ECLI:NL:RBSHE:2007:AZ9472

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/884
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding voor mislopen uitkering door huursubsidie vaststelling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Luijendijk, en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, vertegenwoordigd door mr. M.L. Kalf-Simon. Eiseres had een verzoek om schadevergoeding ingediend, omdat zij meende dat zij door een onjuiste vaststelling van haar huursubsidie een bijdrage uit de Vangnetregeling had misgelopen. De rechtbank diende te beoordelen of het besluit van de Minister om het verzoek om schadevergoeding af te wijzen, in stand kon blijven.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Eiseres had in 2002 een voorlopige huursubsidie ontvangen, maar na herziening van haar situatie werd haar huursubsidie in 2004 verlaagd. Eiseres vorderde schadevergoeding van meer dan € 1.000,-, omdat zij meende dat zij recht had op een bijdrage uit de Vangnetregeling. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de Minister om de schadevergoeding af te wijzen, rechtmatig was. Eiseres had geen gronden aangevoerd tegen de vaststelling van de huursubsidie en de gestelde schade was het gevolg van eerdere besluiten van de Minister.

De rechtbank concludeerde dat de Minister niet onrechtmatig had gehandeld en dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor het aanvragen van de Vangnetregeling. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager in het proces van het aanvragen van subsidies en de noodzaak om tijdig actie te ondernemen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/884
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2007
inzake
[eiseres],
te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. M. Luijendijk,
en
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. M.L. Kalf-Simon.
Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2004 heeft verweerder het verzoek van eiseres om schadevergoeding afgewezen.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 29 december 2005 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 9 februari 2006 tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is behandeld ter zitting van 5 december 2006, waar eiseres is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. In deze zaak is aan de orde de vraag of verweerders besluit van 29 december 2005, waarbij het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding ongegrond is verklaard, in rechte kan worden gehandhaafd.
Feiten
2. Eiseres heeft om schadevergoeding verzocht omdat haar aanvankelijk een zodanig bedrag aan huursubsidie voor het subsidiejaar 2002/2003 was toegekend dat zij een bijdrage inzake de Vangnetregeling is misgelopen. Nu de huursubsidie in tweede instantie lager is vastgesteld, had eiseres achteraf gezien wel met succes een beroep op de Vangnetregeling kunnen doen. Hierdoor is eiseres een bedrag van meer dan € 1.000,- misgelopen. Dit is de schade die eiseres van verweerder vordert.
3. Op 9 augustus 2002 heeft eiseres een voorlopige huursubsidie gekregen naar aanleiding van haar aanvraag van 4 juli 2002 ten bedrage van € 140,- per maand.
Bij besluit van 30 juli 2003 is aan eiseres een bedrag toegekend van € 472,20. Omdat reeds € 840,- aan huursubsidie was verstrekt, werd de onverschuldigd betaalde huursubsidie teruggevorderd.
Bij besluit van 19 januari 2004 is de beslissing van 30 juli 2003 herzien op grond van nieuwe gegevens van de Belastingdienst. Aan eiseres is voor het subsidiejaar 2002/2003 geen huursubsidie toegekend.
Bij besluit van 26 maart 2004 is de beslissing van 19 januari 2004 herzien. Over het subsidiejaar 2002/2003 is een bedrag van € 472,20 aan huursubsidie toegekend. Op 3 april 2004 heeft eiseres tegen laatstgenoemd besluit bezwaar gemaakt en heeft zij schadevergoeding gevorderd.
Bij besluit op bezwaar van 4 augustus 2004 is het bezwaar tegen de vaststelling van het huursubsidiebedrag gedeeltelijk gegrond verklaard en is na heroverweging het besluit van 26 maart 2004 in die zin herzien dat eiseres recht heeft op huursubsidie van € 472,20 en dat de terugvordering van € 840,00 is verwijderd. Tevens is bij dit besluit het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Hiertegen heeft eiseres bij brief van 19 augustus 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank Almelo. Dit beroep is door de rechtbank Almelo niet-ontvankelijk verklaard en doorgezonden aan verweerder ter behandeling als bezwaarschrift. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder op voormeld bezwaarschrift beslist.
Standpunten partijen
4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat geen sprake is van enig besluit dat als onrechtmatig gekwalificeerd kan worden. Voorts heeft verweerder gesteld dat het niet de verantwoordelijkheid van verweerder is dat de eiseres een bijdrage op grond van de Vangnetregeling misgelopen is, omdat het de eigen verantwoordelijkheid van eiseres is om deze aan te vragen.
5. Eiseres stelt zich in beroep, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet tot vergoeding van de gestelde schade is overgegaan. Volgens eiseres is het besluit van 19 januari 2004 onrechtmatig omdat het was gebaseerd op een onjuiste grondslag, onzorgvuldig was en later is herzien. Voorts is eiseres van mening dat de omstandigheid dat verweerder er vijf besluiten over heeft gedaan om tot de definitieve vaststelling te komen van het huursubsidiebedrag onzorgvuldig is en in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Om deze reden is eiseres van mening dat deze besluiten ernstige gebreken vertonen, waardoor gesteld kan worden dat verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Naar de mening van eiseres is het evident dat er een causaal verband bestaat tussen de schade en het genoemde besluit. Tot slot heeft eiseres gesteld dat zij er alles aan gedaan heeft om de schade te beperken door alsnog met terugwerkende kracht een aanvraag te doen voor de Vangnetregeling. De gemeente stelt zich echter op het standpunt dat de aanvraag te laat is ingediend.
Oordeel van de rechtbank
6. Eiseres heeft in haar beroepschrift geen gronden aangevoerd tegen de definitieve beslissing
van verweerder tot toekenning van een bedrag van € 472,20 aan huursubsidie. Zij vordert slechts schadevergoeding, omdat zij door diverse volgens haar onjuiste beslissingen van verweerder schade heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee komen vast te staan dat het besluit van 4 augustus 2004, voorzover het betreft de vaststelling van de huursubsidie, formele rechtskracht bezit. Bovendien, zo begrijpt de rechtbank, vloeit de door eiseres gestelde schade, niet zozeer voort uit het besluit van 4 augustus 2004, maar is deze gestelde schade veeleer het gevolg van eerdere beslissingen van verweerder.
7. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het eerdere besluit van 19 januari 2004, waarbij het aanvankelijk toegekende bedrag als gevolg van een inkomenscontrole is herberekend niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Verweerder heeft deze beslissing genomen conform de Huursubsidiewet op basis van gegevens die hem op dat moment ter beschikking stonden. De omstandigheid dat het besluit van 19 januari 2004 bij besluit van 26 maart 2004 is herzien, maakt vorenstaande niet anders. Niet gebleken is dat verweerder in redelijkheid niet van de juistheid van de door de Belastingdienst verstrekte gegevens mocht uitgaan.
8. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van een door verweerder genomen besluit dat onrechtmatig is. Op 9 augustus 2002 is een aan eiseres een voor haar gezinssamenstelling standaard voorschot verstrekt, waarna op 30 juli 2003 de definitieve vaststelling is gevolgd. De enkele omstandigheid dat nadere gegevens vervolgens tot tweemaal toe tot een wijziging van het huursubsidiebedrag hebben geleid, maakt niet dat sprake is van onrechtmatige besluiten. Zoals verweerder ook heeft toegelicht, is het gebruikelijk dat naar aanleiding van ter beschikking gekomen gegevens het huursubsidiebedrag wordt aangepast. Voorts kan niet worden gesteld dat verweerders besluiten zodanig ernstige gebreken vertonen dat in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is gehandeld.
9. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat sprake is van onrechtmatigheid vanwege het tijdsverloop totdat de huursubsidie definitief is vastgesteld, merkt de rechtbank op dat verweerder heeft aangegeven dat sprake is geweest van een grote hoeveelheid aanvragen, welke in een korte periode diende te worden behandeld. In dit licht bezien leidt het pas na circa anderhalf jaar definitief vastgesteld hebben van de huursubsidie niet tot het oordeel dat sprake is van onrechtmatige besluitvorming. Daar komt nog bij dat niet gebleken is dat eiseres enig rechtsmiddel heeft aangewend tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
10. Met verweerder is de rechtbank tenslotte van oordeel dat eiseres de gestelde schade had kunnen beperken door een (pro forma) aanvraag voor de Vangnetregeling te doen of op zijn minst bij de gemeente te informeren naar de mogelijkheden om hiervoor onder de gegeven omstandigheden in aanmerking te komen. Dat in de brief van de gemeente van 5 juni 2002 staat vermeld dat eiseres voor 1 oktober 2002 diende aan te geven of zij dacht na 1 juli 2002 nog in aanmerking te komen voor de Vangnetregeling, maakt het voorgaande niet anders, nu gebleken is dat de persoonlijke situatie van eiseres per 1 juli 2002 is gewijzigd.
Conclusie
10. Op grond van vorenstaande overwegingen kan het bestreden besluit tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding in rechte worden gehandhaafd. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die moeten leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep moet derhalve ongegrond worden verklaard.
11. Voor een veroordeling van één der partijen in de proceskosten acht de rechtbank geen termen aanwezig.
12. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier op 8 februari 2007.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden d.d.