ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ2003

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
835229-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord met terbeschikkingstelling en verpleging

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 13 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 november 2005 te Bergeijk samen met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade een slachtoffer van het leven heeft beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na kalm beraad en rustig overleg, het slachtoffer met een spijkertrekker meermalen heeft geslagen, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de conclusies van psychologen over de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte overgenomen, waarbij is vastgesteld dat de verdachte leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen jaren geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van acht jaren opgelegd, met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. Het vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is op tegenspraak uitgesproken na een zitting op 30 oktober 2006.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/835229-05
Uitspraakdatum: 13 november 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats], [adres]
thans verblijvende in penitentiaire inrichting "De Torentijd" te Middelburg.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 oktober 2006.
De zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de strafzaken tegen [medeverdachte 1] (01/839196-05) en [medeverdachte 2] (01/839197-05).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 januari 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2005 te Bergeijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een
(zogenaamde) spijkertrekker, althans met een hard en/of zwaar en/of puntig
en/of scherp voorwerp meermalen geslagen en/of gestoken, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden
(artikel 289 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2005 te Bergeijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] met een (zogenaamde)
spijkertrekker, althans met een hard en/of zwaar en/of puntig en/of scherp
voorwerp meermalen geslagen en/of gestoken, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden
(artikel 287 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht).
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat:
hij op 24 november 2005 te Bergeijk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een (zogenaamde) spijkertrekker meermalen geslagen tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 37a, 37b, 47, 289.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert terzake het primair tenlastegelegde een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De op te leggen straf en maatregel.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit, waarbij verdachte er niet voor is teruggeschrokken om na een periode van voorbereiding en overeenkomstig een samen met zijn mededaders welbewust opgesteld plan zijn vader om het leven te brengen en zich om de gevolgen (voor de nabestaanden) volstrekt niet te bekommeren;
- het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft grote onrust veroorzaakt in de (plaatselijke) gemeenschap.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Op 15 mei 2006 heeft drs. A.J. de Groot, psycholoog, een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie en het daarin vermelde advies luiden, zakelijk weergegeven:
Bij betrokkene is primair sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een aan Autisme Verwante Stoornis, in casu een zogenaamde pervasieve ontwikkelingsstoornis Niet Anderszins Omschreven ("PDD-NOS"). Deze stoornis bestond ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit. Het tenlastegelegde feit kan ten dele worden verklaard vanuit deze stoornis, slechts als de interacties met de medeverdachten hierin worden betrokken. Het betreft dan met name betrokkenes aan zijn PDD-NOS inherente grote suggestibiliteit en naïviteit, zijn afhankelijkheid van de ander en zijn onvermogen om emotioneel vooruit te kunnen 'denken' welke zijn realiteitsbesef en kritische vermogens verminderden.
Gelet hierop kan gesproken worden van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Zonder behandelingsinterventie is er een gerede kans dat betrokkene een aandeel heeft in het gezamenlijk plegen van een geweldsfeit. Betrokkene zal aansluiting blijven zoeken, waarbij de kans groot is dat hij aansluiting krijgt bij sociaal gemargineerden. Binnen een dergelijk circuit zal hij opnieuw relatief gemakkelijk meegaan in deviante, criminele en/of gewelddadige voornemens.
Gestructureerd klinische risicotaxatie (HCR-20) verwijst -indien behandeling uitblijft - naar een middelmatige tot verhoogde kans op geweld in de toekomst.
Ter indamming van het recidivegevaar zo dit voortvloeit uit de stoornis is gedragskundig een klinische behandeling geïndiceerd. Ofschoon de gevaarlijkheid van betrokkene hoofdzakelijk op interacties met derden berust, lijkt gezien de ernst van het tenlastegelegde een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging het enige juridische kader waarbinnen de benodigde behandeling gerealiseerd kan worden.
Op 31 maart 2006 heeft de forensisch psychiater drs. J. C. Zwemstra een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie en het daarin vermelde advies luiden, zakelijk weergegeven:
Van betrokkene kan gezegd worden dat zijn aandeel in de beraming van de moord zodanig is verweven met een autistische contactstoornis (Autisme Spectrum Stoornis) dat deze stoornis de rol van betrokkene in hoge mate gekleurd heeft en betrokkene daarom in verminderde tot sterk verminderde mate als ontoerekeningsvatbaar gezien moet worden.
Er is een zeer reëel risico dat betrokkene na detentie opnieuw ernstig disfunctionerende c.q. psychisch gestoorde mensen kan treffen die hem mogelijk weer in situaties brengen met gevolgen voor anderen die hij niet vanuit gewetensfuncties of eigen identiteit kan begrenzen of afhouden. Om deze reden is er een niet goed kwantificeerbaar recidiverisico. Daarom wordt bepleit betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging op te leggen om de identiteit zo mogelijk te versterken en in ieder geval bij een terugkeer in de maatschappij voldoende steunstructuren te arrangeren die betrokkene in staat stellen stabiel te functioneren en beter om te gaan met mensen die hem suggereren gezamenlijk te komen tot maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag.
De rechtbank neemt deze conclusies en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare in die zin dat de rechtbank verdachte aanmerkt als verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en hiervoor bewezenverklaarde feit bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat sprake is van een reële kans op herhaling van dergelijke delicten.
De rechtbank neemt voorts de adviezen, ertoe strekkende dat de verdachte verplicht zal worden behandeld, over.
De rechtbank overweegt dat het hierna te kwalificeren feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist.
DE UITSPRAAK
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair:
medeplegen van moord
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A. van Biesbergen, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier
en is uitgesproken op 13 november 2006.
Mr. M.C. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.