ECLI:NL:RBSHE:2006:BR4237

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/855200-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord, opzettelijk brand stichten en het wegvoeren van een lijk

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 15 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van moord, opzettelijk brand stichten en het wegvoeren van een lijk. De verdachte is op 1 december 2005 in Oss samen met een medeverdachte betrokken geweest bij de gewelddadige dood van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededader het slachtoffer met voorbedachten rade hebben omgebracht door deze vast te binden en meerdere keren met een mes te steken. Na de moord hebben zij het lichaam van het slachtoffer verborgen en weggevoerd, met als doel de dood en de omstandigheden eromheen te verhullen. Daarnaast heeft de verdachte op 2 december 2005 opzettelijk brand gesticht in een geparkeerde auto, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar heeft desondanks een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd, evenals de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De eis van de officier van justitie was een gevangenisstraf van tien jaar en TBS. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de maatregel van terbeschikkingstelling vereisen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/855200-05
Uitspraakdatum: 15 juni 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de [PI]
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
21 maart 2006 en 1 juni 2006.
De zaak wordt gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (01/849408/05).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 februari 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 01 december 2005 te Oss tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar
mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] naar haar woning gelokt, in elk geval die [slachtoffer] gevraagd naar
haar, verdachtes woning te komen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer], in die woning (met een riem en/of een elektriciteitskabel) op een
stoel vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] meerdere malen (ongeveer 35 maal) met een mes, althans scherp
en/of puntig voorwerp in het lichaam gestoken en/of (vervolgens)
- met een koord (van lamellen) die [slachtoffer] gewurgd, althans strak om de hals
gehouden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 01 december 2005 te Oss tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader met dat opzet
- die [slachtoffer] naar haar woning gelokt, in elk geval die [slachtoffer] gevraagd naar
haar, verdachtes woning te komen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer], in die woning (met een riem en/of een elektriciteitskabel) op een
stoel vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] meerdere malen (ongeveer 35 maal) met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp in het lichaam gestoken en/of (vervolgens)
- met een koord (van lamellen) die [slachtoffer] gewurgd, althans strak om de hals
gehouden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven
doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten afpersing in vereniging, dan wel een poging tot afpersing in
vereniging, dan wel diefstal in vereniging (artikel 311/317 Wetboek van
Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 01 december 2005 te Oss tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader met dat opzet
- die [slachtoffer] naar haar woning gelokt, in elk geval die [slachtoffer] gevraagd naar
haar, verdachtes woning te komen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer], in die woning (met een riem en/of een elektriciteitskabel) op
een stoel vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] meerdere malen (ongeveer 35 maal) met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp in het lichaam gestoken en/of (vervolgens)
- met een koord (van lamellen) die [slachtoffer] gewurgd, althans strak om de hals
gehouden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
zij op of omstreeks 02 december 2005 in de gemeente Oss, althans in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende
zij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur in/aan een
auto welke geparkeerd stond aan de Singel 40-45 enkele kranten (die door haar,
verdachte kort tevoren waren besprenkeld met terpentine), dan wel enkele
aanmaakblokjes (die kort tevoren door haar, verdachte, in op die auto waren
geplaatst/gelegd), in brand gestoken terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen, te weten voor die auto en/of in de buurt van die auto geparkeerde
auto's te duchten was;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 2 december 2005 in de gemeente
Oss en/of te Appeltern, gemeente West Maas en Waal, althans in het
arrondissement 's-Hertogenbosch en/of het arrondissement Arnhem, tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, een lijk, te weten het stoffelijke
overschot van [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats]),
heeft verborgen en/of heeft weggevoerd en/of heeft weggemaakt, met het oogmerk
om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers
heeft/hebben verdachte en/of haar mededader (nadat genoemde [slachtoffer] door
verdachte en/of haar mededader opzettelijk om het leven was gebracht):
- (te Oss) het lijk van genoemde [slachtoffer] in een kliko gedaan/geduwd en/of
(vervolgens)
- de/een kliko met daarin het lijk van genoemde [slachtoffer] in een auto gedaan
en/of (vervolgens)
- de/een kliko met daarin het lijk van genoemde [slachtoffer] vervoerd naar een gemaal
("Gemaal Bloemers") aan de Tuut Maasdijk te Appeltern en/of (vervolgens)
- de/een kliko met daarin het lijk van genoemde [slachtoffer] (nabij het gemaal
Bloemers te Appeltern) in de rivier de Maas gedumpt/geduwd/gegooid/laten
glijden.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [medeverdachte] bij het vastbinden van [slachtoffer] in de stoel de grootste rol gespeeld. Gelet op het postuur van [slachtoffer] en het postuur van medeverdachte [verdachte] acht de rechtbank het uiterst onwaarschijnlijk dat medeverdachte [verdachte] alleen hier fysiek toe in staat zou zijn. Nadat [slachtoffer] is vast gebonden, is hij vele malen gestoken. Tussentijds is de stoel van het slachtoffer verplaatst. Ten tijde van het toebrengen van het letsel aan het slachtoffer zijn beide verdachten steeds aanwezig geweest. De verklaring van [medeverdachte] dat hij het toebrengen (van een deel van) het letsel heeft waargenomen terwijl hij buiten de kamer op de trap zat, acht de rechtbank, gelet op de ligging van de trap ten opzichte van de kamer, ongeloofwaardig. Geen van de verdachten heeft zich op enig moment gedistantieerd van de mishandeling en marteling van [slachtoffer]. Op het moment dat [medeverdachte] ten behoeve van de verkoop van de telefoon van [slachtoffer] de woning verliet, was [slachtoffer] nog in leven. Voor [verdachte] moet het redelijkerwijs mogelijk zijn geweest voordat [medeverdachte] terugkeerde in de woning, te vluchten of anderen te waarschuwen. Het is niet aannemelijk geworden dat zij hiertoe enige poging heeft ondernomen. Gelet op het feit dat de feitelijke mishandeling en marteling meer dan een uur heeft geduurd en na terugkeer van [medeverdachte] in de woning, doelbewust een einde is gemaakt aan het leven van [slachtoffer], is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van het medeplegen van moord.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat:
1.
zij op 01 december 2005 te Oss tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers hebben verdachte en haar mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer], in die woning op een stoel vastgebonden en vervolgens
- die [slachtoffer] meerdere malen (ongeveer 35 maal) met een mes in het lichaam gestoken en vervolgens
- met een koord (van lamellen) die [slachtoffer] gewurgd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
zij op 02 december 2005 in de gemeente Oss opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende
zij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur in een auto welke geparkeerd stond aan de Singel 40-45 enkele kranten (die door haar, verdachte kort tevoren waren besprenkeld met terpentine en die kort tevoren door haar, verdachte, in die auto waren gelegd), in brand gestoken terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto te duchten was;
3.
zij in de periode van 1 tot en met 2 december 2005 in de gemeente Oss en/of te Appeltern,
gemeente West Maas en Waal, tezamen en in vereniging met een ander, een lijk, te weten het stoffelijke overschot van [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats]),
heeft weggevoerd en/of heeft weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers hebben verdachte en haar mededader (nadat genoemde [slachtoffer] door
verdachte en haar mededader opzettelijk om het leven was gebracht):
- te Oss het lijk van genoemde [slachtoffer] in een kliko geduwd en vervolgens
- de kliko met daarin het lijk van genoemde [slachtoffer] in een auto gedaan en vervolgens
- de kliko met daarin het lijk van genoemde [slachtoffer] vervoerd naar een gemaal
("Gemaal Bloemers") aan de Tuut Maasdijk te Appeltern en vervolgens
- de kliko met daarin het lijk van genoemde [slachtoffer] (nabij het gemaal Bloemers te Appeltern)
in de rivier de Maas gedumpt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
De raadsvrouwe van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte terzake de feiten 1 en 3 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege het bestaan van de schulduitsluitingsgrond psychische overmacht, meer in het bijzonder handelde verdachte naar het oordeel van de verdediging onder een dusdanige psychische druk dat de wilsvrijheid van verdachte was aangetast en van verdachte redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat zij aan die druk weerstand bood.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank concludeert dat geen sprake was van een zodanige psychische druk door medeverdachte [medeverdachte], dat daardoor een vrije wilsbepaling bij verdachte was uitgesloten. Verdachte had de mogelijkheid om de geweldspiraal te doorbreken of tot een einde te brengen, bijvoorbeeld door
haar eigen woning te verlaten om hulp te zoeken toen [medeverdachte] afwezig was in verband met de verkoop van de telefoon.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 37a, 37b, 47, 57, 151, 157, 289.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
De op te leggen straf en maatregel.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank voorts in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het slachtoffer [slachtoffer], een vriend van medeverdachte [verdachte], is op zeer
gewelddadige en gruwelijke, sadistische wijze van het leven beroofd. Het slachtoffer is geslagen, met een mes gestoken, vastgebonden op een stoel, in de woorden van [verdachte] als dartbord gebruikt en vervolgens wederom meermalen met een mes gestoken en gewurgd. Het slachtoffer heeft hierdoor, gedurende meer dan een uur, zeer beangstigende en uiterst pijnlijke momenten moeten doorstaan. Het laatste uur van het leven van [slachtoffer] was een ware lijdensweg. De door verdachte en haar mededader gepleegde moord en het vervolgens wegmaken en dumpen van het stoffelijk overschot in de Maas, heeft voor grote onrust in de gemeenschap gezorgd. Voorts worden algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving door gedragingen als de onderhavige versterkt. Verdachte heeft met haar daden onherstelbaar leed toegebracht aan [slachtoffer] en zijn nabestaanden;
- verdachte verkeerde tijdens het plegen van (in elk geval) het onder 1 bewezenverklaarde feit onder invloed van verdovende middelen waarvan zij de negatieve werking op haar gedrag kende of moest begrijpen en welke zij toch heeft gebruikt;
- naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in verhouding tot de medeverdachte [medeverdachte] geen leidende rol gespeeld.
Bij de oplegging van de gevangenisstraf heeft de rechtbank bovendien rekening gehouden met de omstandigheid dat het onder 1 bewezen verklaarde feit, gelet op de conclusie in het hierna te noemen rapport, slechts in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling overweegt de rechtbank het volgende.
Op 11 mei 2005 hebben mw. C.M. van Deutekom, klinisch psycholoog en dhr. A.C. Bruijns, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht een rapport omtrent verdachte uitgebracht.
De in dit rapport vermelde conclusies luiden onder meer, zakelijk weergegeven:
Onderzochte heeft ten tijde van het plegen van de haar tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan kunnen inzien, doch is in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest haar wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen. Ten tijde van het plegen van het haar onder 1 tenlastegelegde was zij lijdende aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens dat dit feit (indien bewezen) haar slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het in dit rapport vermelde advies luidt, zakelijk weergegeven:
De kern van de problematiek van betrokkene wordt gevormd door een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis. Het betreft een stuurloosheid en instabiliteit op diverse niveaus van functioneren, te weten de intermenselijke relaties, de seksuele relaties, haar zelfbeeld, haar gemoedstoestanden, haar impulscontrole en het middelengebruik. Het middelengebruik vloeit
voort uit de borderline persoonlijkheidsstoornis maar dient als aparte stoornis te worden geclassificeerd. Er is sprake van langdurig misbruik van cocaïne, bij tijden leidend tot afhankelijkheid van deze harddrug.
Dat is in de periode voorafgaand en tijdens het tenlastegelegde zeker het geval geweest.
Mede op basis van de ongunstige omstandigheden onder welke zij opgroeide, heeft betrokkene een vrees voor verlating ontwikkeld, wat zich onder meer vertaalt in een zich herhalend repertoire van problematische relaties met mannen, waarbij de verlatingsangst gelijke tred houdt met de machtsstrijd.
Het vehikel in haar machtsstrijd is haar ongeremde sexualiteit waarin zij de 'de man' de baas is.
Ook in de relatie met medeverdachte [medeverdachte] spelen fenomenen van -angst voor- verlating en strijd om de macht binnen de relatie een rol.
De kans op recidive van een met het onder 1 tenlastegelegde vergelijkbaar gewelddadig gedrag is groot.
Bij het onderzoek is gebleken dat betrokkene erg samenklit met [medeverdachte]. Betrokkene neemt het voortouw en [medeverdachte] volgt haar in dit gedrag. Zij benoemt ook haar "onvoorwaardelijke liefde" voor [medeverdachte].
Dit gedrag is te begrijpen als een primitieve bezwering van verlatingsangsten. Bij een hervatting van de relatie met [medeverdachte] of bij een andere relatie van betrokkene met een man die gewelddadig gedrag in potentie in zich heeft, zal de borderline persoonlijkheidsstoornis van betrokkene er snel toe leiden dat uit de aard van de relatie er een escalerende geweldspiraal zou kunnen ontstaan jegens derden. Wij kunnen niet uitsluiten dat een partner zelf of -op termijn- haar kinderen gevaar lopen, vooral in het geval dat haar verlatingsangst wordt geprikkeld.
Wij adviseren de maaregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Een minder vergaande maatregel zal niet afdoende zijn in verband met de ernst van de stoornis, het ontbreken van iedere vorm van ziekte-inzicht en de afwezigheid van motivatie voor behandeling.
De rechtbank neemt deze conclusies en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het plegen van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde en hiervoor bewezenverklaarde feit bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
De rechtbank neemt in aanmerking dat uit de voorliggende rapportage is gebleken dat een minder restrictief behandel- en begeleidingskader dan een terbeschikkingstelling niet zinvol lijkt gezien de kans op het mislukken daarvan.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een reële kans op herhaling van delicten soortgelijk als het onder 1 bewezenverklaarde.
De rechtbank overweegt dat het hierna onder 1 te kwalificeren feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is, gelet op voormeld advies, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist en dat deze maatregel voorts in het belang van verdachte is.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 primair, onder 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van moord
(artikel 289 en 47, lid 1 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht);
T.a.v. feit 2:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
(artikel 157, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht);
T.a.v. feit 3:
medeplegen van: het wegvoeren en/of wegmaken van een lijk, met het oogmerk om
het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen
(artikel 151 en 47, lid 1 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht).
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 primair:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. H.M.H. de Koning, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier
en is uitgesproken op 15 juni 2006.
Parketnummer: 01/855200-05 pag. 2
[verdachte]