ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ5274
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M. Callemeijn
- Rechtspraak.nl
Verjaring in CMR-kwestie met betrekking tot aansprakelijkheid voor transportschade
In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch diende, ging het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen over aansprakelijkheid voor transportschade. De eiseres, een besloten vennootschap, had een vrachtwagencombinatie gehuurd van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, om een lading CD-rewriters van Eindhoven naar Marennes in Frankrijk te vervoeren. Tijdens dit transport werd de vrachtwagen met de lading gestolen. De eiseres had een schadevergoeding van EUR 16.964,26 aan de verzekeraar van Philips, die de lading had laten vervoeren, betaald en vorderde nu verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk was voor de schade. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de rechtsvordering was verjaard op grond van artikel 32 lid 1 van het CMR-verdrag, omdat de eiseres de dagvaarding pas meer dan drie jaar na de diefstal had uitgebracht.
De rechtbank overwoog dat de verjaringstermijn voor vorderingen die voortvloeien uit een aan het CMR onderworpen vervoer, in beginsel één jaar bedraagt. In dit geval was de vordering op 30 juni 2005 aanhangig gemaakt, terwijl de verjaringstermijn al was verstreken, aangezien de termijn begon te lopen vanaf de dertigste dag na de diefstal, die op 30 mei 2002 had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet als vervoerder aansprakelijk kon worden gehouden, omdat de vrachtwagen door de gedaagde was gehuurd en de chauffeur instructies van de gedaagde ontving. De rechtbank verklaarde de eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde, die op EUR 1.148,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 27 december 2006 door mr. W.M. Callemeijn.