ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ3790

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/850183-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van roekeloos rijgedrag met ernstige gevolgen voor medeweggebruikers

Op 6 december 2006 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 december 2005 te Erp, gemeente Veghel, roekeloos rijgedrag vertoonde. De verdachte, geboren in 1965, reed met een aanmerkelijke snelheid over de Bosscheweg en negeerde een rood verkeerslicht bij het kruispunt met de Morgenstraat. Dit leidde tot een aanrijding met een ander voertuig, waarbij twee inzittenden ernstig letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen de verkeersregels overtrad, maar ook roekeloos handelde door met hoge snelheid een kruispunt te benaderen terwijl het verkeerslicht op rood stond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank overwoog dat de opgelegde straf de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking moest brengen en dat de verdachte een zwaardere straf verdiende dan door de officier van justitie was geëist. De uitspraak is gedaan bij verstek, na een onderzoek ter terechtzitting op 22 november 2006, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in overweging genomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 6 december 2006.

Uitspraak

VERKORT VONNIS
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/850183-06
Uitspraakdatum: 6 december 2006
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats], [adres]
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 november 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 oktober 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 december 2005 te Erp, gemeente Veghel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Bosscheweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:
rijdende (met aanmerkelijke snelheid) op die Bosscheweg en gekomen bij het kruispunt met de Morgenstraat is verdachte dat kruispunt (dat was voorzien van verkeerslichten) opgereden terwijl er voor de rijstrook die hij bereed het verkeerslicht op rood stond en/of op het moment dat er op dat kruispunt een voertuig (dat groen licht had) hem reeds dicht was genaderd, waardoor tussen beide voertuigen een aanrijding of botsing is ontstaan, en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een ribfractuur, schouderluxatie, sleutelbeenfractuur, (kleine) klaplong en/of bloederige contusiehaard en/of zwelling brein, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
[artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2005 te Erp, gemeente Veghel, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, Bosscheweg, heeft gehandeld als volgt:
rijdende (met aanmerkelijke snelheid) op die Bosscheweg en gekomen bij het kruispunt met de Morgenstraat is verdachte dat kruispunt (dat was voorzien van verkeerslichten) opgereden terwijl er voor de rijstrook die hij bereed het verkeerslicht op rood stond en/of op het moment dat er op dat kruispunt een voertuig (dat groen licht had) hem reeds dicht was genaderd, waardoor tussen beide voertuigen een aanrijding of botsing is ontstaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
[artikel 5 Wegenverkeerswet 1994]
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 30 december 2005 te Erp, gemeente Veghel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Bosscheweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te handelen als volgt:
rijdende met aanmerkelijke snelheid op die Bosscheweg en gekomen bij het kruispunt met de Morgenstraat is verdachte dat kruispunt, dat was voorzien van verkeerslichten, opgereden terwijl er voor de rijstrook die hij bereed het verkeerslicht op rood stond en op het moment dat er op dat kruispunt een voertuig, dat groen licht had, hem reeds dicht was genaderd, waardoor tussen
beide voertuigen een aanrijding is ontstaan, en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een ribfractuur, schouderluxatie, sleutelbeenfractuur, (kleine) klaplong en bloederige contusiehaard en zwelling brein werd toegebracht, en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Door verdachte is als bestuurder in volle vaart (70 a 80 kilometer per uur ) door het rode verkeerslicht gereden over een rijstrook die niet voor hem was bestemd. De verkeerssituatie ter plaatse was duidelijk gemarkeerd op het wegdek, met tussen de opstelvakken dubbele strepen. De verkeerslichten boven elke rijstrook waren duidelijk te onderscheiden door middel van pijlaanduidingen voor linksaf en rechtsaf voor de rijstroken van afslaand verkeer.
Door in deze overzichtelijke situatie met een zeer grote snelheid over een niet voor hem bestemde rijstrook te rijden en daarbij een rijrichting aan te houden die strijdig was met de rijrichting van het opstelvak waar verdachte in reed, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank zich roekeloos gedragen in het verkeer. Als gevolg van dit roekeloze rijgedrag is een ongeval ontstaan dat heeft geleid tot ernstig lichamelijk letsel bij een medeweggebruiker en is bij een inzittende van verdachte zodanig lichamelijk letsel ontstaan dat die inzittende gedurende maanden (in elk geval de periode 30 december 2005 - 15 april 2006) heeft geleden aan een tijdelijke ziekte en verhinderd is geweest in de uitoefening van zijn normale bezigheden.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 Wetboek van Strafrecht,
6, 175, 179 (oud) Wegenverkeerswet 1994.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit (zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag):
150 uur werkstraf, subsidiair 75 dagen hechtenis,
6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen rijontzegging zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
T.a.v. primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. H.M.H. de Koning en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier
en is uitgesproken op 6 december 2006.
Mr. C.P.C. Kuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Parketnummer: 01/850183-06 pag.