ECLI:NL:RBSHE:2006:BR3071

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/850047-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag en bewezenverklaring van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met fatale gevolgen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van (medeplegen van) doodslag en overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op de avond voor het ongeval veel alcohol gedronken en was, zonder geldig rijbewijs, achter het stuur van een auto gekropen. Tijdens het rijden, waarbij zijn dochter op de achterbank zat, verloor hij de controle over het voertuig en veroorzaakte een fatale aanrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn dochter zou overlijden, en sprak hem vrij van de doodslag. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan het overtreden van de Wegenverkeerswet, omdat hij onder invloed van alcohol en zonder rijbewijs had gereden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van één jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/850047-06
Uitspraakdatum: 4 mei 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 april 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 maart 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 december 2005 te Beugen, gemeente Boxmeer, tezamen en
in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]
(2-jarig kind van beiden) van het leven heeft/hebben beroofd, immers
heeft/hebben verdachte(n) met dat opzet gehandeld als volgt:
- [medeverdachte] heeft [verdachte] toegevoegd dat zij zich niet tot
behoorlijk besturen in staat achtte waarop (vervolgens) [verdachte]
(verder) als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto)
* verkerende onder (aanmerkelijke) invloed van een stof als bedoeld in artikel
8 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 (alcohol) en/of
* zonder rijbewijs als bedoeld in artikel 107 Wegenverkeerswet 1994,
is gaan rijden
- met een, gelet op de verkeerssituatie te hoge snelheid, althans met een
aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse
geldende maximum snelheid van 60 km per uur en /of gelet op de aard en/of
gesteldheid van die door hem, bereden weg en/of gelet op de
weergesteldheid, voor het veilig verkeer ter plaatse te hoge snelheid
rijdende op de Voordtstraat en/of gekomen in/nabij een, gezien zijn
rijrichting, naar rechts lopende bocht in die weg
- niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die
van hem werden vereist en/of
- niet voortdurend zijn motorrijtuig onder controle heeft gehad
en/of met het door hem bestuurde motorrijtuig in een slip is geraakt
en/of daarbij of vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig op de
weghelft van de rijbaan van die weg, bestemd voor het hem
tegemoetkomende verkeer in gereden, althans geraakt en/of is
(vervolgens) met het door hem, bestuurde motorrijtuig
tegen een lichtmast gereden, althans gebotst,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 287 en 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2005 te Beugen, gemeente Boxmeer, tezamen en
in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,
Voordtstraat, zich zodanig heeft/hebben gedragen dat een aan zijn/hun schuld
te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als
volgt:
- [medeverdachte] heeft [verdachte] toegevoegd dat zij zich niet tot
behoorlijk besturen in staat achtte waarop (vervolgens) [verdachte]
(verder) als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto)
* verkerende onder (aanmerkelijke) invloed van een stof als bedoeld in artikel
8 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 (alcohol) en/of
* zonder rijbewijs als bedoeld in artikel 107 Wegenverkeerswet 1994,
is gaan rijden
- met een, gelet op de verkeerssituatie te hoge snelheid, althans met een
aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse
geldende maximum snelheid van 60 km per uur en /of gelet op de aard en/of
gesteldheid van die door hem, bereden weg en/of gelet op de
weergesteldheid, voor het veilig verkeer ter plaatse te hoge snelheid
rijdende op de Voordtstraat en/of gekomen in/nabij een, gezien zijn
rijrichting, naar rechts lopende bocht in die weg
- niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die
van hem werden vereist en/of
- niet voortdurend zijn motorrijtuig onder controle heeft gehad
en/of met het door hem bestuurde motorrijtuig in een slip is geraakt
en/of daarbij of vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig op de
weghelft van de rijbaan van die weg, bestemd voor het hem
tegemoetkomende verkeer in gereden, althans geraakt en/of is
(vervolgens) met het door hem, bestuurde motorrijtuig
tegen een lichtmast gereden, althans gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, terwijl [verdachte] verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede
lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 6 en 47 Wegenverkeerswet 1994)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Overweging ten aanzien van het bewijs.
De officier van justitie heeft aan de hand van voorbeelden in de jurisprudentie gemotiveerd betoogd dat in de onderhavige casus sprake is van voorwaardelijk opzet van verdachte op de dood van zijn dochter. De rechtbank deelt dit oordeel niet, mede gelet op het verschil in feitelijke omstandigheden, en zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden aannemelijk. Verdachte heeft de avond voor het ongeval veel alcohol gedronken en voordat hij in de auto stapte nog enkele blikjes bier. Toen verdachte vertrok bij zijn ouders nam hij plaats op de bijrijdersstoel en werd de auto bestuurd door zijn echtgenote. Eerst nadat zijn echtgenote de auto na een ruzie verliet, heeft verdachte, die niet beschikt over een geldig rijbewijs, plaats genomen achter het stuur en is hij (stapvoets) gaan rijden. Zijn dochter [slachtoffer], die uiteindelijk ten gevolge van het ongeval om het leven kwam, zat op dat moment in de gordels in de kinderstoel op de achterbank. Daarnaast bevonden zich nog de twee andere kinderen van verdachte op de achterbank. De echtgenote van verdachte is vervolgens aan de passagierszijde weer ingestapt. In een ten gevolge van de ruzie emotionele toestand is verdachte daarna verder gereden. Kort voor een bocht dreigde zijn echtgenote de auto wederom te verlaten. Direct daarop kon verdachte, die harder dan 66 km per uur reed en derhalve harder dan de ter plaatse toegestane snelheid van 60 km, zijn auto in de bocht niet onder controle houden, waardoor het fatale ongeval is ontstaan. Gegeven deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn dochter, die zich bevond in de door verdachte bestuurde auto, het leven zou laten.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
De raadsman heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op overmacht. Bij gebrek aan een rijbewijs zou zijn cliënt niet rijden en enkel wegens de bijzondere omstandigheid van de ruzie die hij had met zijn echtgenote, heeft hij dat toch gedaan.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, aangezien niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een overmachtsituatie in de zin van psychische overmacht of noodtoestand.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10(oud), 14a(oud), 14b(oud), 14c, 14d;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 8, 175(oud), 176.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
* Bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit;
* Gevangenisstraf van 3 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
* Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 10 jaar.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte verkeerde tijdens het plegen van het feit onder invloed van alcohol waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen;
- verdachte werd terzake van verkeersmisdrijven blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- verdachte is zelf getroffen door de gevolgen van het door hem gepleegde strafbare feit in die zin dat zijn dochter is overleden ten gevolge van het ongeval.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met de ernst van het feit en een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank passeert derhalve het beroep van de raadsman op artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal geen ontzegging van de bevoegheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen, aangezien verdachte nog een dergelijke ontzegging heeft en verdachte geen autorijbewijs heeft en derhalve geen auto mag besturen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
subsidiair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die aan dat feit schuldig is, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en bijzondere voorwaarde: dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt contact met Kentron-Novadic.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. W. Overbosch, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 4 mei 2006.