Uit de door de raadsman ter zitting overgelegde beschikking van de rechtbank Amsterdam d.d. 27 mei 2005 volgt dat de strafzaak tegen verdachte met parketnummer 13/123106-00 door die rechtbank geëindigd is verklaard. Op grond van de artikelen 16 en 17 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, had zo spoedig mogelijk na 27 mei 2005 het in die zaak verkregen en in de DNA-databank opgenomen DNA-profiel van verdachte moeten worden vernietigd. Nu dit niet is gebeurd zijn de resultaten van het DNA-onderzoek in de onderhavige strafzaak onrechtmatig verkregen. Immers zij zijn verkregen door vergelijking van DNA-profielen die zijn verkregen uit sporen die op de plaats delict zijn aangetroffen met het DNA-profiel van verdachte dat zich in strijd met het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken in de DNA-databank bevond. De geschonden artikelen van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, beogen een bescherming van grondrechten, te weten de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de onaantastbaarheid van het lichaam. Derhalve is een ernstige inbreuk op een recht van verdachte gemaakt. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat geen niet-ontvankelijkverklaring, bewijsuitsluiting of strafvermindering dient te volgen, nu ten tijde van het uitvoeren van het DNA-onderzoek ernstige bezwaren jegens verdachte bestonden op grond waarvan de officier van justitie ex artikel 151b van het Wetboek van Strafvordering had kunnen bevelen dat van verdachte celmateriaal ten behoeve van een DNA-onderzoek zou worden afgenomen, waarmee het DNA-onderzoek tot hetzelfde resultaat zou hebben geleid. Deze ernstige bezwaren jegens verdachte zijn gerezen op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd:
- getuige [getuige ] ziet om 05.30 uur, kort nadat het feit heeft plaatsgevonden, op ongeveer 1000 meter afstand van de plaats delict, 3 mannen met bivakmutsen in een Volkswagen met kenteken 55-GT-LS stappen;
- dit kenteken is afgegeven voor een Volkswagen aan [broer verdachte];
- uit politie-informatiesystemen blijkt dat het voertuig met het kenteken 55-GT-LS op 29 augustus 2005 en 2 september 2005 te 15.46 uur in gebruik was bij verdachte, zijnde de broer van [broer verdachte]. Op 2 september 2005 werd door politieambtenaren waargenomen dat verdachte een lichte kras aan zijn gezicht had;
- het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft verklaard dat één van de vier daders werd aangeroepen met de naam Ozin, Ozdin of Odin;
- het voertuig met het kenteken 55-GT-LS was op 2 september 2005 te 02.38 uur in gebruik bij [betrokkene];
- op 5 september 2005 voerde verdachte een telefoongesprek met een NN-man, die belt vanuit een telefooncel gelegen aan de Obrechtstraat te Zwolle. Verdachte zegt dat hij bij de NN-man is geweest en dat hij geroepen heeft [voornaam betrokkene], [voornaam betrokkene]. Op circa 300 meter van de telefooncel was woonachtig [betrokkene];
- het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft bij gelegenheid van een fotoconfrontatie waarbij 26 foto's zijn getoond verklaard: "foto 4 komt me bekend voor", foto 19 kan ook wel, dit kan ook wel die ogen. Bij foto 4 heb ik niet naar de haarstructuur gekeken. Ik zou graag deze foto nog even terug willen zien". Foto 4 betrof de foto van verdachte, foto 19 betrof de foto van de broer van verdachte.
Nu de officier van justitie op grond van deze feiten en omstandigheden een bevel ex artikel 151b van het Wetboek van Strafvordering had kunnen geven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door de niet-naleving van het eerder genoemde voorschrift niet is geschaad in het belang dat het niet in acht genomen voorschrift wil beschermen, te weten het eerbiedigen van zijn persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit, zodat daaraan geen consequenties zullen worden verbonden.