverzoek ingediend.
Bij uitspraak van 16 februari 2007 heeft de wrakingskamer van de rechtbank dit verzoek afgewezen.
Overwegingen
05/273 AWBZ
1. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet heeft gereageerd op zijn herhaalde verzoek om over te gaan tot uitbetaling van de door eiser gemaakte kosten rechtsbijstand in 2004 ter hoogte van € 1.110,90 exclusief € 322,00 en de kosten van onderhavige procedure. De incomplete beschikking van 13 juli 2004 is vervangen door die van 14 september 2004, zodat sprake is van een onrechtmatige totstandkoming van de eerdere beschikking waartegen bezwaar is gemaakt. De incomplete beschikking van 14 september 2004 is vervangen door die van 24 september 2004, zodat daardoor het onrechtmatige en onzorgvuldige handelen van verweerder vast staat.
2. Verweerder heeft in 2004 verschillende besluiten genomen betreffende toekenning PGB aan eiser. Naar aanleiding van deze besluiten heeft eiser bij verweerder bezwaarschriften ingediend. Niet verweerder maar het RIO is het bestuursorgaan dat indiceert. Verweerder is niet bevoegd om indicatiebesluiten te nemen. Hoewel eiser er van op de hoogte is dat bezwaren omtrent indicering bij het RIO ingediend dienen te worden, heeft eiser de bezwaren toch bij verweerder ingediend. Nu het RIO het bevoegde bestuursorgaan is, dient het RIO ook een beslissing te nemen omtrent de uitbetaling van de kosten ingevolge artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Overigens merkt verweerder op dat alleen kosten die de bezwaarmaker redelijkerwijs heeft moeten maken voor vergoeding in aanmerking komen en wel slechts dan wanneer het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De kosten dienen door een derde die beroepsmatig rechtbijstand verleend te zijn gemaakt. Eiser kan niet als een derde worden aangemerkt nu hij zelf de bezwaarmaker/belanghebbende is.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Verweerder heeft verschillende brieven aan eiser verzonden omtrent de toekenning van het PGB over de periode 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004. Boven deze brieven staat “Toekenningsbeschikking Persoonsgebonden Budget Nieuwe Stijl 2004”. Naast de indicatie en de klasse en het toegekende PGB bedrag en eigen bedrage staat onder het kopje bezwaar in deze brieven:
“Deze beschikking is gebaseerd op paragraaf 2.5.6. van de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet. Tegen deze beschikking is beroep mogelijk bij de rechtbank. Als u overweegt in beroep te gaan moet u eerst bezwaar maken door het indienen van een bezwaarschrift. Behalve uw naam, adres en de datum dient u in het bezwaarschrift aan te geven tegen weke beschikking u bezwaar maakt en wat uw bezwaren zijn. U kunt het ondertekende bezwaarschrift sturen naar Zorgkantoor Noordoost Brabant.”
4. Ingevolge artikel 2.5.6.2., eerste lid, van de Regeling subsidies AWBZ en ZFW worden aan zorgkantoren op aanvraag per kalenderjaar een subsidie verleend voor het verstrekken van netto persoonsgebonden budgetten.
Ingevolge artikel 2.5.6.3., eerste lid onder a en b, van de Regeling subsidies AWBZ en ZFW verleent een zorgkantoor een verzekerde een netto PGB indien deze een indicatiebesluit heeft waaruit blijkt dat hij is aangewezen op een of meer vormen van zorg en indien hij dat heeft aangevraagd.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met openbaar gezag is bekleed en bij het nemen van beslissingen omtrent verzoeken om toekenning van een PGB een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.
De bestreden toekenningsbeschikkingen moeten worden aangemerkt als besluiten van een bestuursorgaan die gericht zijn op rechtsgevolg voor zover deze betrekking hebben op de toekenning van het PGB en de daaraan gekoppelde verplichtingen voor eiser en de vaststelling van de eigen bijdrage. Voor de indicatiestelling is het RIO verantwoordelijk. Het indicatiebesluit geeft aanspraak op een bepaalde omvang (klasse) van een functie. Verweerder gaat uit van deze indicatiestelling door het RIO en stelt binnen zijn bevoegdheid enkel vast of de aanvrager recht heeft op een PGB en welke bedragen daarmee zijn gemoeid. Het financiële gedeelte in de brieven betreffende toekenning van het PGB met de daaraan gekoppelde verplichtingen voor eiser en de vaststelling eigen bijdrage kan worden aangeduid als besluit, zodat slechts dat gedeelte van verweerders toekenningsbeschikking vatbaar is voor bezwaar en beroep.
6. Nu eiser telkens (ondermeer) bij verweerder bezwaar heeft gemaakt tegen de indicatiestelling heeft verweerder ingevolge artikel 2:3 van de Awb eiser terecht bericht dat zijn bezwaarschrift is doorgestuurd naar het RIO, het bevoegde bestuursorgaan.
7. Daarnaast heeft eiser verweerder herhaaldelijk verzocht om vergoeding van de kosten rechtsbijstand 2004, nu hij bezwaar heeft moeten maken tegen de foutieve toekenningsbeschikkingen van verweerder. Verweerder heeft ten onrechte niet gereageerd op deze verzoeken.
8. Het kan wel zo zijn dat verweerder in de toekenningsbeschikking PGB van 14 september 2004 activerende begeleiding niet heeft opgenomen terwijl het RIO hiervoor een indicatie had afgegeven waardoor eiser genoodzaakt was om bezwaar aan te tekenen bij verweerder, maar in de toekenningsbeschikking van 24 september 2004 is dit reeds hersteld. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht eiser er op heeft gewezen dat hij niet kan afwijken van de indicatiestelling van het RIO. De toekenningsbesluiten PGB zijn dan ook niet herroepen wegens onrechtmatigheid, maar wegens een voor eenvoudig herstel vatbare misslag.
9. Alleen al bij het ontbreken van onrechtmatigheid is het verzoek tot vergoeding van de verzochte kosten voor rechtsbijstand in de bezwaarfase niet toewijsbaar. Terecht heeft verweerder in deze procedure nog opgemerkt dat de verzochte kosten van rechtsbijstand enkel voor vergoeding in aanmerking komen indien eiser als belanghebbende deze kosten gemaakt zou hebben voor het inschakelen van professionele rechtsbijstand. Dit neemt echter niet weg dat verweerder op het verzoek van eiser tot vergoeding van de rechtsbijstandkosten betreffende het jaar 2004 afwijzend had dienen te beslissen. Nu verweerder dit heeft nagelaten dient eisers beroep gegrond te worden verklaard.
10. In het kader van finale geschillenbeslechting zal deze uitspraak in plaats treden van het besluit dat verweerder had dienen te nemen.
11. De rechtbank acht geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten, nu eiser ook in deze procedure zelf zijn belangen heeft behartigd en niet is gebleken dat hij proceskosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
12. Wel zal de rechtbank bepalen dat het Zorgkantoor aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 37,00 dient te vergoeden.
Zaak 05/3513 AWBZ
13. Eiser heeft beroep ingesteld wegens het stilzitten van verweerder. Eiser heeft verweerder verzocht om binnen zes weken over te gaan tot het verstrekken van de zorgfuncties HV PV O.B. A.B. en VP gebaseerd op de gewijzigde omstandigheden ten aanzien van het verleden. De zorgfuncties worden per 1 juli 2005 respectievelijk 1 januari 2006 beëindigd. Daarnaast heeft hij verweerder verzocht om toezending van de laatste CIZ indicatiebeschikking die de grondslag heeft gevormd voor de toekenningsbeschikking PGB. Verweerder heeft zijn bevoegdheid voor een ander doel gebruikt dan waarvoor die is verleend. Verweerder tracht eiser te ontmoedigen door bewust willens en wetens op onrechtmatige wijze een fictieve weigering te bewerkstelligen.
Eiser heeft ten opzichte van de juridische eigenaar van Bureau [naam] in het kader van inschrijving bij de kamer van koophandel te gelden als een derde, aldus eiser.
14. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet bevoegd is om te beslissen daar eisers bezwaren zich richten op de indicatiestelling. Het indicatieorgaan CIZ dient een beslissing te nemen omtrent de geïndiceerde zorg.
15. Gezien het hiervoor onder 5 overwogene is verweerder niet het juiste bestuursorgaan om een bezwaarschrift tegen de indicatiestelling in te dienen. Eiser heeft zijn bezwaarschriften niet alleen aan verweerder doen toekomen, maar ook aan het indicatieorgaan CIZ. Laatstbedoelde bestuursorgaan dient een beslissing op de onderhavige bezwaarschriften van eiser te nemen. Verweerder is in deze niet bevoegd om te beslissen. Uit de ter beschikking staande stukken blijkt niet of het indicatieorgaan inmiddels een beslissing op bezwaar heeft genomen. Zekerheidshalve zal de rechtbank de onderhavige dossierstukken doorzenden naar het indicatieorgaan CIZ opdat deze een beslissing kan nemen, voor zover het CIZ dat niet reeds heeft gedaan. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
16. Gezien het vorenstaande heeft eiser ten onrechte verweerder aangemaand en in deze procedure betrokken. De rechtbank ziet echter geen aanleiding eiser in de proceskosten van verweerder te veroordelen.
Zaak 06/952 AWBZ
17. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder in zijn hoedanigheid van PGB-beschikker de toekenningsbeschikking van 1 december 2005 niet goed heeft gemotiveerd. Ondanks een scala aan aanvragen van eiser heeft verweerder ten onrechte besloten dat de zorgfuncties AB en HV respectievelijk per ingang van 31 december 2005 en 30 juni 2005 volledig worden beëindigd.
18. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet bevoegd is om te beslissen daar eisers bezwaren zich richten op de indicatiestelling. Het indicatieorgaan CIZ dient een beslissing te nemen omtrent de geïndiceerde zorg.
19. Bij conclusie van repliek heeft eiser aangevuld dat de hoogte van het door verweerder uitbetaalde bedrag het onderwerp van geschil is en niet de door het CIZ vastgestelde indicatie.
20. De rechtbank overweegt in 06/952 als volgt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen kan eiser bezwaar maken tegen het besluit van verweerder waarin hem een PGB(-bedrag) wordt toegekend. Eiser heeft eerst in de beroepsprocedure aangegeven dat hij het niet eens is met de hoogte van het PGB. De rechtbank kan dit niet opmaken uit de bezwaarschriften van eiser. Eiser heeft namelijk zijn bezwaarschriften zowel aan verweerder als aan het CIZ gericht en zorgfuncties aangevraagd wegens medische wijziging. De hoogte van het PGB wordt bepaald aan de hand van de geïndiceerde zorg. Nu het hier wederom een bezwaar tegen de indicatiestelling betreft, is gezien het hiervoor in 15 overwogene verweerder niet bevoegd te beslissen. Uit de ter beschikking staande stukken blijkt niet of het indicatieorgaan inmiddels een beslissing op bezwaar heeft genomen. Zekerheidshalve zal de rechtbank de onderhavige dossierstukken doorzenden naar het indicatieorgaan CIZ opdat deze een beslissing kan nemen, voor zover het CIZ dat niet reeds heeft gedaan. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
21. De rechtbank acht geen termen aanwezig om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
22. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep in de zaak 05/273 gegrond;
- bepaalt dat deze uitspraak in plaats treedt van het besluit dat verweerder in de zaak 05/273 had dienen te nemen;
- gelast verweerder aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 37,00 betreffende 05/273;
- verklaart het beroep in de zaak 05/3513 ongegrond;
- bepaalt dat de dossierstukken in de zaak 05/3513 naar het CIZ worden toegestuurd teneinde (voor zover nodige) een besluit te nemen op de bezwaren van eiser;
- verklaart het beroep in de zaak 06/952 ongegrond;
- bepaalt dat de dossierstukken in de zaak 06/952 naar het CIZ worden toegestuurd teneinde (voor zover nodig) een besluit te nemen op de bezwaren van eiser.
Aldus gedaan door mr. J.H.L.M. Snijders als rechter in tegenwoordigheid van E.H.J.M.T. van der Steen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 207.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002,
3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: