ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ4445

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 06 / 4355
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.H.C.M. Schoemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van verkeersmaatregelen in Eindhoven ten behoeve van cafetaria-ondernemer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 december 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een cafetaria-eigenaar in Eindhoven, heeft bezwaar gemaakt tegen verkeersmaatregelen die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven zijn genomen. Deze maatregelen betroffen onder andere het aanbrengen van een knip in de Sliffertsestraat en het opheffen van de doorverbinding met de Nieuwe Sliffertsestraat. Verzoeker stelde dat deze maatregelen zijn bedrijf negatief beïnvloedden, omdat zijn cafetaria minder bereikbaar werd voor klanten die met de auto kwamen. Hij voerde aan dat dit leidde tot een aanzienlijke omzetdaling en dat hem was toegezegd dat de maatregelen pas na zijn verhuizing naar een nieuw winkelcentrum zouden worden uitgevoerd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoeker onvoldoende waren meegewogen in de besluitvorming van verweerder. De rechter stelde vast dat het besluit van 11 juli 2006 niet voldeed aan de eisen van een deugdelijke motivering, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter schorste de verkeersmaatregelen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoeker en veroordeelde verweerder tot het vergoeden van de proceskosten, reiskosten en het griffierecht van verzoeker. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door bestuursorganen bij het nemen van besluiten die invloed hebben op ondernemers.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/4355
Uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 6 december 2006
inzake
[verzoeker]
te Veldhoven,
verzoeker,
[gemachtigde]
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven,
verweerder,
[gemachtigde]
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2006 heeft verweerder besloten de volgende verkeersmaatregelen te nemen:
- het plaatsen van verkeersborden zoals deze zijn aangegeven op de tekeningen met de nummers 65542 d.d. 10 mei 2006 en 65547 d.d. 12 juni 2006, inhoudende realiseren van een geslotenverklaring voor vrachtauto's ter hoogte van de kruising van de Bosfazant met het Zandkasteel;
- ter hoogte van het Zandkasteel aanbrengen van een knip in de Sliffertsestraat zodat deze een voor gemotoriseerd verkeer doodlopende straat wordt;
- de bestaande doorverbinding voor gemotoriseerd verkeer van de Slifferstestraat met de Nieuwe Slifferstestraat ter hoogte van de Grassavanne op te heffen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 21 augustus 2006 bezwaar gemaakt.
Op 30 oktober 2006 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht ter zake een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek in behandeld ter zitting van 23 november 2006, waar verzoeker is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover de toetsing aan het in artikel 8:81 van de Awb, neergelegde criterium met zich brengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.
De voorzieningenrechter gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker exploiteert een cafetaria in [adres] te Eindhoven, in (de nabijheid van) een tijdelijk winkelcentrum. Bij vestiging aldaar is tussen verzoeker en verweerder besproken dat verzoeker met zijn cafetaria te zijner tijd zou verhuizen naar een nieuw winkelcentrum elders in [adres].
Verweerder heeft in het kader van het beleid van de gemeente Eindhoven om de wijken Zandrijk, Grasrijk en Bosrijk autoluw te maken onder meer besloten een knip aan te brengen in de Sliffertsestraat en de verbinding tussen de Slifferstestraat en de Nieuwe Sliffertsestraat ter hoogte van de Grassavanne op te heffen. Voornoemde verkeermaatregelen zijn inmiddels geëffectueerd.
Verzoeker heeft aangevoerd dat voornoemde verkeersmaatregelen tot gevolg hebben dat zijn cafetaria voor zijn klanten, die hoofdzakelijk met de auto komen, slechter bereikbaar is en dat er geen doorgaand verkeer meer mogelijk is langs zijn cafetaria. Volgens verzoeker heeft dit inmiddels aanzienlijke gevolgen voor zijn omzet (een daling van ? 500,00 sinds de feitelijke uitvoering van de verkeersmaatregelen door verweerder), zodanig dat hij op termijn failliet dreigt te gaan.
Voorts is volgens verzoeker hem door (een vertegenwoordiger van) verweerder toegezegd dat de verkeersmaatregelen pas geëffectueerd zouden worden nadat de verhuizing van zijn cafetaria naar het nieuwe winkelcentrum van [adres] had plaatsgevonden.
Tot slot is verzoeker van mening dat verweerder zijn belangen onvoldoende in de besluitvorming heeft betrokken en dat hem ten onrechte geen nadeelcompensatie is gegeven door verweerder.
Volgens verweerder zijn de verkeersmaatregelen nodig om de wijken autoluw te maken, hetgeen aanzienlijk minder verkeershinder voor de bewoners zou opleveren en ook de verkeersveiligheid ten goede zou komen. Bij de besluitvorming zijn alle conflicterende belangen volgens verweerder tegen elkaar afgewogen, ook die van verzoeker. Volgens verzoeker wegen voornoemde algemene belangen op tegen de belangen van verzoeker, waarbij verweerder nog aantekent dat in de huidige opzet - anders dan in de oorspronkelijke - een verbinding voor auto's in stand wordt gehouden tussen de wijken Zandrijk en Grasrijk. Ook merkt verweerder op dat het bedrijf van verzoeker sowieso bereikbaar blijft voor fietsers en brommers. Tevens ontkent verweerder dat aan verzoeker is toegezegd dat de verkeermaatregelen pas zouden worden uitgevoerd als zijn bedrijf was verplaatst naar het nieuwe (eveneens tijdelijke) winkelcentrum. Dat winkelcentrum zal in de eerste helft van 2007 gerealiseerd zijn, zo verwacht verweerder.
Het wettelijk kader is als volgt.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, kunnen krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, kunnen krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karaker of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bezwaar en het verzoek enkel betrekking hebben op onderdelen van het besluit van 11 juli 2006, te weten het ter hoogte van het Zandkasteel fysiek aanbrengen van een knip in de Slifferstestraat en de opheffing van de doorverbinding van de Sliffertsestraat met de Nieuwe Sliffertsestraat. Ter zitting is gebleken dat verzoeker geen bezwaren heeft tegen het plaatsen van verkeersborden zoals bedoeld in het besluit van 11 juli 2006.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat vooralsnog afdoende vast staat dat verzoeker schade ondervindt van de getroffen verkeersmaatregelen, in die zin dat de weekomzet van zijn cafetaria sinds de effectuering van de verkeersmaatregelen fors achteruit is gegaan, hetgeen door verweerder ook niet is weersproken.
Niet in geschil is dat verweerder bevoegd is tot het nemen van het bestreden besluit.
Op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Awb, dient een bestuursorgaan echter de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen. Het bestreden besluit volstaat enkel met de vaststelling dat, in het kader van Afdeling 3.2 Awb, alle betrokken belangen in de besluitvorming zijn betrokken en op een zorgvuldige wijze zijn afgewogen. Uit hetgeen ter zitting door verweerder ten aanzien van de belangenafweging is aangevoerd, kan evenmin worden afgeleid dat verweerder de belangen van verzoeker heeft meegenomen in de belangenafweging. Dat een verbinding voor auto's tussen Zandrijk en Grasrijk aanwezig blijft en dat het cafetaria bereikbaar blijft voor fietsers en brommers, doet hieraan niet af. Verweerder ontkent immers niet dat desondanks de verkeersmaatregelen gevolgen hebben voor de omzet van verzoekers cafetaria.
Voorts mogen op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Uit het besluit wordt geenszins duidelijk of verweerder heeft overwogen of de verkeersmaatregelen gevolgen zouden hebben voor de omzet van verzoekers bedrijf en of, indien dit het geval was, dit een dermate onevenredig gevolg was dat aan verzoeker nadeelcompensatie moest worden geboden. Ook ter zitting is op dit punt door verweerder geen duidelijkheid verschaft.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet het bestreden besluit dan ook niet aan het beginsel als bedoeld in artikel 3:46 Awb dat een besluit op een deugdelijke motivering dient te berusten. Om deze reden valt niet te verwachten dat het besluit van verweerder in bezwaar stand zal houden. Het verzoek zal reeds hierom worden toegewezen.
Voorts valt niet in te zien om welke reden verweerder de effectuering van de verkeermaatregelen niet heeft kunnen opschorten in afwachting van de behandeling van het verzoek tot voorlopige voorziening. Gezien de urgentie die volgens verweerder met de verkeersmaatregelen gemoeid is, is het de voorzieningenrechter onduidelijk om welke reden verweerder het bezwaarschrift van verzoeker niet eerder in behandeling kan nemen dan - zoals namens verweerder ter zitting naar voren gebracht - over enkele maanden. In deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter, in het licht van de aanzienlijke gevolgen die de verkeersmaatregelen voor verzoeker hebben, eveneens aanleiding het verzoek toe te wijzen.
De voorzieningenrechter zal derhalve het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen en het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de ter hoogte van het Zandkasteel fysiek aangebrachte knip in de Slifferstestraat en de opheffing van de doorverbinding van de Sliffertsestraat met de Nieuwe Sliffertsestraat, schorsen tot zes weken na de beslissing op het daartegen gemaakte bezwaar.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal ? 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
( 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) verzoekschrift;
( 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
( waarde per punt ? 322,00;
( wegingsfactor 1.
Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat door verweerder aan verzoeker de door hem gemaakte reiskosten ad ? 9,70 dienen te worden vergoed.
Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat door verweerder aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht ad ? 141,00 dient te worden vergoed.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in die zin dat het
besluit van verweerder van 11 juli 2006 wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op het daartegen gemaakte bezwaar, voor zover dit besluit betrekking heeft op de ter hoogte van het Zandkasteel aangebrachte knip in de Slifferstestraat en de opheffing van de doorverbinding van de Sliffertsestraat met de Nieuwe Sliffertsestraat;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten vastgesteld op ? 644,00;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte reiskosten ad ? 9,70;
- gelast verweerder aan verzoeker te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad
? 141,00;
- wijst verweerder aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als rechter in tegenwoordigheid van mr. M.C. Willemsen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2006.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschriften verzonden: