ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ5352

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152477/KG ZA 06-857
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod aan imam om moskee te betreden en de rechtspositie van de Stichting Welzijn Moslims

In deze zaak vorderde de Stichting Welzijn Moslims, gevestigd te Amsterdam, een verbod aan imam NN om de moskeeën aan het Kastelenplein 169a te B en het Kraaiennest 125 te Amsterdam te betreden. De Stichting stelde dat zij als eigenaar van de moskeeën het recht heeft om te bepalen wie toegang heeft, en dat er goede redenen waren om imam NN de toegang te ontzeggen. De rechter oordeelde dat de Stichting Welzijn Moslims geen kerkgenootschap is in de zin van artikel 2:2 BW, maar een stichting naar Nederlands burgerlijk recht, en dat de rechtsverhoudingen binnen de stichting door het burgerlijk recht en haar statuten worden beheerst. Imam NN had zich beroepen op regels binnen zijn geloofsgemeenschap, maar de rechter oordeelde dat deze niet van toepassing waren op de stichting.

De rechter constateerde dat er een ernstig conflict was tussen het bestuur van de Stichting en imam NN, waarbij het bestuur had besloten om imam NN de toegang tot de moskee te ontzeggen. De rechter oordeelde dat het bestuur in redelijkheid deze beslissing had kunnen nemen, gezien de onmin en de acties van imam NN die de eenheid binnen de gemeenschap bedreigden. Het verbod aan imam NN om de moskee te betreden werd toegewezen, evenals het verbod om deel te nemen aan activiteiten van de gemeenschap in een besloten omgeving. Het verzoek om een straatverbod van 500 meter rond de moskeeën werd afgewezen, omdat er geen bewijs was dat imam NN zich op de openbare weg misdroeg.

De rechter besloot dat imam NN een dwangsom van € 500,00 moest betalen voor iedere overtreding van de verboden, met een maximum van € 5.000,00. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 29 december 2006 door mr. J.H.W. Rullmann.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152477 / KG ZA 06-857
Vonnis in kort geding van 29 december 2006
in de zaak van
de stichting STICHTING WELZIJN VOOR MOSLIMS IN NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. H. Nieuwenhuizen,
tegen
(imam) NN,
wonende te B,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de Stichting Welzijn Moslims en [imam NN] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling en de daarbij door [imam NN] in het geding gebrachte stukken;
- de pleitnota van de Stichting Welzijn Moslims.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Inleiding; het geschil
2.1. Ten processe kan van het volgende worden uitgegaan;
2.1.1. De Stichting Welzijn Moslims is een stichting die zich blijkens haar statuten (SWM, prod. 1) ten doel stelt: de materiële en geestelijke omstandigheden helpen creëren die moeten leiden tot een aanvaardbaar niveau van welzijn van moslims. Met haar activiteiten beoogt Stichting Welzijn Moslims om moslims beter in staat te doen zijn op gelijkwaardige wijze deel te nemen aan de Nederlandse samenleving, zonder verlies van eigen religieuze identiteit. De stichting tracht het doel onder meer te bereiken door het instellen van afdelingen in Nederland; onder meer in B functioneert een dergelijke afdeling.
2.1.2. De Stichting Welzijn Moslims is blijkens "Kadastraal bericht object" d.d. 15 december 2006 (SWM, prod. 2) eigenaar van een onroerende zaak, kadastraal omschreven als: GODSDIENST ERF - TUIN, staande en gelegen aan het Kastelenplein 169a te B, kadastraal bekend: gemeente G sectie F 1770 groot 21.37 are. Deze onroerende zaak wordt gebruikt als moskee (hierna ook: de moskee).
Daarnaast heeft de Stichting Welzijn Moslims nog een moskee aan het Kraaiennest 125 te Amsterdam in beheer.
2.1.3. Imam NN is aangesteld tot imam in de moskee te B. Tussen de Stichting Welzijn Moslims en imam NN zou een arbeidsovereenkomst naar Nederlands burgerlijk recht hebben bestaan, die met toestemming van de directeur van het Centrum voor Werk en Inkomen op of omstreeks 1 januari 2006 is beëindigd. Voor de periode daarna is tussen de Stichting Welzijn Moslims en imam NN blijkens een akte d.d. 12 februari 2006 (SWM, prod. 4) overeengekomen dat de imam zekere religieuze bedieningen en onderwijzingen in de moskee zou blijven verrichten waarvoor hij tot juli 2006 een onkostenvergoeding van € 500,00 per maand ontving.
2.1.4. Tussen het bestuur van de Stichting Welzijn Moslims, althans: het afdelingsbestuur B enerzijds en imam NN anderzijds is in de afgelopen tijd onmin gegroeid.
In een rondschrijven van imam NN d.d. 23 oktober 2006 (SWM, prod. 5) aan de gelovigen stelt hij:
"Gebleken is dat het bestuur van B niet in staat blijkt te zijn het moskee naar behoren en naar de wensen van djamaat (dat is: de gemeenschap; Vzr.) te besturen waardoor de eenheid binnen onze djamaat totaal verdwenen is".
Het bestuur van de Stichting Welzijn Moslims verwijt aan de andere kant imam NN een sterk polariserend en onbeschoft gedrag en het aansturen op een breuk binnen de gemeenschap. Imam NN poogt, aldus het bestuur, medestanders te mobiliseren en hij roept op tot bijeenkomsten in de moskee om zijn voornemens aan de gelovigen voor te leggen.
2.1.5. Het (afdelings)bestuur van de Stichting Welzijn Moslims heeft imam NN bij brief d.d. 5 december 2006 aangezegd dat het hem werd verboden om bijeenkomsten in de moskee te houden. Imam NN heeft blijk gegeven zich daaraan niet te willen houden.
2.2. De Stichting Welzijn Moslims vordert, zakelijk weergegeven dat het imam NN wordt verboden:
1. om zich op te houden binnen de moskeeën aan het Kastelenplein 169a te B en/of het Kraaiennest 125 te Amsterdam alsmede binnen een straal van 500 m rond die moskeeën;
2. om deel te nemen aan de activiteiten van de geloofsgemeenschap van de beide moskeeën, voor zover die binnen of buiten deze moskeeën plaatsvinden;
3. om contact op te nemen of te onderhouden met leden van de geloofsgemeenschap van Stichting Welzijn voor Moslims in Nederland voor zover de leden daarvan niet gediend zijn;
zulks onder verbeurte van dwangsommen bij diens handelen in strijd met deze bevelen en met zijn veroordeling in de kosten van het geding.
Grondslag van deze vorderingen is dat Stichting Welzijn Moslims als eigenaar van de moskee in beginsel vrij is om uit te maken wie zij daarin wenst toe te laten en dat zij in het geval van imam NN goede redenen heeft om hem niet toe te laten.
2.3. Imam NN heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Op hetgeen hij daartoe aanvoerde en op hetgeen partijen daarna over en weer nog hebben gesteld, zal waar nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De rechter wil bij de beoordeling van deze zaak vooropstellen dat de Stichting Welzijn Moslims geen kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 BW is. Zij heeft dat ook niet betoogd. Zij is een stichting naar Nederlands burgerlijk recht en wordt geheel en uitsluitend door het burgerlijk recht en door haar eigen statuten beheerst.
Imam NN heeft in zijn betoog verwezen naar en een beroep gedaan op in zijn geloofsgemeenschap geldende regels, meer in het bijzonder een regel dat een moskee geen profane eigenaar zou kunnen hebben, maar toebehoort aan de Godheid of aan de geloofsgemeenschap. Dienaangaande wordt overwogen:
3.1.1. Op zich genomen is reeds lang aanvaard dat een kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 BW is: iedere geloofsgemeenschap met een gestructureerde organisatie. (vgl. Hof Amsterdam 13 december 1984, rechtsoverweging 4, kenbaar uit HR 31 oktober 1986, NJ 1987/173). Ook een Islamitische geloofsgemeenschap kan derhalve een kerkgenootschap in de zin van genoemd artikel zijn. De rechtsverhoudingen tussen de organen en leden en tussen de organen onderling van een dergelijke geloofsgemeenschap kunnen de rechtsgevolgen hebben die de inwendige regelgeving daaraan verbindt. Die regelgeving kan dan zijn: een Kerkorde, een Codex Iuris Canonici of zelfs het heilige boek en de uitleg daarvan door schriftgeleerden wier autoriteit al jaren- of eeuwenlang door de geloofsgemeenschap is aanvaard. 3.1.2. Maar waar de Stichting Welzijn Moslims zichzelf heeft geïncorporeerd in de burgerrechtelijke rechtsvorm van een stichting, kan zij niet tevens een kerkgenootschap zijn in de zin van artikel 2:2 BW. Daaraan doet de omstandigheid dat zij zich richt op het welzijn van moslims in Nederland niet af. Die eigenschap deelt zij met onnoemelijk vele verenigingen en stichtingen op confessionele grondslag die evenmin kerkgenootschap zijn. De rechtszekerheid verzet zich er tegen dat dergelijke seculier geïncorporeerde rechtspersonen onderworpen zouden zijn aan regels die geen deel uitmaken van het burgerlijk recht of hun eigen statuten.
3.1.3. Het beroep van imam NN op voor zijn geloofsgemeenschap geldende regels faalt dus. De Stichting Welzijn Moslims is ten volle en als enige eigenaar van de genoemde moskeeën te Amsterdam en B.
3.2. Het beginsel van scheiding van kerk en staat brengt met zich mee dat de rechter niet treedt in de vraag of het bestuur van de Stichting Welzijn Moslims dan wel imam NN zich het meest gedraagt ter bevordering van het welzijn en het heil van de islamitische geloofsgemeenschap, of wie van hen in strijd daarmee handelt. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat imam NN kennelijk de nodige steun in de geloofsgemeenschap geniet. Slechts indien een bestuurslid (of het collectieve bestuur) handelt in strijd met wet of statuten dan wel zich schuldig maakt aan wanbeheer, kan hij of het op vordering van iedere belanghebbende worden ontslagen (art. 2:298 BW). Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is. En zolang daarvan geen sprake is, is het bestuur van de Stichting Welzijn Moslims, dat verantwoordelijk is voor een waardig en gepast gebruik van de eigendommen van de stichting waaronder in het bijzonder de moskeeën, als enige maar dan ook ten volle bevoegd die maatregelen te treffen die dat bestuur in het belang acht van dat waardige gebruik en daarmee indirect aan de doelstellingen van de stichting.
3.3. Ter zitting kwam nog ter sprake dat een moskee een openbare functie heeft in die zin dat hij vrijelijk toegankelijk is voor alle moslims die daar hun religieuze plichten willen vervullen. Dat heeft weer tot gevolg dat het bestuur van de Stichting Welzijn Moslims niet volledig vrij is om gelovigen naar willekeur de toegang tot hun gebedshuis te ontzeggen. Het bestuur moet daar een aanvaardbare reden voor hebben.
3.3.1. Vast staan de betrekkelijk hoog opgelopen onmin tussen bestuur en imam NN alsook de acties die imam NN voornemens is in en buiten de moskee te ondernemen om voor zijn standpunten steun te zoeken binnen de gemeenschap. Nog ter zitting heeft imam NN in den brede betoogd dat de kern van de gerezen problemen de bestuursleden zelf zijn. Hij heeft stukken overgelegd waarin een aantal van zijn medestanders het bestuur betichten van "leugens van de hoogste categorie", "eigenwijsheid van de voorzitter" en dergelijke. Ook heeft hij een honderdtal verklaringen overgelegd van gelovigen die een ander bestuur willen. Dat alles wijst op een ernstig conflict, waarbij voor de rechter lang niet vast staat wie daarin het gelijk aan zijn zijde heeft. En, zoals hiervóór reeds werd overwogen, is het niet aan de rechter om over dat "gelijk" een oordeel te geven.
3.3.2. Maar gegeven het bestaan van dat conflict heeft het bestuur in redelijkheid kunnen besluiten om zijn verantwoordelijkheid te nemen door de bevoegdheid uit te oefenen om aan imam NN de toegang tot de moskee te ontzeggen. En waar imam NN blijk heeft gegeven zich niet bij dat besluit te willen neerleggen, kan het bestuur met een beroep op het eigendomsrecht van de Stichting Welzijn Moslims dat besluit in rechte afdwingen.
3.4. Imam NN heeft zich beroepen op artikel 13 van de statuten, welk artikel inhoudt dat de imam slechts kan worden ontslagen door de in lid 6 van dat artikel aangewezen Geestelijk Leider. Inderdaad is niet gebleken van een door de Geestelijk Leider genomen ontslagbesluit. Maar zulks sluit niet uit dat het bestuur in een conflictsituatie de imam de toegang tot de moskee ontzegt en hem als het ware schorst. Gesteld noch gebleken is dat de Geestelijk Leider dat bestuursbesluit om aan imam NN de toegang tot de moskee te ontzeggen, heeft willen vernietigen, hoewel de statuten hem daartoe ingevolge lid 3 van artikel 13 bevoegd verklaren (en daargelaten of die bepaling in strijd is met de artt. 2:291 en 292 BW, welke vraag niet aan de orde is). Het lijkt er op dat de leiding van de geloofsgemeenschap (de Geestelijk Leider, het stichtingsbestuur en wellicht ook andere functionarissen) door een schorsingsmaatregel de gemoederen tot bedaren willen brengen, zonder nochtans de zaak door een formeel ontslagbesluit van NN als imam op de spits te drijven. Dat komt de rechter alleszins wijs voor.
3.5. Imam NN heeft zich er op beroepen dat de brief waarin hem de toegang werd ontzegd, slechts door twee bestuursleden was ondertekend. Dat verweer faalt. Uit het uitbrengen van de dagvaarding moet aangenomen worden dat het bestuur, althans een meerderheid van het bestuur, van de stichting achter de besluitvorming staat.
3.6. Ook het door imam NN gedaan beroep op de omstandigheid dat de gemeenschap hem steunt, faalt. Veronderstellenderwijs aannemende dat zulks inderdaad het geval zou zijn (de rechter heeft dat niet onderzocht), dan nog heeft te gelden dat in de statuten van de stichting aan de gemeenschap geen enkele bevoegdheid is gegeven. De Raad van Donateurs, die imam NN lijkt te steunen, heeft ingevolge artikel 9 van de statuten slechts een adviserende bevoegdheid. Niet blijkt van enig formeel advies dat voor deze zaak van belang zou kunnen zijn. Het betoog van imam NN dat de kwestie had moeten worden voorgelegd aan een raad van schriftgeleerden, faalt eveneens omdat de statuten een dergelijke raad niet noemen.
De vermeende steun van de gemeenschap beperkt derhalve het bestuur niet in de uitoefening van zijn bevoegdheden die redelijkerwijs het welzijn van de geloofsgemeenschap kunnen dienen, als is het maar door het bewerkstelligen van een afkoelingsperiode in het conflict.
3.7 Op grond van het voorgaande kan het verbod aan imam NN om de moskee te B te betreden, worden toegewezen.
Tegen het verbod om ook de moskee te Amsterdam te bezoeken, heeft imam NN geen afzonderlijk verweer gericht. Niet ondenkbaar is dat imam NN na het verbod te B vervolgens in de Amsterdamse moskee een platform zal zoeken om tegen het bestuur te ageren. Bij dat tweede verbod heeft de Stichting Welzijn Moslims dan een voldoende belang zeker wanneer dat belang wordt afgewogen tegen het belang van imam NN die in B woont en weinig belang lijkt te hebben om juist deze moskee te Amsterdam te willen bezoeken.
3.8. Gesteld noch gebleken is dat imam NN zich op de openbare weg in de omgeving van de moskee(en) misdraagt. Het enkele feit dat hij daar wellicht zijn bezwaren tegen het bestuur onder de aandacht van de bezoekers van de moskee(en) brengt, is niet onrechtmatig, zolang dat op gepaste en niet op storende wijze gebeurt. Zijn recht op vrije meningsuiting staat voorshands aan de gevorderde vorm van een straatverbod in de weg. Imam NN dient echter wel te beseffen dat dat slechts geldt zolang hij zich gepast en niet storend gedraagt.
Het straatverbod van 500 m rond de moskee wordt op deze grond afgewezen.
3.9. Het verbod op het deelnemen aan activiteiten van de gemeenschap buiten de moskee, is rijkelijk vaag en te ruim geformuleerd en behoeft precisering.
Activiteiten in de openbare ruimte kunnen niet leiden tot een verbod om zich in de omgeving daarvan op te houden. Voor activiteiten die de Stichting Welzijn Moslims organiseert in een besloten omgeving, beslist het bestuur aan wie toegang wordt verleend. In zoverre kan het aan imam NN op dezelfde gronden als hiervoor met betrekking tot het verbod om de moskee(en) te bezoeken werd overwogen, worden verboden om zich zonder toestemming van het bestuur in een zodanige besloten omgeving te begeven en zich daaruit niet op eerste verzoek te verwijderen.
3.10. Het verbod om in contact te treden met de leden van de geloofsgemeenschap moet worden afgewezen. Eerstens kent de stichting als zodanig geen leden en is onduidelijk met wie imam NN dan geen contact zou mogen zoeken. Tweedens is Stichting Welzijn Moslims niet bevoegd tot het instellen van vorderingen namens geloofsgenoten. Derdens zou de vordering het effect kunnen hebben dat leden van de geloofsgemeenschap verstoken blijven van door imam NN te verstrekken informatie die voor hen van belang kan zijn.
3.11. In de omstandigheid dat een deel van de vorderingen moet worden afgewezen, vindt de rechter grond om de kosten te compenseren.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter,
4.1. verbiedt imam NN om zich gedurende een periode van twee jaren na de dag van dit vonnis, of zoveel korter als het bestuur van de Stichting Welzijn Moslims zal besluiten, op de houden op of in:
a. de aan Stichting Welzijn Moslims in eigendom toebehorende moskee met erf en tuin staande en gelegen te B aan het Kastelenplein 169a;
b. de bij Stichting Welzijn Moslims in beheer zijnde moskee staande en gelegen te Amsterdam aan het Kraaiennest 125.
4.2. verbiedt imam NN om deel te nemen aan door de Stichting Welzijn Moslims georganiseerde activiteiten die plaatsvinden in een besloten omgeving, verbiedt hem om zich toegang te verschaffen tot een dergelijke besloten omgeving en beveelt hem om zich daaruit op eerste verzoek van een bestuurslid te verwijderen;
4.3. veroordeelt imam NN om aan Stichting Welzijn Moslims een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere overtreding van de verboden en het bevel, uitgesproken hiervóór in 4.1 en 4.2, zulks tot een maximum van € 5.000,00;
4.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde;
4.6. compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2006.