ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ3427

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 06 / 1292
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid en de wijze van vaststelling van het subsidieplafond

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van de Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid. Eiseres had op 2 maart 2006 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat haar subsidieaanvraag was afgewezen omdat het subsidieplafond was bereikt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 10 november 2006.

De rechtbank overweegt dat de wijze waarop verweerder het bereiken van het subsidieplafond heeft vastgesteld, namelijk door middel van loting van alle op een dag binnengekomen aanvragen, in strijd is met de regeling. De rechtbank stelt vast dat volgens artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift kan worden vastgesteld en dat aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld dienen te worden. De rechtbank concludeert dat de beslissing van verweerder om de aanvragen door middel van loting te verdelen niet in overeenstemming is met de wettelijke vereisten.

De rechtbank vernietigt het besluit van 24 januari 2006, waarin het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond was verklaard, en oordeelt dat de bezwaren van eiseres gegrond zijn. De rechtbank gelast verweerder om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt bepaald dat de Staat der Nederlanden het door eiseres gestorte griffierecht van € 276,00 dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en rechtszekerheid in de uitvoering van subsidieregelingen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/1292
Uitspraak van de meervoudige kamer van 28 november 2006
inzake
[eiseres]
te Best,
eiseres,
[gemachtigde]
tegen
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, directeur Agentschap SZW,
te 's-Gravenhage,
verweerder,
[gemachtigde]
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2005 heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiseres in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid (hierna: de Regeling) afgewezen wegens het bereiken van het subsidieplafond.
Het hiertegen door eiseres ingediende bezwaarschrift is door verweerder bij besluit van
24 januari 2006 kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 2 maart 2006 tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld. De zaak is behandeld ter zitting van 10 november 2006, waar namens eiseres zijn verschenen [gemachtigden]. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Het partijen in dit geding verdeeld houdende geschilpunt betreft de vraag, of de verdelingsmaatstaf die verweerder voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond heeft gehanteerd - te weten loting van alle op een dag binnengekomen aanvragen - stand kan houden en of de bezwaren van eiseres daartegen op goede gronden kennelijk ongegrond zijn verklaard.
2. Eiseres grief dat verweerder ten onrechte de bezwaren kennelijk ongegrond heeft verklaard en dat zij daarom ten onrechte niet is gehoord op haar bezwaren moet naar het oordeel van de rechtbank slagen.
Een bezwaarschrift is slechts kennelijk ongegrond indien uit het schrijven zelf aanstonds blijkt dat de aangevoerde bezwaren ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie.
Eiseres heeft met name bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop het bereiken van het subsidieplafond is bepaald door verweerder. In casu kunnen de opgeworpen bezwaren niet de conclusie rechtvaardigen dat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over de te nemen beslissing aangaande juist die bezwaren. Een en ander is reeds af te leiden uit hetgeen verweerder ter motivering van zijn standpunt nader heeft uiteengezet in zijn verweerschrift en hetgeen ter zitting dienaangaande is besproken. Verweerder heeft daarbij een uitleg gegeven c.q. moeten geven van de redenen van de door hem in deze gehanteerde werkwijze.
Een hoorzitting is bij uitstek de gelegenheid om een en ander aan de orde te stellen.
Het bestreden besluit komt reeds wegens een onjuiste toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor vernietiging in aanmerking.
3. Vernietiging op evenbedoelde grond staat er niet aan in de weg dat de rechtbank in het hierna volgende het bezwaar inhoudelijk toetst zoals ook met partijen ter zitting is besproken.
4. Het wettelijk kader is als volgt.
5. Ingevolge artikel 4:25, eerste lid, van de Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Het tweede lid geeft aan dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
6. Ingevolge artikel 4:26, eerste lid, van de Awb wordt bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Ingevolge artikel 4.26, tweede lid, wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling vermeld.
7. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Regeling kunnen aanvragen voor projecten voor de aanvraagronde 2004-2005 worden ingediend in de volgende aanvraagtijdvakken:
a. (...);
b. het tweede aanvraagtijdvak loopt van 1 juni 2005 tot en met 31 juli 2005.
8. Ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Regeling worden voor de bepaling van het bereiken van het subsidieplafond en de verdeling van het subsidieplafond aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen volledige aanvragen in behandeling worden genomen (...).
9. Verweerder stelt zich in deze op het navolgende standpunt.
Op grond van artikel 7, vierde lid, van de Regeling dient voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond de volgorde van binnenkomst te worden aangehouden.
Vanwege de onverwacht enorme belangstelling voor de Regeling dreigde de bijzondere situatie dat er een volgorde van binnenkomst bepaald moest worden van aanvragen die zich allemaal tegelijk zouden bevinden in een postzak of een stapel van aanvragen die persoonlijk werden aangeleverd. Zo dreigde een situatie te ontstaan waarin onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen aanvragen die op ongeveer/exact hetzelfde tijdstip binnen zouden komen en waarvan de precieze volgorde niet te achterhalen zou zijn.
Verweerder heeft er daarom voor gekozen alle verzoekers in dezelfde uitgangspositie te brengen ter voorkoming van ongerechtvaardigd onderscheid tussen de aanvragen die allemaal "de eerste" waren. Besloten is de aanvragen per dag samen te brengen en vervolgens door middel van loting de volgorde van de op die dag binnengekomen subsidieverzoeken vast te stellen.
Verweerder heeft hiertoe op 31 mei 2005 een bericht op haar internetsite geplaatst.
Subsidieweigering om reden van het bereiken van het aldus vastgestelde subsidieplafond is naar het oordeel van verweerder terecht geweest.
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat wijzigingen in de regelgeving alvorens zij in werking er treden officieel bekend dienen te worden gemaakt. Op het moment van indiening van de onderhavige aanvraag was hiervan geen sprake.
Naar de mening van eiseres er is dan ook in strijd met de van toepassing zijnde subsidieregeling gehandeld, aangezien bij de gehanteerde werkwijze niet is uitgegaan van het in volgorde van binnenkomst in behandeling nemen van aanvragen. Daarnaast is het afwijken van het in de regeling vastgelegde principe van het in behandeling nemen van aanvragen op volgorde van binnenkomst niet voorzien van een daadkrachtige motivering; er waren naar de mening van eiseres wel mogelijkheden om te registreren op volgorde van binnenkomst.
Al met al is er geen overtuigend bewijs gegeven dat het subsidieplafond al zou zijn bereikt toen de aanvraag van eiseres op 1 juni 2006 om 8.00 uur werd ontvangen.
11. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
12. Het staat vast dat verweerder in de loop van de ochtend van 31 mei 2005 het bericht op de website heeft geplaatst, dat de subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst in behandeling worden genomen waarbij de datum bepalend is en de aanvragen per datum in willekeurige volgorde worden gerangschikt.
Tevens staat vast dat pas met ingang van 2 december 2005 de Regeling zodanig is gewijzigd dat het mogelijk wordt om door middel van loting de volgorde te bepalen.
Daarnaast is vast komen te staan dat er - gelet op het aanvangstijdstip van verweerders werkdag - tenminste drie categorieën van binnenkomst van aanvragen op 1 juni 2005 zijn te onderscheiden te weten: aanvragen die voor 7.30 uur in verweerders brievenbus zijn gedeponeerd, aanvragen die zich bevonden in de zakken die door de PTT op 7.30 uur zijn afgeleverd, en aanvragen die na 7.30 uur in persoon of per koerier zijn afgeleverd.
Tussen partijen is ten slotte niet in geschil dat eisers aanvraag om subsidie op 1 juni 2005 om 08.00 uur per koerier is afgeleverd.
13. De rechtbank overweegt het volgende.
14. In het onderhavige geval is verweerder om hiervoor weergegeven reden afgeweken
van de wijze van verdeling zoals in de Regeling was voorgeschreven en heeft de nieuwe wijze van verdeling eerst in de ochtend voorafgaande aan de eerste dag van het tweede aanvraagtijdvak op haar website bekendgemaakt.
15. Weliswaar komt verweerder met betrekking tot de verdeling van de onderhavige subsidiegelden een grote mate van beleidsvrijheid toe maar die vrijheid strekt naar het oordeel van de rechtbank niet zover, dat wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 4:26 van de Awb. Dat eist dat de wijze verdeling van een subsidieplafond bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt vastgesteld en bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt vermeld.
16. Overigens overtuigt ook de van de zijde van verweerder aangedragen redengeving voor deze afwijking de rechtbank niet.
Immers verweerder had tijdig voor 1 juni 2005 de Regeling kunnen wijzigen zoals daarna ook is geschied. Daarnaast geschiedde plaatsing van de nieuwe wijze van verdeling op de website zodanig laat, dat deze in ieder geval niet meer genoegzaam bekend kan zijn geweest bij alle aanvragers. Voorts strookt de door verweerder geschetste verdelingsproblematiek "tussen aanvragen die op exact hetzelfde tijdstip binnenkwamen" niet met de te verwachten en uitgekomen werkelijkheid. Uitgaande van de volgorde van binnenkomst had voor de verdeling namelijk in ieder geval onderscheid kunnen worden gemaakt tussen aanvragen van voor, op en na 7.30 uur.
17. Vorenstaande voert de rechtbank tot de conclusie dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de Regeling en de overschrijding van het subsidieplafond niet aan eiseres had mogen tegenwerpen.
Het bestreden besluit dient derhalve te worden vernietigd en het beroep van eiseres is gegrond.
18. Nu eiseres geen gebruik heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, ziet de rechtbank geen aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten.
19. Wel zal de rechtbank bepalen dat door de Staat der Nederlanden aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad ? 276,00 dient te worden vergoed.
20. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 24 januari 2006;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene;
- gelast de Staat der Nederlanden aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ad ? 276,00.
Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als voorzitter en mr. J.H.G. van den Broek en mr. M.T. van Vliet als leden van de meervoudige kamer in tegenwoordigheid van
mr. E.A. Vermunt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2006.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: