ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ3515

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
456471
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies en misbruik van creditcard: aansprakelijkheid en meldingsplicht

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. R.L.A.M. Oors, een terugbetaling van € 1.000,00 van International Card Services B.V. (ICS) wegens misbruik van zijn Visa Card. Eiser ontdekte op 7 juli 2005 dat zijn creditcards ontbraken en blokkeerde deze, waarna hij vernam dat er misbruik was gemaakt van zijn Visa Card. Eiser stelt dat hij de diefstal tijdig heeft gemeld, conform de algemene voorwaarden van ICS, die vereisen dat bij vermoeden van misbruik dit binnen drie dagen na het rekeningoverzicht moet worden gemeld. De transactie van € 1.000,00 vond echter plaats op 7 juli, voordat eiser zich bewust was van de vermissing van zijn kaart. ICS betwist de fraude en stelt dat eiser niet tijdig heeft gemeld, wat volgens hen leidt tot aansprakelijkheid voor de gemaakte kosten.

De kantonrechter oordeelt dat de meldingsplicht pas begint te lopen op het moment dat de kaarthouder zich bewust is van de vermissing. Eiser had de kaart op donderdagavond 7 juli al kunnen missen, maar heeft pas op zaterdag melding gemaakt. De rechter concludeert dat de termijn van 24 uur is ingegaan op het moment dat eiser zich bewust was van de vermissing, en dat hij niet zorgvuldig heeft gehandeld door niet eerder te melden. Desondanks oordeelt de rechter dat, gezien de omstandigheden, het onredelijk zou zijn om eiser aansprakelijk te stellen voor de frauduleuze transactie, omdat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De vordering van eiser wordt toegewezen, en ICS wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, lokatie Eindhoven
in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. R.L.A.M. Oors, DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.,
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid International Card Services B.V.,
gevestigd te Diemen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.J.M. Hofman.
1. De procedure
Deze blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
2. Vordering en verweer
2.1.1. Eiser, [eiser], vordert veroordeling van gedaagde, ICS, tot betaling van € 1.000,00 vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten als nader in de dagvaarding omschreven en met veroordeling van ICS in de proceskosten.
2.1.2. Hij legt daaraan het volgende ten grondslag:
Tussen partijen bestaat een overeenkomst met betrekking tot het gebruik door [eiser] van een door ICS uitgegeven creditcard, te weten een Visa Card. Op donderdagavond 7 juli 2005 ontdekte [eiser] dat twee credit-cards, waaronder de Visa Card, niet in zijn portemonnee zaten. Hij dacht dat de creditcards mogelijk in zijn woning lagen omdat hij kortgeleden in verband met een zakenreis enige passen uit zijn portemonnee had gehaald. Hij besloot om vrijdag na thuiskomst van zijn werk naar de twee creditcards te gaan zoeken. Het leek hem niet logisch dat deze zouden zijn gestolen omdat zijn geld en bankpas nog wel in zijn portemonnee zaten. Op vrijdagavond en zaterdag heeft [eiser] naar de creditcards gezocht, maar niet kunnen vinden. Daarom heeft hij de creditcards laten blokkeren. Toen werd hem medegedeeld dat er misbruik was gemaakt van de Visa Card voor een bedrag van ongeveer € 1.250,00 en van de andere (Rabobank-)creditcard tot een bedrag van € 2.650,00. De Rabobank heeft laatstgenoemd bedrag vergoed.
ICS heeft bij [eiser] € 1.000,00 in rekening gebracht. [eiser] vordert terugbetaling van dat bedrag. Hij is van mening dat hij de diefstal/vermissing van zijn kaart tijdig heeft gemeld, omdat in de algemene voorwaarden staat dat bij een redelijk vermoeden van misbruik van de kaart, blijkend uit het rekeningoverzicht, dit uiterlijk binnen drie dagen na de datum van het rekeningoverzicht moet worden gemeld en [eiser] de melding maakte voordat hij het rekeningoverzicht kreeg. Daar komt bij dat de transactie van € 1.000,00 heeft plaatsgevonden op 7 juli 2005 om 15:47 uur en dus voordat [eiser] ontdekte dat de kaart niet in zijn portemonnee zat. Hij had de frauduleuze transanctie dus niet kunnen voorkomen als hij de vermissing van zijn kaart meteen had gemeld, in plaats van eerst zorgvuldig uit te zoeken of de kaart wel echt weg was.
Tot slot heeft de winkelier bij wie de transactie heeft plaatsgevonden niet voldaan aan de voorwaarde dat hij de echtheid van de handtekening diende te controleren. Dit blijkt uit het feit dat de handtekening op de bij de transactie door de dader getekende bon niet overeenkomt met de handtekening van [eiser] zoals die blijkt uit een kopie van het rijbewijs van [eiser] en de handtekening van [eiser] op zijn andere betaalpassen.
ICS is sinds 23 januari 2006 in verzuim, aangezien zij op 9 januari 2006 is gesommeerd om het bedrag binnen 14 dagen te crediteren en dit niet heeft gedaan.
ICS is buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, nu de gemachtigde van [eiser] buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht die de normale voorbereiding van de procedure te buiten gaan. De gemachtigde van [eiser] is gesubrogeerd in de rechten van [eiser] inzake de buitengerechtelijke kosten. Deze kosten worden door middel van premievaststelling omgeslagen over alle verzekerden zodat [eiser] als verzekerde belang heeft bij vergoeding van deze kosten.
2.2. ICS heeft, voorzover relevant, als volgt verweer gevoerd:
ICS betwijfelt of sprake is van fraude. [eiser] heeft zelf aangegeven dat diefstal onwaarschijnlijk is omdat anders ook zijn geld en bankpas zouden zijn gestolen. Vermissing van een kaart die veilig is opgeborgen is ook onwaarschijnlijk. En het bestedingspatroon duidt ook niet op fraude. Bij fraude worden meestal direct uitgaven gedaan tot aan of over de bestedingslimiet, en dan meestal ook buiten de woonplaats van de kaarthouder. In dit geval zijn binnen de woonplaats van [eiser] gedurende twee dagen relatief geringe bedragen uitgegeven.
Voorzover er sprake is van fraude is in de algemene voorwaarden bepaald dat de kaarthouder binnen 24 uur na het verlies of de diefstal van de kaart dat verlies of die diefstal moet melden. De termijn van drie dagen na ontvangst van het rekeningoverzicht geldt slechts bij een vermoeden van fraude anders dan door diefstal of vermissing. Bij te late melding komen frauduleuze transacties in beginsel voor rekening van de kaarthouder. [eiser] heeft het verlies of de diefstal niet tijdig gemeld. Dat hij dacht dat hij de kaart misschien thuis had laten liggen valt binnen zijn risicosfeer omdat een creditcard een object van waarde is en hij daar oplettend en zorgvuldig mee om dient te gaan.
Voor de vraag of de diefstal of vermissing tijdig is gemeld is niet het tijdstip waarop die diefstal of vermissing wordt ontdekt van belang, maar het tijdstip waarop de kaart daadwerkelijk is gestolen of kwijtgeraakt. Daarom is niet bekend of de transactie had kunnen worden voorkomen als [eiser] de diefstal of vermissing tijdig had gemeld. Het is niet bekend wanneer de 24-uurs termijn is aangevangen.
De winkelier moest de handtekening op de bon inderdaad vergelijken met de handtekening op de creditcard, en heeft de transactie geaccepteerd omdat uit die vergelijking geen onregelmatigheden naar voren kwamen. Niet is gebleken dat de handtekening op de bon en de handtekening op de creditcard wezenlijk van elkaar afweken. De vergelijking met de overgelegde voorbeelden is niet relevant, omdat de winkelier de handtekening niet met die handtekeningen hoefde te vergelijken. De handtekening op de creditcard kan afwijken van de handtekening op de door [eiser] overgelegde andere documenten.
2.3. Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal, voor zover van belang, onder de beoordeling worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat vast dat de algemene voorwaarden van ICS op de overeenkomst van toepassing zijn. Artikel 11 van die voorwaarden luidt, voorzover van belang, als volgt:
"11.1. De Card-houder dient verlies of diefstal van de Visa Card en/of de pincode onmiddellijk, doch uiterlijk binnen 24 uur, na het voorval te melden bij International Card Services en de politie. Indien uit het rekeningoverzicht een redelijk vermoeden van misbruik van de Visa Card blijkt, anders dan als gevolg van verlies of diefstal, dient de Card-houder dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie dagen na datum van het rekeningoverzicht, telefonisch aan International Card Services te melden. De Card-houder dient de melding onverwijld schriftelijk aan International Card Services te bevestigen.
11.2. Indien de Card-houder conform het bepaalde in artikel 11.1 heeft gehandeld, draagt de Card-houder, behoudens in het geval er sprake is van opzet, schuld of nalatigheid aan de zijde van de Card-houder, geen enkel risico (...). Indien de Card-houder niet conform het bepaalde in artikel 11.1 heeft gehandeld, kan de Card-houder aansprakelijk worden gesteld voor alle uitgaven die met de Visa Card zijn gedaan tot het moment van melding aan International Card Services, tenzij de Card-houder voldoende aannemelijk kan maken dat het niet handelen conform het bepaalde in artikel 11.1 niet aan zijn schuld te wijten is."
3.2. ICS heeft weliswaar haar vraagtekens geplaatst bij de door [eiser] gegeven lezing van de gebeurtenissen (zo heeft zij erop gewezen dat het toch wel merkwaardig is dat het geld en de bankpas kennelijk niet uit de portemonnee van [eiser] waren verdwenen), doch deze twijfel is onvoldoende om enkel en uitsluitend om die reden de lezing van [eiser] ongeloofwaardig te achten en terzijde te leggen. Bij gebreke van voldoende aanwijzingen voor het tegendeel dient daarom van de juistheid van die lezing te worden uitgegaan. Derhalve gaat de kantonrechter ervan uit dat de Visa Card daadwerkelijk is gestolen of kwijtgeraakt en dat dit op donderdagavond 7 juli 2005 door [eiser] is ontdekt.
3.3. Wat betreft de door partijen gevoerde discussie over de tijdige melding van het verlies c.q. de diefstal gaat de verwijzing door [eiser] naar de in voormeld artikel 11.1 genoemde ruime termijn van drie dagen niet op. Deze termijn geldt immers uitsluitend in het geval van mogelijk misbruik van de Visa Card anders dan als gevolg van verlies of diefstal.
3.4.1. Ingevolge bovengenoemd artikel 11.1. is de kaarthouder verplicht verlies of diefstal van de Visa Card binnen 24 uur na "het voorval" te melden. Volgens ICS wordt met "het voorval" het tijdstip van de feitelijke vermissing of diefstal bedoeld, terwijl [eiser] stelt dat de termijn van 24 uur pas begint te lopen op het moment dat de diefstal of vermissing door de kaarthouder is ontdekt. Partijen zijn het erover eens dat het tijdstip van de feitelijke vermissing/diefstal niet achterhaald is kunnen worden.
De kantonrechter oordeelt het gelijk aan de zijde van [eiser]. Een voorval waarvan men zich (nog) niet bewust is kan men immers niet melden en het gaat te ver om, zoals ICS betoogt, van de kaarthouder te verlangen dat hij dagelijks controleert of hij de Visa Card nog wel in zijn bezit heeft. Overigens staat deze eis ook niet in de algemene voorwaarden. Aan een meldingsplicht kan pas inhoud worden gegeven als de betrokkene zich bewust is van het feit dat er iets te melden valt. Naar het oordeel van de kantonrechter begint de termijn van 24 uur daarom te lopen op het moment dat de kaarthouder er serieus rekening mee moet houden dat hij de kaart is kwijtgeraakt of dat deze is gestolen.
3.4.2. [eiser] stelt dat hij op donderdagavond 7 juli bemerkte dat de kaart zich niet meer in zijn portemonee bevond; mogelijk zou de kaart nog in zijn woning kunnen liggen. Ingevolge artikel 1.3 van de algemene voorwaarden is [eiser] verplicht de Visa Card zorgvuldig te bewaren en is hij verantwoordelijk voor elk gebruik ervan. In het licht van deze zorgvuldigheidsnorm had [eiser] het zoeken in zijn woning niet mogen uitstellen tot vrijdagavond of zaterdag. Gesteld noch gebleken is, dat het doorzoeken van zijn woning op donderdagavond onmogelijk was. Bovendien had hij, óók als het doorzoeken van zijn woning op donderdagavond voor hem onmogelijk was, ter bescherming van zijn eigen belangen en die van ICS, aan ICS moeten melden dat de kaart mogelijk gestolen of kwijtgeraakt was. De kaart had dan -in elk geval tijdelijk- kunnen worden geblokkeerd. Zowel [eiser] als ICS hebben er immers groot belang bij, dat misbruik van de kaart zoveel mogelijk wordt voorkomen en in het licht daarvan verdient een vroegtijdige melding, die zonodig weer ongedaan kan worden gemaakt, veruit de voorkeur boven een melding die (veel) te laat is.
Het bovenstaande betekent dus, dat de 24-uurs-termijn op donderdagavond 7 juli is ingegaan en dat de door [eiser] op zaterdag gedane melding te laat is. [eiser] heeft derhalve de meldingsplicht van art. 11.1 niet (voldoende zorgvuldig) nageleefd.
3.5.1. In artikel 11.2 is bepaald dat, indien de verplichting van art. 11.1 niet is nageleefd, de kaarthouder aansprakelijk kan worden gesteld voor alle uitgaven die met de Visa Card zijn gedaan tot het moment van melding aan ICS. Aansluitend bepaalt het artikel dat de kaarthouder niet aansprakelijk kan worden gesteld als hij voldoende aannemelijk kan maken dat het niet handelen conform art. 11.1 (de te late melding dus) niet aan zijn schuld te wijten is. Uit het in 3.4. overwogene volgt dat deze laatste situatie in onderhavig geval niet aan de orde is.
De eerste zin van art. 11.2 bepaalt evenwel, kort gezegd, dat de kaarthouder geen enkel risico loopt als hij de vermissing of diefstal tijdig heeft gemeld en ook anderszins zorgvuldig heeft gehandeld. In het licht van deze bepaling zou het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als de kaarthouder, die zich weliswaar niet tijdig heeft gemeld, wel een risico zou lopen indien een tijdige melding de frauduleuze transactie c.q. het misbruik van de kaart toch niet zou hebben kunnen voorkomen en de kaarthouder anderszins (met betrekking tot zijn bewaar- en zorgplicht) niet onzorgvuldig heeft gehandeld.
3.5.2. Tussen partijen staat vast, dat het daadwerkelijke tijdstip van de vermissing/diefstal niet bekend is en dat het misbruik van de Visa Card op donderdagmiddag 7 juli heeft plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] (aanmerkelijk) onachtzaam en/of onvoorzichtig heeft gehandeld ten aanzien van zijn zorg- en bewaarplicht. Zou [eiser] derhalve geheel conform artikel 11.1 hebben gehandeld (d.w.z. een tijdige melding op donderdagavond 7 juli), dan nog had de frauduleuze transactie dus niet kunnen worden voorkomen. Onder die omstandigheden en mede gelet op het bepaalde in de eerste zin van artikel 11.2 oordeelt de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, dat [eiser] de nadelige gevolgen draagt van het misbruik van de kaart op donderdagmiddag 7 juli 2005. De vordering is om die reden toewijsbaar.
3.6. Bij gebreke van enig relevant verweer zijn de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten, welke laatste zijn berekend overeenkomstig het geldende tarief (staffeltarief kantonrechters, NVvR-rapport Voor-Werk II), eveneens toewijsbaar.
3.7. Aangezien ICS in het ongelijk is gesteld zal zij worden veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt ICS om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 1.178,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.000,00 vanaf 23 januari 2006 tot de dag der voldoening;
veroordeelt ICS in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 84,87 aan dagvaardingskosten, € 149,00 aan griffierecht, en € 200,00 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter te Eindhoven, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.