ECLI:NL:RBSHE:2007:BA1259

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/847234-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor smaad en belediging in carnavalscontext

In de zaak tegen [verdachte], die op 27 februari 2006 te Vortum Mullem een krantje verspreidde tijdens een carnavals evenement, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 maart 2007 uitspraak gedaan. De tenlastelegging betrof smaad en eenvoudige belediging, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte een krantje met politiek getinte artikelen en afbeeldingen verspreidden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het opzet van de verdachte niet gericht was op het aantasten van de eer en goede naam van het slachtoffer, [slachtoffer]. De rechtbank overwoog dat de context van Carnaval en de aard van de uitingen duidelijk maakten dat deze niet serieus bedoeld waren. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen en afbeeldingen, hoewel mogelijk beledigend, niet als smaad of belediging konden worden gekwalificeerd. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is op tegenspraak gewezen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk was, aangezien de verdachte van de tenlastegelegde feiten werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/847234-06
Uitspraakdatum: 26 maart 2007
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
12 maart 2007, zulks nadat de politierechter ter terechtzitting van 1 december 2006 de zaak naar de meervoudige kamer had verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 oktober 2006.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 12 maart 2007 gewijzigd. Na deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2006 te Vortum Mullem, althans in de gemeente Boxmeer tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en) en /of (een) afbeelding(en), de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met voormeld doel (een) geschrift(en) en/of (een) afbeelding(en), zoals aan deze telastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende, verspreid;
(artikel 261 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2006 te Vortum Mullem, althans in de gemeente Boxmeer tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [[slachtoffer], in het openbaar bij geschrift of afbeelding heeft beledigd, door toen daar tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk (een) geschrift(en) en/of (een) afbeelding(en), zoals aan deze telastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende, te verkopen en/of uit te delen en/of te verspreiden; (artikel 266 Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
Op 27 februari 2006, carnavalsmaandag, is door verdachte en [medeverdachte] een door hen opgesteld en vervaardigd krantje verspreid op publiek terrein te Vortum Mullem in de gemeente Boxmeer. Aldaar werd die dag een jaarlijks terugkerend evenement gehouden met veel publiek, de zogenoemde Metworstrennen. Hierbij werden door de verdachten naar eigen verklaring ongeveer 350 exemplaren aan het daar aanwezige publiek verkocht. Het krantje was aangeduid als "Daklozenkrant Boxmeer". Het betrof een eenmalige gedrukte dan wel gekopieerde oplage met daarin een aantal zogenaamd politiek getinte artikelen en afbeeldingen van personen uit de politiek van de gemeente Boxmeer. In het krantje staat onder andere een gefingeerd interview weergegeven met aangever [[slachtoffer], die destijds gemeenteraadslid was van de gemeente Boxmeer. Tevens zijn bij dat artikel enkele afbeeldingen geplaatst met een sado-masochistisch karakter waarbij aangeduid wordt dat dit afbeeldingen waren van [verdachte], die afkomstig uit diens fotoalbum zouden zijn.
Op 3 mei 2006 heeft [verdachte] een klacht bij de politie te Cuijk ingediend ter zake van smaadschrift/laster tegen zijn persoon.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat het opzet van verdachte en zijn medeverdachte gericht was op het aantasten van de eer en goede naam van [verdachte], dan wel op het met opzet beledigen van [verdachte], ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de uitlatingen en foto's die mogelijkerwijs in het normale maatschappelijke verkeer als beledigend zouden kunnen worden opgevat, in het onderhavige geval niet als smaadschrift dan wel belediging worden gekwalificeerd.
Zij overweegt daartoe dat een en ander bezien moet worden in de context van Carnaval, waarbij het voor de lezers van het krantje zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat het hier niet ging om een serieuze (journalistieke) uiting, temeer omdat [verdachte] niet de enige lokale politicus is die in het krantje figureert. Daarinboven is van belang dat [verdachte] zowel als politicus als als columnist in een lokaal verschijnende krant bepaald niet terughoudend zijn mening over andere lokale politici over het voetlicht heeft gebracht.
Door de context waarin de uitlatingen werden gedaan, is de rechtbank van oordeel dat zij niet de strekking hadden de eer en goede naam van [verdachte] aan te tasten. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
DE UITSPRAAK
DE BESLISSING:
T.a.v. primair, subsidiair:
- Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
- Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [[slachtoffer] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier
en is uitgesproken op 26 maart 2007.
Mr. M.J. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Parketnummer:01/847234-06 pag. 3
[verdachte]