ECLI:NL:RBSHE:2007:AZ7483

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840962-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in een zaak van dodelijk verkeersongeval met een fietser

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 14 september 2006 te Heusden. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto reed, werd beschuldigd van het niet verlenen van voorrang aan een fietser die van rechts kwam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 18 januari 2007 gehouden, waar de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte zijn verdediging heeft gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanrijding plaatsvond op een onoverzichtelijke splitsing van de Heesbeenseweg en een fietspad. Het was donker en er was geen straatverlichting aanwezig, waardoor de fietser aan het zicht van de verdachte was onttrokken door een haag. De fietser had geen verlichting op zijn fiets en reed met een hoge snelheid. De verdachte had zijn snelheid gematigd tot 56 à 58 kilometer per uur, terwijl 80 kilometer per uur was toegestaan. De rechtbank concludeert dat de verdachte, gezien de omstandigheden, de fietser niet heeft gezien en daarom geen voorrang heeft verleend.

De rechtbank overweegt dat de verdachte niet kan worden verweten dat hij schuld heeft aan het ongeval. De verkeersfout die hij heeft begaan, het niet verlenen van voorrang, was niet gepaard gegaan met verzwarende omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de verdachte alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden gevergd om het ongeval te voorkomen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de rechtbank de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft beoordeeld en geen belemmeringen heeft gevonden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/840692-06
Uitspraakdatum: 1 februari 2007
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 december 2006. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2006 te Heusden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Heesbeenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdende op die Heesbeenseweg en gekomen bij de T-kruising van die weg met het (niet met naam aangeduide) fietspad dat loopt vanuit de richting Wijk en Aalburg
- te rijden met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge, althans aanmerkelijke, snelheid en/of
- geen voorrang te verlenen aan een hem, verdachte, van rechts naderend fietser, althans niet in staat te zijn geweest zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was
waardoor een aan- en/of overrijding en/of botsing is ontstaan tussen beide voertuigen, waardoor een ander (te weten die fietser, genaamd [slachtoffer]) werd gedood; (artikel 6 Wegenverkeerwet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2006 te Heusden als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Heesbeenseweg en gekomen bij de T-kruising van die weg met het (niet met naam aangeduide) fietspad dat loopt vanuit de richting Wijk en Aalburg heeft gereden met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge, althans aanmerkelijke, snelheid en/of geen voorrang heeft verleend aan een hem, verdachte, van rechts naderende fietser, althans niet in staat is geweest zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; (artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De officier van justitie eist voor het primair tenlastegelegde veroordeling van verdachte tot:
* 60 uur werkstraf subsidiair 30 dagen hechtenis en
* 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De bewijsbeslissing.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van 18 januari 2007 is komen vast te staan dat op 14 september 2006 een aanrijding heeft plaatsgevonden, op de splitsing van de Heesbeenseweg en het fietspad afkomstig van de Heusdensebrug te Heusden, tussen een door verdachte bestuurde personenauto en een door het slachtoffer [slachtoffer] bestuurde fiets. Verdachte had de fietser voorrang moeten verlenen omdat de fietser voor verdachte van rechts kwam op een splitsing van gelijkwaardige wegen. Dat heeft verdachte niet gedaan.
De situatie ter plaatse was onoverzichtelijk. Het was donker op het moment van de aanrijding, op de hiervoor genoemde splitsing was geen straatverlichting aanwezig en de fietser was aan het zicht van verdachte onttrokken door een haag die het uitzicht van verdachte op het fietspad belemmerde. Uit het door de recherche uitgevoerde onderzoek is voorts gebleken dat de fietser geen verlichting voerde, dat de fietser waarschijnlijk met behoorlijk snelheid van de Heusdensebrug de splitsing is opgereden en dat verdachte de snelheid van de door hem bestuurde personenauto had gematigd tot 56 à 58 kilometer per uur, waar 80 kilometer per uur was toegestaan. Verdachte heeft aangegeven zijn snelheid te hebben gematigd omdat hij plaatselijk bekend was en uit ervaring wist dat voornoemde splitsing een gevaarlijk punt was waar in het verleden ongelukken waren gebeurd. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden heeft verdachte de voor hem van rechts komende fietser niet gezien en geen voorrang aan die fietser verleend.
De rechtbank overweegt hierover het navolgende:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De door verdachte begane verkeersfout, het niet verlenen van voorrang aan een voor hem van rechts komende verkeersdeelnemer op een splitsing van gelijkwaardige wegen, is niet gepaard gegaan met verzwarende omstan-digheden waardoor de bestuurder zijn vermogen om op behoorlijke wijze aan het verkeer deel te nemen door eigen toedoen heeft verminderd. Daarnaast is evenmin gebleken van voor verdachte kenbare, binnen zijn machtssfeer liggende omstandigheden, die het naleven van deze specifieke verkeersregel op dat moment indiceerde en waarvan van verdachte gevergd kon worden dat hij deze verkeersregel op dat moment navolgde. Tenslotte is naar het oordeel van de rechtbank evenmin gebleken van zodanig rijgedrag door verdachte dat het maken van een verkeersfout daardoor in de hand zou worden gewerkt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schuld bij verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zal van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Het enkele feit dat verdachte een verkeersfout heeft begaan levert geen verwijtbaarheid op als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De handelingen die verdachte voorafgaande aan de aanrijding heeft verricht en de wijze waarop hij dat heeft gedaan hebben op geen enkele wijze gevaarscheppend gedrag veroorzaakt. In tegendeel, uit het onderzoek ter zitting van 18 januari 2007 is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte er alles aan heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden gevergd om te voorkomen dat deze aanrijding zou plaatsvinden. Zou de verdachte nog meer vaart hebben geminderd dan hij nu al heeft gedaan, dan zou dat gevaarscheppend zijn geweest jegens het achterop komende verkeer. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter,
mr. P.J.H. Van Dellen en mr. W.J. Kolkert, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier
en is uitgesproken op 1 februari 2007.
Parketnummer:01/840692-06 pag. 3
[verdachte]