ECLI:NL:RBSHE:2007:AZ7561

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
141491 / FA RK 06-1437
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoeker in verzoek om erkenning op basis van artikel 1:27 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 januari 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een akte van erkenning op te maken. Het verzoekschrift was ingediend op 27 maart 2006, terwijl het besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand, waartegen het verzoek was gericht, op 17 februari 2005 was verzonden. De rechtbank overwoog dat verzoeker niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken na het besluit had gereageerd, waardoor hij niet ontvankelijk was in zijn verzoek. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De ambtenaar van de burgerlijke stand had ter zitting verzocht om veroordeling van verzoeker in de kosten, maar dit verzoek werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van verzoekschriften in het kader van de burgerlijke stand en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 141491 / FA RK 06-1437
Uitspraak : 23 januari 2007
Beschikking betreffende artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. C.J. Driessen,
tegen:
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND VAN DE GEMEENTE [naam gemeente],
zetelende te [naam gemeente],
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk verzoeker en de ambtenaar.
De procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- het verzoekschrift (met bijlage), ter griffie ingekomen op 27 maart 2006;
- de correspondentie, waaronder met name: brieven (met bijlagen), gedateerd 2 mei 2006 en 19 oktober 2006 en een brief, gedateerd 9 januari 2007, van mr. Driessen en een brief, gedateerd 10 november 2006, en een brief (met bijlagen), gedateerd 20 december 2006, van de ambtenaar.
De zaak is behandeld ter zitting van 9 januari 2007. Verschenen is [naam ambtenaar], ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente]. De ambtenaar heeft ter zitting producties in het geding gebracht.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen is verzoeker niet ter zitting verschenen.
De beoordeling
ontvankelijkheid
Verzoeker komt op tegen een besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente], verzonden op 17 februari 2005, houdende weigering tot het opmaken van een akte van erkenning betreffende [naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. Verzoeker vraagt de rechtbank de ambtenaar te gelasten alsnog over te gaan tot het opmaken van een akte van erkenning.
De ambtenaar heeft ter zitting primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in zijn verzoek en subsidiair tot afwijzing van het verzoek.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor zover in deze zaak van belang bevat artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek de navolgende bepalingen: "Naar aanleiding van een besluit van een ambtenaar van de burgerlijke stand om op grond van artikel 18b of 20c te weigeren een akte van de burgerlijke stand op te maken, een latere vermelding van een akte toe te voegen of ... hebben belanghebbende partijen de bevoegdheid zich binnen zes weken na de verzending van dit besluit bij verzoekschrift te wenden tot de rechtbank binnen welker rechtsgebied de standplaats van de ambtenaar van de burgerlijke stand is gelegen".
Gelet op de hiervoor aangehaalde wetsbepaling moet worden geoordeeld, dat verzoeker niet behoort te worden ontvangen in zijn verzoek nu hij ruimschoots na het verstrijken van vorenbedoelde termijn van zes weken na de verzending van vorenbedoeld besluit op 17 februari 2005 zich tot de rechtbank heeft gewend, nu het desbetreffende verzoekschrift eerst op 27 maart 2006 ter griffie is ingekomen.
Op grond van het voorgaande beslist de rechtbank zoals hierna zal worden vermeld.
proceskosten
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft ter zitting verzocht verzoeker te veroordelen in de kosten van het geding, daartoe aanvoerende dat deze kosten nodeloos door verzoeker zijn veroorzaakt.
De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen compenseren, zoals hierna zal worden vermeld.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
compenseert de proceskosten, des dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.M. Walstock-Krens, rechter,
en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2007, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat)- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de g van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.