ECLI:NL:RBSHE:2006:BR3932

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839022-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. C.W.P. van Gelder
  • mr. E.W. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van moord met verwerping beroep op noodweer en oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 16 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade het leven van het slachtoffer heeft beroofd. De feiten vonden plaats in de periode van 18 tot en met 19 januari 2006 te Eindhoven, waar de verdachte samen met een of meer mededaders het slachtoffer met een touw om de nek heeft gewurgd. De rechtbank heeft de tenlastelegging, die op vordering van de officier van justitie was gewijzigd, in zijn geheel bewezen verklaard. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft het beroep op noodweer en noodweerexces van de verdediging verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte de gelegenheid had om zich uit de situatie te verwijderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van EUR 1810,- aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte gelast.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de nabestaanden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychiatrisch rapport dat een verminderde toerekeningsvatbaarheid aangaf. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van ondertekening van het voegingsformulier. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. drs. W.A.F. Damen als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/839022-06
Uitspraakdatum: 16 mei 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende: [PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 mei 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 april 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2006, althans in of omstreeks de periode van 18
januari 2006 tot en met 19 januari 2006 te Eindhoven tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten
rade [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1968) van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] met kracht de keel
dichtgenepen en/of een touw om de nek van die [slachtoffer] gedaan en/of dat touw om
de nek van die [slachtoffer] (met kracht) aangetrokken, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden;
(Artikel 289/287 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 2 mei 2006 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
Verdachte heeft een touw gepakt en dat touw, terwijl het slachtoffer volgens de verklaring van verdachte nog leefde en tegenwerkte, twee keer om de nek van het slachtoffer gehaald, het touw aangetrokken en er een knoop in gelegd. Verdachte is vervolgens weggegaan, terwijl, volgens zijn eigen verklaring, het slachtoffer nog in leven was. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij daarvóór de keel van het slachtoffer heeft vastgehouden en dichtgeknepen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis/gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank acht derhalve, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het feit heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting subsidiair aangevoerd dat verdachte, vanwege de hevige gemoedsbeweging waarin hij verkeerde tijdens het plegen van het feit, heeft gehandeld uit noodweer c.q. noodweerexces.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouwe. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een noodweersituatie, aangezien verdachte in elk geval de gelegenheid heeft gehad zich te verwijderen van de situatie. Nu het beroep op noodweer niet slaagt, faalt derhalve eveneens het beroep op noodweer-exces.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 289(oud).
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
* Bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
* Gevangenisstraf van 8 jaar met aftrek van voorarrest;
* Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en de schadevergoedingsmaatregel;
* Teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen fiets en schoenen.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft de nabestaanden van het slachtoffer een onherstelbaar leed aangedaan;
- het zeer gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemens te gebruiken alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- verdachte verkeerde tijdens het plegen van het feit onder invloed van verdovende middelen waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen en welke hij toch heeft gebruikt.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht psychiatrisch rapport door J.C. Zwemstra van 27 maart 2006 blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare in licht verminderde mate aan hem kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
moord
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1810,00 subsidiair 36 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 1810,- (zegge: achttienhonderdtien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], van een bedrag van EUR 1810,- (zegge: achttienhonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2006, de datum waarop het voegingsformulier is ondertekend.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, te weten: de fiets, jas en schoenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. C.W.P. van Gelder en mr. E.W. van den Heuvel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 16 mei 2006.