ECLI:NL:RBSHE:2007:AZ8008

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840291-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak exploitatiemaatschappij zwembad na verdrinking vierjarig jongetje

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de exploitant van een zwembad, naar aanleiding van de verdrinking van een vierjarig jongetje. Het Openbaar Ministerie had de exploitant verweten dat er onvoldoende toezicht was in de zwemgelegenheid, wat zou hebben geleid tot de fatale gebeurtenis. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet voldoende is komen vast te staan dat de verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer op het moment van de verdrinking onder begeleiding was van een volwassene en een 16-jarige, maar dat het slachtoffer op enig moment aan hun aandacht is ontsnapt. De toezichthouders in het zwembad hebben het slachtoffer niet zonder begeleiding opgemerkt. De rechtbank heeft ook gekeken naar de inrichting van het toegangspoortje en de aanwezigheid van toezichthouders. Ondanks dat er enkele tekortkomingen zijn vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat de exploitant voldoende maatregelen had getroffen om toezicht te houden, en dat er geen bewijs was dat de exploitant op de hoogte was van eventuele tekortkomingen in het toezicht. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en de benadeelde partij, de erfgenamen van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/840291-05
Uitspraakdatum: 8 februari 2007
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
gevestigd te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2006 en 25 januari 2007.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 april 2006.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 25 januari 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
Zij op of omstreeks 23 februari 2005 te 's-Hertogenbosch grovelijk, althans
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig en/of
onoordeelkundig en/of in strijd met de daarover met Gedeputeerde Staten van
de provincie Noord-Brabant gemaakte afspraken,
(als exploitant van een openbare zwemgelegenheid / een badinrichting (welke
zwemgelegenheid / badinrichting deel uitmaakte van sport- en vrijetijdscentrum
[verdachte]))
niet heeft zorggedragen voor voldoende toezicht in die zwemgelegenheid /
badinrichting gedurende de openstelling voor het publiek, immers heeft
verdachte toen en daar
(terwijl het toegangspoortje dat het gedeelte van de zwemgelegenheid /
badinrichting waar kinderen die de zwemkunst nog niet (voldoende) meester
waren konden spelen / baden in een pierenbad (plaatselijk bekend als [ ]) scheidde van het gedeelte van de zwemgelegenheid / badinrichting waar de
recreatiebaden waren gesitueerd (onder meer een golfslagbad en enkele zwem-
en/of badattracties, plaatselijk bekend als [ ] niet (naar
behoren) functioneerde (immers, genoemd poortje viel - na opening - niet
(altijd) automatisch terug in het slot))
- in een gedeelte van de zwemgelegenheid / badinrichting waar de
recreatiebaden (onder meer een golfslagbad en enkele zwem- en/of
badattracties, plaatselijk bekend als [ ] waren gesitueerd, niet
zorggedragen voor de permanente bezetting van twee toezichthouderposten (de
permanente aanwezigheid van twee toezichthouders), terwijl dat gezien de
(onoverzichtelijke) wijze waarop deze recreatiebaden (het golfslagbad) waren
(was) vormgegeven en/of ingericht en gelet op de gevaarzettende bestemming
van die recreatiebaden (dat golfslagbad) wel voorgeschreven, dan wel
geïndiceerd was en/of;
- (mede hierdoor) er geen zorg voor gedragen dat kinderen onder de negen jaar
en/of kinderen die de zwemkunst niet voldoende meester waren zich niet
zonder begeleiding konden begeven in die recreatiebaden / dat golfslagbad,
terwijl dat, gelet op de waterdiepte en/of de gevaarzettende bestemming van
die recreatiebaden / dat golfslagbad, voorkomen diende te worden;
terwijl toen in genoemde zwemgelegenheid / badinrichting een vierjarig
jongetje, genaamd [slachtoffer] (geboren 19 september 2000), die de
zwemkunst nog niet meester was, zich zonder begeleiding heeft begeven in het
golfslagbad (die recreatiebaden) en/of aldaar onder water is geraakt,
waardoor, althans mede waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat
die [slachtoffer] in dat golfslagbad (die recreatiebaden) is verdronken en
overleden.
(artikel 307 Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een geldboete van EUR 15.000,- waarvan EUR 7.500,= voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens dood door schuld bestaat slechts ingeval van (ten minste) aanmerkelijke schuld van verdachte aan dat overlijden. Een rechtspersoon kan strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor zowel haar eigen handelen en nalaten als voor handelen en nalaten van haar medewerkers dat haar kan worden toegerekend. Over het algemeen is een rechtspersoon slechts strafrechtelijk aansprakelijk wegens nalatigheid van haar medewerkers, indien zij wetenschap heeft van tekortkomingen in de feitelijke uitvoering van de door haar aan haar medewerkers opgedragen werkzaamheden en zij nalaat in te grijpen door - bijvoorbeeld - nadere werkafspraken en/of -instructies, danwel indien zij (in gevallen als het onderhavige) kennis heeft of behoort te hebben van feiten en omstandigheden die de gebruikelijke (veiligheids)maatregelen te kort doen schieten.
Het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden schrijft voor dat in badinrichtingen gedurende de openstelling in voldoende mate toezicht wordt uitgeoefend. Uit de wetsgeschiedenis blijkt onder meer dat de aanduiding "voldoende toezicht" doelt op zowel het aantal toezichthoudende personen als op de vereiste vaardigheden waarover deze personen dienen te beschikken. Wat het aantal toezichthouders betreft houdt dit doorgaans in dat bij ieder bassin door ten minste één persoon toezicht wordt uitgeoefend.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte regels omtrent het toezicht in het door haar geëxploiteerde zwemcomplex (naam zwembad) heeft vastgelegd in een toezichtsplan en een daarop gebaseerde werkplekinstructie ten behoeve van de toezichthouders. Het toezichtsplan schrijft onder meer voor dat (naam zwembad) voor kinderen onder 9 jaar uitsluitend toegankelijk is onder doorlopend toezicht en begeleiding van volwassenen (p. 94 van het procesdossier) en dat kinderen tot 9 jaar niet zonder begeleiding in Paradise Bay - waarvan het golfslagbad deel uitmaakt - mogen zwemmen (p. 106 van het procesdossier). Kinderen met onvoldoende zwemvaardigheid mogen niet zonder een begeleider van minimaal 18 jaar de perrons betreden (p. 95/96 van het procesdossier). Tijdens het recreatief zwemmen is de minimale personeelsbezetting twee toezichthouders en zijn ten minste post 1 en post 2 permanent bezet (p. 104/105 van het procesdossier). Voorts is gebleken dat iedere toezichthouder een exemplaar van het toezichtsplan en de werkplekinstructie ontvangt en schriftelijk bevestigt dat hij/zij kennis heeft genomen van deze stukken. De kennis bij de toezichthouders van de inhoud van deze stukken wordt met enige regelmaat door/namens verdachte besproken en getoetst.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan het toezichtsplan en de werkplekinstructie in praktijk als volgt uitvoering wordt gegeven. De medewerkers van verdachte bij de kassa zien erop toe dat kinderen jonger dan 9 jaar uitsluitend onder begeleiding van volwassen personen tot het zwembadcomplex worden toegelaten. De gebruikelijke gang van zaken is dat ingeval van drukte minstens twee vaste toezichthouders en één lopende toezichthouder aanwezig zijn bij het golfslagbad. Bij geringe drukte zijn twee vaste toezichthouders aanwezig en is het toegestaan dat de toezichthouder van post 2 gedurende korte tijd andere werkzaamheden verricht. Ten aanzien van het toezicht op de zwemvaardigheid is niet gebleken dat in de praktijk andere instructies gelden dan conform het bepaalde in het toezichtsplan.
Ten aanzien van het toegangspoortje nabij [ ] is gebleken dat dit ongeveer één meter hoog is, dat de klink zich vanuit het [ ] gezien aan de buitenzijde bevindt en dat aan het toegangspoortje een deurdranger is bevestigd. Voorts is gebleken dat de deurdranger het toegangspoortje na het openen in het slot doet vallen. Indien het toegangspoortje niet geheel geopend is geweest en/of met de hand tot kort vóór de sluitstand wordt begeleid, valt het niet in het slot. Naar het oordeel van de rechtbank is echter voldoende gebleken dat een vierjarig kind het poortje ook in dat geval niet zelfstandig kan openen.
Met betrekking tot het in het water van het golfslagbad raken van het slachtoffer [slachtoffer] stelt de rechtbank het volgende vast. Het slachtoffer werd tijdens het bezoek aan het zwembad begeleid door een volwassen persoon en een 16-jarige persoon. Vanaf enig moment is het slachtoffer ontsnapt aan de aandacht van zijn begeleiders. Vaststaat dat de aanwezige toezichthouders het slachtoffer niet zonder begeleiding op het perron bij het golfslagbad of in het golfslagbad hebben waargenomen. Niet kan worden vastgesteld wat het exacte tijdstip is waarop het slachtoffer bij of in het golfslagbad gekomen is. Op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting kan er vanuit worden gegaan dat dit op enig moment tussen 17.45 uur en 18.08 uur is geschied. Gedurende deze periode zijn bij het golfslagbad variërend twee vaste toezichthouders en één lopende toezichthouder en vervolgens twee vaste toezichthouders aanwezig geweest, waarbij één van de twee toezichthouders na 18.00 uur gedurende enkele minuten niet op post 2 aanwezig was. Voorts is voldoende komen vast te staan dat gedurende genoemde tijdsperiode het zwembad niet druk bezocht was (in het golfslagbad waren 10 tot 15 personen aanwezig).
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende vast is komen te staan dat verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan het overlijden van het slachtoffer.
Ter invulling van de haar krachtens de wet opgelegde verplichting tot het houden van voldoende toezicht heeft verdachte regels omtrent het toezicht gesteld in het toezichtsplan en mede in de vorm van een werkplekinstructie ter kennis gebracht aan alle toezichthouders. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het toezicht conform de door verdachte opgestelde regels onvoldoende is, noch dat feitelijk van deze regels werd afgeweken. Evenmin is gebleken dat verdachte wetenschap had van eventuele nalatigheid van de toezichthouders in het feitelijk houden van toezicht dat tot ingrijpen van verdachte noodzaakte. In het bijzonder is niet komen vast te staan dat gedurende de periode waarin het slachtoffer zich nabij en in het golfslagbad heeft bevonden, sprake was van onvoldoende toezicht in algemene zin. Een eventueel incidenteel (zeer) ernstig tekortschieten in de taakuitoefening van één of meer toezichthouders brengt hierin voor de rechtspersoon geen verandering. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat een causaal verband bestaat tussen het door en namens verdachte gehouden toezicht voorzover dit binnen de invloedssfeer van verdachte valt en het verdrinken en overlijden van het slachtoffer. Daarmee is niet komen vast te staan dat sprake is van (tenminste) aanmerkelijke schuld, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij (de erfgenamen van [slachtoffer]).
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij (de erfgenamen van [slachtoffer]) in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de rechtspersoon aangegeven dat verdachte de ingediende vordering van de nabestaande zal voldoen, ongeacht de afloop van de strafzaak.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij de erfgenamen van [slachtoffer], in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. G.J. Roeterdink en mr. drs. W.A.F. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, griffier
en is uitgesproken op 8 februari 2007.