ECLI:NL:RBSHE:2006:AY8206

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825097-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot zware mishandeling met neppistool

Op 14 september 2006 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en andere geweldsdelicten. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 29 mei 2006, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer] op 11 maart 2006 in Eindhoven. De officier van justitie had een vordering ingediend, maar de rechtbank heeft na het horen van getuigen en de verklaringen van de verdachte geconcludeerd dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een neppistool drie klappen heeft gegeven aan [slachtoffer] en dat hij deze ook meermalen heeft geschopt. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk met een mes had gestoken of dat hij samen met anderen had gehandeld in een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank concludeerde dat het letsel dat [slachtoffer] had opgelopen, een bloeduitstorting was, en dat het niet kon worden vastgesteld dat het slaan met het neppistool zou leiden tot zwaar lichamelijk letsel.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen was. Tevens heeft de rechtbank de teruggave gelast van inbeslaggenomen goederen aan de verdachte, en de benadeelde partij werd in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, en het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825097-06
Uitspraakdatum: 14 september 2006
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
(verdachte),
geboren te (geboorteplaats)op (geboortedatum) 1986,
wonende te (woonplaats), (adres),
thans verblijvende: PI Nrd Brabant Nrd, Leuvense Poort te ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
13 september 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 mei 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 maart 2006 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
(meermalen) heeft geschopt en/of (meermalen) heeft geslagen en/of die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/47 Wetboek van Strafrecht jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht))
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2006 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk die [slachtoffer] (meermalen) te schoppen en/of (meermalen) te slaan en/of die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) te steken;
[artikel 302 jo 47 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2006 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] (meermalen) heeft geschopt en/of (meermalen) heeft geslagen en/of die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 302 jo 47 en 45 Wetboek van Strafrecht]
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het bijzonder geldt daarbij het volgende.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen:
Uit de bewijsmiddelen valt niet af te leiden dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken. Op de vraag of verdachte ter zake van het steken als medepleger dient/kan worden aangemerkt, oordeelt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking en/of planvorming tussen verdachte en de medeverdachte.
Hetzelfde geldt ten aanzien van het toepassen van lichamelijk geweld in de vorm van het schoppen en slaan. Derhalve kan niet worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft willen beroven, zwaar heeft mishandeld dan wel zwaar heeft willen mishandelen.
Ten aanzien van het opzettelijk toebrengen zwaar lichamelijk letsel:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] met een neppistool drie klappen heeft gegeven en dat het zeer wel mogelijk is dat hij die [slachtoffer] daarbij op het hoofd heeft geraakt. Voorts acht de rechtbank op basis van diverse getuigenverklaringen bewezen dat hij [slachtoffer] meermalen heeft geschopt. Nu, zoals eerder overwogen, de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een mes heeft gestoken en ook het medeplegen daarvan niet is bewezen, resteert in het meer subsidiair tenlastegelegde de gedraging “poging van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door die [slachtoffer] meermalen te schoppen en/of te slaan”.
Het schoppen of slaan, zoals dit niet nader verfeitelijkt is tenlastegelegd, maakt niet duidelijk waarom dit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge zou kunnen/moeten hebben. De rechtbank leidt echter uit het dossier af dat bedoeld moet zijn het mogelijke letsel als gevolg van het slaan op het hoofd met het neppistool. Uit het door en van de kant van verdachte gevoerde verweer blijkt dat verdachte zich hiervan bewust is. Er is derhalve geen sprake van een zodanig onduidelijke tenlastelegging dat verdachte hierdoor in zijn verdedigingsbelang is geschaad.
Nu niet is komen vast te staan uit welk materiaal het neppistool was vervaardigd en het geconstateerde hoofdletsel ‘slechts’ een bloeduitstorting betrof, kan niet worden vastgesteld dat het redelijkerwijs te verwachten letsel door het slaan met het neppistool zonder meer zwaar/ernstig was. Dit houdt in dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd een ander zwaar te mishandelen.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
Ten aanzien van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Nu verdachte van het hem primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
DE UITSPRAAK
DE BESLISSING:
T.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair:
- Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Beslag
- Onttrekking aan het verkeer van het onder verdachte inbeslaggenomen imitatie vuurwapen.
- Teruggave aan verdachte van de onder hem inbeslaggenomen, jas, spijkerbroek en sportschoenen.
Vordering van de benadeelde partij
- Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
De voorlopige hechtenis
- Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. P.H.P.H.M.C. van Kempen, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier
en is uitgesproken op 14 september 2006.
Mr. P.H.P.H.M.C. van Kempen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.