ECLI:NL:RBSHE:2007:BA0929
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige verhoormethoden en bewijsbeslissingen in een strafzaak met seksuele misdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere seksuele misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelwijze van de verbalisanten tijdens het verhoor van de verdachte op verschillende punten niet correct was. Ondanks deze tekortkomingen leidde dit niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of bewijsuitsluiting. De rechtbank oordeelde dat er wel strafvermindering moest plaatsvinden op basis van artikel 359 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.
De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een dagvaarding van 10 april 2006, waarbij de verdachte werd beschuldigd van onder andere verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de bewijsbeslissing ten aanzien van het eerste feit, dat het slachtoffer mogelijk niet met een dildo maar met een vibrator was gepenetreerd, niet afdeed aan de bewezenverklaring van de verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, in plaats van de geëiste 36 maanden, en besloot tot terbeschikkingstelling met verpleging. Daarnaast werd een schadevergoeding van 1500 euro aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een langdurige behandeling voor de verdachte, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de psychische problematiek van de verdachte.