ECLI:NL:RBSHE:2007:BA0929

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/835027-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verhoormethoden en bewijsbeslissingen in een strafzaak met seksuele misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere seksuele misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelwijze van de verbalisanten tijdens het verhoor van de verdachte op verschillende punten niet correct was. Ondanks deze tekortkomingen leidde dit niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of bewijsuitsluiting. De rechtbank oordeelde dat er wel strafvermindering moest plaatsvinden op basis van artikel 359 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.

De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een dagvaarding van 10 april 2006, waarbij de verdachte werd beschuldigd van onder andere verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de bewijsbeslissing ten aanzien van het eerste feit, dat het slachtoffer mogelijk niet met een dildo maar met een vibrator was gepenetreerd, niet afdeed aan de bewezenverklaring van de verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, in plaats van de geëiste 36 maanden, en besloot tot terbeschikkingstelling met verpleging. Daarnaast werd een schadevergoeding van 1500 euro aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een langdurige behandeling voor de verdachte, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de psychische problematiek van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/835027-06
Uitspraakdatum: 19 maart 2007
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [adres] .
thans verblijvende: P.I. Limburg Zuid - HvB Overmaze te Maastricht
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 maart 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 april 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot
en met 1 november 2005 meermalen, althans eenmaal, te Nuenen (in de woning
[adres]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer]
(telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
(telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of
meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- een (zogenaamde) dildo in de anus van die [slachtoffer] gebracht
en/of
- zijn/hun penis in de anus van die [slachtoffer] gestopt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] geheel heeft/hebben ontkleed en/of
- zijn polsen op zijn rug aan elkaar heeft/hebben vastgebonden en/of
- die [slachtoffer] (naakt) op een bed heeft/hebben gelegd en/of
- de bilspleet van die [slachtoffer] uit elkaar heeft/hebben
getrokken
- die [slachtoffer] (naakt) op een bed heeft/hebben vastgehouden en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een bedreigende situatie
heeft/hebben doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 01 januari 2002
tot en met 27 januari 2006 te Nuenen ( in de woning [adres] ),
gemeente Nuenen Ca,, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) met [slachtoffer], van wie hij, verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] (telkens) niet of
onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft/hebben
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die (slachtoffer), hebbende verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s)
- (telkens) zijn/hun penis in de mond en/of in de bilspleet en/of in de anus
van die [slachtoffer] gestopt en/of gehouden en/of
- (telkens) de penis van die [slachtoffer] afgetrokken en/of
- (telkens) verdachte's penis en/of de penis van verdachte's mededader(s)
door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- (telkens) de penis van die [slachtoffer] in zijn/hun mond genomen
en/of gehouden en/of
- (telkens) het geslachtsdeel en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] gestreeld en/of zijn/hun geslachtsdeel en/of schaamstreek door
die [slachtoffer] laten strelen en/of
- (telkens) zijn/hun tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht
(tongzoenen);
(artikel 243 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2002
tot 28 december 2003 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, ( in de woning
[adres] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- (telkens) zijn/hun penis in de mond en/of in de bilspleet en/of in de anus
van die [slachtoffer] gestopt en/of gehouden en/of
- (telkens) de penis van die [slachtoffer] afgetrokken en/of
- (telkens) verdachte's penis en/of de penis van verdachte's mededader(s)
door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- (telkens) de penis van die [slachtoffer] in zijn/hun mond genomen
en/of gehouden en/of
- (telkens) het geslachtsdeel en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] gestreeld en/of zijn/hun geslachtsdeel en/of schaamstreek door
die [slachtoffer] laten strelen en/of
- (telkens) zijn/hun tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht
(tongzoenen);
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2002
tot en met 27 januari 2006 te Nuenen (in de woning [adres]),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
met [slachtoffer], van wie hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens) wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid of
lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die
[slachtoffer] (telkens) niet of onvolkomen in staat was zijn wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden
en/of met [slachtoffer], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
- (telkens) zijn/hun penis in de mond en/of in de bilspleet en/of in de anus
van die [slachtoffer] gestopt en/of gehouden en/of
- (telkens) de penis van die [slachtoffer] afgetrokken en/of
- (telkens) verdachte's penis en/of de penis van verdachte's mededader(s)
door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- (telkens) de penis van die [slachtoffer] in zijn/hun mond genomen
en/of gehouden en/of
- (telkens) het geslachtsdeel en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] gestreeld en/of zijn/hun geslachtsdeel en/of schaamstreek door
die [slachtoffer] laten strelen en/of
- (telkens) zijn/hun tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht
(tongzoenen);
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van
1 januari 2005 tot en met 27 januari 2006 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca,, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
althans alleen, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager,
bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke
vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was
betrokken (telkens) heeft verspreid, en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of
uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad,
te weten een of meer afbeelding(en) en/of filmopname(n) waarop (telkens) is
afgebeeld [slachtoffer], geboren (geboortedatum) 1987, op welke afbeeldingen
die [slachtoffer] naakt te zien is terwijl hij zichzelf en/of een ander
aan het pijpen en/of aftrekken is;
(artikel 240 b van het Wetboek van Strafrecht);
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 5 maart 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De verdediging voert het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging op basis van een zestal argumenten, die alle nader worden onderbouwd met een aantal voorbeelden.
1. er is op ontoelaatbare wijze druk uitgeoefend om verdachte tot een bekennende verklaring te brengen
2. verbalisanten hebben verdachte woorden in de mond gelegd
3. verbalisanten verstrekken opzettelijk onjuiste informatie aan verdachte
4. verbalisanten doen beloftes in ruil voor een bekennende verklaring van verdachte
5. verbalisanten hebben verdachten tegen elkaar uitgespeeld
6. de processen-verbaal van verhoor zijn misleidend en soms in strijd met de waarheid
De rechtbank bespreekt deze argumenten afzonderlijk en zal daarna ten aanzien van het gevoerde verweer een eindconclusie trekken. Ten aanzien van het eerste argument overweegt de rechtbank dat de door de raadsvrouwe onder 1A, 1B en 1D in haar pleitnota gegeven voorbeelden van gemaakte opmerkingen en gestelde vragen blijven binnen de grenzen van hetgeen in een verhoorsituatie toelaatbaar is. Dit geldt niet voor de opmerking van verbalisanten genoemd onder 1C, inhoudende dat de mede-verdachte, die partner is van verdachte, openheid van zaken heeft gegeven en dat hij wil dat verdachte dat ook doet. Deze opmerking lijkt in strijd met de waarheid en verbalisanten dienen zich naar het oordeel van de rechtbank te onthouden van het doen van onware mededelingen. Het enkele feit dat verbalisanten hier in de fout zijn gegaan, brengt de rechtbank echter niet tot de conclusie dat er ontoelaatbare druk is uitgeoefend.
Ter onderbouwing van haar tweede argument geeft de raadsvrouwe een aantal voorbeelden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze voorbeelden geenszins dat verdachte woorden in de mond zijn gelegd met als gevolg dat hij is misleid of waardoor gezegd kan worden dat hij niet in vrijheid heeft kunnen verklaren. Ook overigens is de rechtbank daarvan niet gebleken. Ten aanzien van het derde argument overweegt de rechtbank als volgt. Bij aanvang van de verhoren van verdachte op 31 januari 2006 beschikten verbalisanten, naast de verklaringen van [getuige] (de feitelijke stiefmoeder van [slachtoffer] van 20 en 25 januari 2006 (respectievelijk p. 249 en p. 254 van het dossier) over onder meer de verklaring van [getuige] van 25 januari 2006. Laatstgenoemde beschrijft in zijn verhoor dat [slachtoffer] door [medeverdachte] grof werd uitgekleed, dat [slachtoffer] was vastgebonden op het bed, dat er een rode striem over zijn rug liep en tevens dat alles begon als grap en uitliep op iets gruwelijks (p. 355-357). Voorts waren verbalisanten op de hoogte van de inhoud van de verklaring van [slachtoffer] afgelegd tijdens het studioverhoor op 30 januari 2006 (p. 152). [slachtoffer] verklaart onder meer (p. 159):
"... [verdachten] en [betrokkene1] (waren) bij [betrokkene2] Daar bleven ze ook aandringen om het te doen (...) Ik moest hun pijpen allemaal en hun deden mij een voor een neuken ( ...) ik moest pijpen, ik moest trekken, hun deden alles met mij toen."
Gegeven deze startinformatie is het begrijpelijk dat verbalisanten trachten vast te stellen of er iets en zo ja wat precies is gebeurd op de bewuste dag in augustus 2005. Daarbij is het niet ontoelaatbaar dat zij aan verdachte suggereren dat er ook penetratie heeft plaatsgevonden. Verbalisanten gaan echter te ver op het moment dat zij in strijd met de waarheid aan verdachte vertellen dat [slachtoffer] concreet in relatie met die dag heeft verklaard dat hij toen is geneukt.
Ook de mededeling aan verdachte (argument 4) dat hij op donderdagmiddag zijn mede-verdachte en partner mag zien als de waarheid boven tafel is, kan naar het oordeel van de rechtbank niet door de beugel. Verbalisanten dienen zich te onthouden van het doen van beloften, hoe klein ook, met het doel een bekennende verklaring van verdachte te krijgen.
Onder argument 5 stelt de verdediging dat verdachten tegen elkaar zijn uitgespeeld waarbij verbalisanten gebruik hebben gemaakt van de tussen de verdachten bestaande liefdesrelatie.
Het op deze wijze onder druk zetten van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank weliswaar niet fraai maar op zichzelf in een verhoorsituatie, zonder bijkomende omstandigheden waarvan in casu niet is gebleken, niet onrechtmatig.
Anders dan de verdediging stelt ten aanzien van argument 6 behoeft niet te blijken uit het proces-verbaal van verhoor hoe vaak verdachte heeft ontkend. Wel dient op niet mis te verstane wijze te blijken dat verdachte aanvankelijk duidelijk ontkende nu dit gegeven voor de weging van het bewijsmateriaal van betekenis kan zijn. Aan dit vereiste is in casu echter voldaan. De weergave op p. 320 van het proces-verbaal waar wordt vermeld dat verdachte heeft gezien dat zijn mede-verdachte opnames stond te maken met zijn digitale camera is onzorgvuldig. Deze onzorgvuldigheid is naar het oordeel van de rechtbank echter niet van dien aard dat gesproken kan worden van een opzettelijk onjuiste weergave van hetgeen tijdens het verhoor is besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelwijze van verbalisanten op drie punten niet correct is. Zij hebben in strijd met de waarheid aan verdachte verteld dat de mede-verdachte, die partner is van verdachte, openheid van zaken heeft gegeven en dat hij wil dat verdachte dat ook doet. Voorts hebben zij in strijd met de waarheid verteld dat [slachtoffer] concreet heeft aangegeven dat hij op de bewuste dag in augustus 2005 door de mede-verdachte is geneukt. Ten derde hebben zij aan verdachte de belofte gedaan dat hij zijn mede-verdachte en partner zou mogen zien als de waarheid boven tafel zou komen. Deze verzuimen zijn, hoe zeer ook ernstig, afzonderlijk of in totaliteit niet van dien aard dat er sprake is van een doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van verdachte waardoor aan diens recht op een eerlijk proces tekort is gedaan. Derhalve verwerpt de rechtbank het verweer dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is.
Ook voor het overige zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De raadsvrouwe heeft subsidiair ten aanzien van het niet-ontvankelijkheidsverweer gesteld dat de tijdens de verhoren afgelegde verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat zij onrechtmatig zijn verkregen. De rechtbank is van oordeel, zoals blijkt uit de overweging omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie, dat verbalisanten op drie punten in de fout zijn gegaan. Zij hebben in strijd met de waarheid aan verdachte verteld dat de mede-verdachte, die partner is van verdachte, openheid van zaken heeft gegeven en dat hij wil dat verdachte dat ook doet. Voorts hebben zij in strijd met de waarheid verteld dat [slachtoffer] concreet heeft aangegeven dat hij op de bewuste dag in augustus 2005 door de mede-verdachte is geneukt. Ten derde hebben zij aan verdachte de belofte gedaan dat hij zijn mede-verdachte en partner zou mogen zien als de waarheid boven tafel zou komen.
Gelet op de aard van de door verbalisanten gemaakte fouten, afgezet tegen het gegeven dat verdachte zijn verklaringen heeft ondertekend en dat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat verdachte is gaan verklaren ten gevolge van de door de verbalisanten begane fouten, is de rechtbank van oordeel dat de afgelegde verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank overweegt voorts met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde feit dat mogelijk het slachtoffer niet met een dildo maar met een vibrator is gepenetreerd. De benamingen in het proces-verbaal worden door elkaar gebruikt maar in ieder geval is komen vast te staan uit de verklaringen van [getuige] en verdachte dat het slachtoffer met een voorwerp welk in de hand werd gehouden is gepenetreerd. Gelet op het doorelkaar halen van deze twee benamingen, terwijl daarmee kennelijk hetzelfde voorwerp wordt bedoeld kan het woord dildo in de bewezenverklaring worden gehandhaafd.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair en subsidiair en 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde feit, dat niet is vast komen te staan dat het slachtoffer niet of onvolkomen in staat was om zijn wil ten aanzien van de seksuele handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Voor wat betreft het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank nader, dat er uit het dossier geen informatie naar voren is gekomen waaruit zou kunnen blijken dat verdachte het slachtoffer nog voor het bereiken van de leeftijd van zestien jaren heeft verkracht als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte,
1.
op een tijdstip gelegen in de periode van 1 februari 2005 tot
en met 31 augustus 2005 te Nuenen (in de woning [adres]) tezamen en in vereniging met anderen,
door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of een of
meer van zijn mededaders
- een zogenaamde dildo in de anus van die [slachtoffer] gebracht
en bestaande dat geweld en andere feitelijkheden hierin dat verdachte
en/of een of meer van zijn mededaders
- die [slachtoffer] nagenoeg geheel heeft/hebben ontkleed en
- zijn polsen hebben vastgebonden en
- die [slachtoffer] op een bed hebben gelegd en
- de bilspleet van die [slachtoffer] uit elkaar heeft/hebbengetrokken
- die [slachtoffer] op een bed hebben vastgehouden en
-zijn enkels hebben vastgebonden en
-die [slachtoffer] meermalen, met de hand en een doek en een dildo heeft/hebben
geslagen.
2.meer subsidiair:
meermalen in de periode van 01 januari 2002
tot 28 december 2003 te Nuenen (in de woning [adres]),
tezamen en in vereniging met een ander
met [slachtoffer] die de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gestopt en/of
- de penis van die [slachtoffer] afgetrokken en/of
- verdachte's penis en/of de penis van verdachte's mededader
door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn/hun mond genomen
en/of
- het geslachtsdeel en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] gestreeld.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 47, 57, 242, 247.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Bewezen feit 1en 2 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Toewijzing van de vordering van de [benadeelde partij] ad 7000 euro, hoofdelijk, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de zeer jeugdige leeftijd van het [slachtoffer] in relatie tot de leeftijd van verdachte;
- verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde
terwijl hij zich niet heeft bekommerd om het lot van het slachtoffer;
- langdurig heeft verdachte een minderjarige persoon sexueel misbruikt. Er is sprake van een
ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en normale seksuele ontwikkeling van het slachtoffer;
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Daarbij overweegt de rechtbank tevens, gelet op de door de rechtbank geconstateerde fouten begaan door de verbalisanten dat er overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering strafvermindering dient plaats te vinden. Om deze reden legt de rechtbank, naast de op te leggen maatregel, een vrijheidsstraf op van 30 maanden in plaats van 36 maanden.
Op 31 juli 2006 en 5 september 2006 heeft de psychiater Drs. R.H.P. Schlösser een rapport respectievelijk aanvullend rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in deze rapporten vermelde conclusies/adviezen, luiden, zakelijk weergegeven,
Rapport 31 juli 2006
Onderzochte is lijdende aan een parafilie, in diagnostische zin te omschrijven als pedofilie, gericht op jongens, daarnaast is er nog sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Deze zijn ten tijde van het (veronderstelde) plegen van het telastegelegde aanwezig.
De parafilie en de persoonlijkheidsstoornis hebben lange tijd invloed op de gedragskeuzen van betrokkene, zo ook tijdens en in de toegeleiding naar het tenlastegelegde.
Samenvattend is de antisociale persoonlijkheidsstructuur van betrokkene met beperkingen in geweten, met impulsiviteit en egocentrisch gericht zijn op behoeftebevrediging, van invloed. Binnen een kader waarin betrokkene zich opwerpt als "pleegouder" en onder invloed van (deels onderdrukte) pedoseksuele behoeften kan betrokkene binnen deze vertrouwensrelatie geen weerstand bieden tegen het hebben van seksueel contact en heeft hij de relatie met een 15-jarige kwetsbare jongen geseksualiseerd.
Deze ziekteverschijnselen maken dat betrokkene onvoldoende interne remmende mogelijkheden heeft zodat hij verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
Samenvattend is de aanwezige psychopathologie de belangrijkste recidivefactor, het gaat dus om de impulsiviteit, het moeilijk weerstand kunnen bieden tegen verlangens met daarbij de gebrekkige gewetensfunctie en het zeer beperkte invoelend vermogen. Het feit dat betrokkene geen inzicht en probleembesef heeft, eerdere behandeling niet succesvol is gebleken en het feit dat betrokkene een relatie onderhoudt met een partner die betrokkene niet remt en die mogelijk zelf ook pedoseksuele neigingen heeft, versterken de kans op recidive.
Om de als hoog ingeschatte recidivekans te verlagen is behandeling van de aanwezige psychopathologie noodzakelijk. Om een dergelijke behandeling enige kans van slagen te laten hebben is het wenselijk een langdurige, gestructureerde klinische behandeling in te zetten. Een ambulante behandeling was eerder ook niet afdoende.
In dit verband, kan indien de feiten strafrechtelijk bewezen worden geacht, als juridisch kader gedacht worden aan een TBS met dwangverpleging. Een eventuele TBS met voorwaarden is geen optie gezien de ernst van de pathologie, de noodzaak voor een langdurige behandeling en de verwachting dat betrokkene niet in staat is zich aan de voorwaarden te houden.
Rapport 5 september 2006
De conclusie van het onderzoek dat betrokkene "naar verwachting niet in staat is zich aan de voorwaarden te houden in geval van een TBS met voorwaarden" is met name op het hoge recidiverisico gebaseerd. Betrokkene is volgens zijn eigen mededelingen niet in staat weerstand te bieden wanneer een jongere zich seksueel aanbiedt, terwijl betrokkene (wederom in zijn lezing) geen seksuele verlangens voor minderjarigen heeft. Onbehandeld is betrokkene delictgevaarlijk. In dit verband houden ambulante behandelvormen ook een risico in. Door het beperkte ziekte- en probleembesef en de ambivalentie ten aanzien van een behandeling ligt het niet in de lijn der verwachting dat betrokkene goed in staat zal zijn zich aan de behandelafspraken (lees voorwaarden) te houden. Overigens is een ander probleem bij een eventuele TBS met voorwaarden de maximale behandelduur. Gezien de ernst van de psychopathologie (en indien het tenlastegelegde bewezen kan worden geacht) zal de te verwachten behandelduur (ook klinisch) de termijn van 4 jaar overschrijden.
Op 1 mei 2006 en 14 september 2006 heeft de psycholoog Drs. P.C. Braun een rapport respectievelijk aanvullend rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in deze rapporten vermelde conclusies/adviezen, luiden, zakelijk weergegeven,
Rapport 1 mei 2006
Betrokkene is lijdende aan parafilie, van pedoseksuele aard, gericht op jonge jongens, van het niet exclusieve type. Daarnaast is er sprake van antisociale persoonlijkheidsstoornis met aanwijzingen voor een psychopathische ontwikkeling zonder dat er echter sprake is van erectiestoornissen die de seksuele relatie verstoren.
Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde.
Deze problemen hebben gedurende vele jaren zijn gedragskeuzen en gedragingen beïnvloed.
Betrokkene is volstrekt niet in staat om het risico van het contact uit de weg te gaan dan wel dit te laten controleren door interne of externe controles en heeft zich mee laten slepen in situaties die hij zelf heeft gecreëerd.
Op basis van deze gegevens is betrokkene zeker enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Gelet op de terugval in herhaling van gedrag ondanks een intensieve ambulante psychotherapie; gezien de verwachting van de therapeuten destijds dat het groominggedrag dat betrokkene in de problemen zou kunnen brengen zou worden vermeden door de aanwezigheid van een volwassen seksuele relatie en in overweging nemend dat de relatie met betrokkenes vriend met een kennelijke overeenkomstige problematiek niet zozeer het risico op terugval heeft beperkt als wel dat zij gezamenlijk een persoon in een kwetsbare omstandigheid in een geseksualiseerde omgeving hebben gebrachten, kan de kans op herhaling van pedoseksueel gedrag indien niet dringend behandeld en gecontroleerd, zeer hoog worden ingeschat.
Aanbevolen wordt betrokkene uitgebreid psychiatrisch te laten onderzoeken op de in dit onderzoek geconstateerde problemen en met name op de behandelbaarheid aangezien op dat vlak nog de meeste vragen zijn blijven liggen. De weigering van betrokkene om het psychiatrisch onderzoek te ondergaan mag ook als symptomatisch worden opgevat voor de bestaande afweer tegen verandering. Ook zou de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek getoetst moeten worden alhoewel het bestaan van dergelijke problematiek duidelijk kan worden onderstreept.
Het advies van ondergetekende op basis van dit rapport luidt: TBS met dwangverpleging eventueel in combinatie met een (voorwaardelijke) detentie.
Rapport 14 september 2006
In aanmerking genomen dat een eerdere ambulante behandeling onvoldoende effectief was en betrokkene de ernst van de problematiek kon weghouden bij de ervaren therapeuten; gelet op de onderlinge versterking van de problematiek door betrokkene en zijn vriend; gezien de geringe gewetensfunctie, waarschijnlijk op basis van de psychopathiforme ontwikkeling bij een antisociale persoonlijkheid, lijkt een klinische behandeling gevolgd door langdurig toezicht door de Reclassering noodzakelijk. Hierbij dient te worden aangemerkt dat de resultaten van eerdere behandeling onvoldoende waren doordat afspraken over de behandeling willens en wetens gedurende langere tijd werden geschonden.
Een behandeling op voorwaarden (bijvoorbeeld een voorwaardelijke TBS) doet een veel te groot beroep op de mogelijkheden van betrokkene om zelfstandig (dus los van de pathologie) keuzes te maken en de grenzen van anderen te respecteren. Verder is de recidivekans dusdanig dat deze als zeer groot dient te worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt dat de hierna te kwalificeren feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De vordering van de [benadeelde partij].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten toegebrachte immateriële schade een bedrag ad 1500 euro.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige, te weten een bedrag ad 5500 euro niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering, te weten een bedrag ad 5500 euro, slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van verkrachting
T.a.v. feit 2 meer subsidiair:
Medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt
ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 3:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging
T.a.v. feit 1, feit 2 meer subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1500,00 subsidiair 30 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer (slachtoffer) van een bedrag van EUR 1500
(zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 30 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn
mededader is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de [benadeelde partij] , van een
bedrag van EUR 1500 (zegge: vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn
mededader is betaald.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. F.P.E. Wiemans, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier
en is uitgesproken op 19 maart 2007.