ECLI:NL:RBSHE:2006:AY5362

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845135-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in burenruzie met steekincident en drugshandel

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een burenruzie die escaleerde in een vechtpartij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhouding tussen de families van de verdachte en het slachtoffer al langer verstoord was. Op 3 april 2006 vond er een incident plaats waarbij de zonen van de verdachte en het slachtoffer betrokken waren. Tijdens deze vechtpartij heeft een van de medeverdachten het slachtoffer met een mes in de rug gestoken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en openlijke geweldpleging, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn zoon bij het toebrengen van letsel aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet actief had meegevochten, maar enkel had geprobeerd om het geweld te stoppen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was voor de steekpartij, omdat hij geen invloed had uitgeoefend op het steekincident. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk verkopen van cocaïne en heeft hem daarvoor een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van het hem onder feit 1 tenlastegelegde is vrijgesproken. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845135-06
Uitspraakdatum: 1 augustus 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [adres],
thans verblijvende: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 juni 2006.
De tenlastelegging is op de vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 juli 2006 gewijzigd.
Na deze wijziging van de tenlastelegging wordt aan verdachte verweten dat:
1.
hij en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 03 april 2006 te 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk en (al dan
niet) na kalm beraad en rustig overleg, [slachtoffer] met een mes, althans een
scherp voorwerp, (in de rug en/of ter hoogte van de longen) heeft/hebben
gestoken en/of gesneden, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en (al dan niet) met
voorbedachten rade die [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
Artikel 45, 47, 287, 289, 302, 303 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 april 2006 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Ereprijsstraat, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en/of schoppen en/of duwen van die [slachtoffer] en/of het steken (met een mes, althans een
scherp voorwerp) in het lichaam van [slachtoffer] en/of het slaan en/of
schoppen en/of duwen van [slachtoffer] en/of het maken van stekende bewegingen
in de richting van hetlichaam van [slachtoffer];
[artikel 141 Wetboek van Strafrecht]
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2004
tot en met 03 april 2006 te 's-Hertogenbosch (telkens) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
[artikel 2 en 10 van de Opiumwet]
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Met betrekking tot de vrijspraak van feit 1 primair (medeplegen van de poging doodslag van [slachtoffer]) en subsidiair (openlijke geweldpleging) wordt het volgende overwogen.
De verhouding tussen de familie [verdachte] en de familie [slachtoffer], allen bewoners van de Ereprijsstraat, was al langer ernstig verstoord. Op 3 april 2006 is de situatie naar aanleiding van het knikkerputje-incident geëscaleerd. Enige tijd na het knikkerputje-incident ontstond er een vechtpartij op straat, waaraan de zonen van {medeverdachte} [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben deelgenomen en waarbij [medeverdachte] op enig moment [slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachten voorafgaand aan de vechtpartij in hun woning dreigende taal hebben geuit aan het adres van ondermeer [slachtoffer] Verder blijkt uit de diverse getuigenverklaringen en de verklaring van [medeverdachte] dat [medeverdachten] en [medeverdachte] zijn begonnen met de vechtpartij. [medeverdachte] verklaart bij de politie dat [medeverdachte] uit de auto stapte en [slachtoffer] direct een klap voor zijn kop gaf. Daarna hebben verschillende leden van de familie [slachtoffer] en [medeverdachte], [medeverdachte]. en [medeverdachte] met elkaar gevochten. [slachtoffer] mengde zich in de vechtpartij met een fors stuk hout. Hij sloeg daarmee in op de zonen van verdachte. Verdachte heeft daarop [slachtoffer] zodanig vastgepakt dat deze niet langer gebruik kon maken van het stuk hout.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een zodanig nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en zijn zoon [medeverdachte] gericht op het toebrengen van het dodelijk letsel aan [slachtoffer] dat kan worden gesproken van het medeplegen van de poging [slachtoffer] van het leven te beroven. Dat verdachte medeverantwoordelijk is voor de spanningen tussen de familie [verdachte] en de familie [slachtoffer] en dat verdachte in de woning aanwezig was toen de dreigende taal werd geuit is onvoldoende om verdachte aansprakelijk te stellen voor de steekpartij. Daarbij wordt, in het licht van hetgeen de verdachten op zitting hebben verklaard en gelet op de wijze waarop verdachten zich uitdrukken, in aanmerking genomen dat de rechtbank er niet van overtuigd is dat de door de verdachten in hun woning gebezigde dreigende taal letterlijk moeten worden opgevat. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen niet dat verdachte enige invloed op het steekincident zelf heeft uitgeoefend of heeft kunnen uitoefenen.
Met betrekking tot de vrijspraak van feit 1 subsidiair (openlijke geweldpleging) wordt overwogen:
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte niet actief heeft meegevochten, maar dat hij zich enkel in de vechtpartij heeft begeven om [slachtoffer] er van te weerhouden zijn zonen met een stuk hout te slaan. Verdachte heeft hiermee geen wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Naar het oordeel van de rechtbank kan van degene die zich in het gevecht begeeft om partijen uit elkaar te halen of te voorkomen dat het geweld verder escaleert niet worden gezegd dat hij deelneemt aan openlijke geweldpleging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2004 tot en met 03 april 2006 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 91
Opiumwet art. 1, 2, 10, 13, 14
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en eist:
- gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 2920,- subsidiair 58 dagen hechtenis;
- verbeurdverklaring van het in beslaggenomen handelsgeld ten bedrage van € 1666,-, van de weegschaal, kleur zwart, en van 2 keukenmachines;
- teruggave aan verdachte van de onder de nummers 1 t/m 5, 7 t/m 15 en 25 op de beslaglijst vermelde goederen.
De op te leggen straf en bijkomende straf.
Bij de beslissing over de straf en de bijkomende straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot
uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft welbewust gehandeld in harddrugs terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende
middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en die gebruikers hun
drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige
schade wordt berokkend;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten gepleegd gedurende een aanzienlijke periode.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- ter terechtzitting is naar voren gekomen dat naar aanleiding van het incident
op 3 april 2006 de woningbouwvereniging aan verdachte per 1 oktober 2006 de huur
heeft opgezegd van zijn woning in de Ereprijsstraat, in welke straat verdachte zijn hele leven
heeft gewoond. Verdachte is, zo is ter terechtzitting gebleken, daardoor zeer getroffen;
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijke aan de onderhavige niet eerder veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en de rechtbank na te melden straf een passende straf acht.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslaggenomen goederen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zo blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn die ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden en met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid of die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Nu verdachte van het hem onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten als na te melden.
De op te leggen maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslaggenomen voorwerp aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar een door verdachte begaan misdrijf bij hem is aangetroffen en dit voorwerp toebehoort aan verdachte en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang.
Het overige beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslaggenomen goederen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijven:
T.a.v. feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en
onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Verbeurdverklaring van de in beslaggenomen goederen, te weten:
geldbedrag van € 1.666,-
weegschaal, kleur zwart
keukenmachine, type snijmachine, merk Tristar, kleur wit
keukenmachine, type snijmachine, merk Krups, kleur wit.
Onttrekking aan het verkeer van het in beslaggenomen goed, te weten:
zakmes, kleur zwart, Mamba II.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Verwijst de benadeelde partij in de kosten van de voegingsprocedure tussen verdachte en de benadeelde partij, welke tot op heden wordt begroot op nihil.
Teruggave in beslaggenomen goederen, te weten:
zakmes, kleur grijs
telefoontoestel, kleur grijs, Samsung sliding
telefoontoestel, kleur zwart, Samsung D500, type orange
telefoontoestel, kleur zwart, Nokia
mes
mes, metaal
mes
herenbroek, kleur zwart
2 herensokken, Puma
herenshirt, kleur blauw, Angelo Li Tric
herenshirt, kleur blauw, Matador
schoeisel, kleur zwart, Absorber
winterjas, kleur zwart
kussen, kleur blauw.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. W.J. Kolkert en mr. I.M. Nusselder, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier
en is uitgesproken op 1 augustus 2006.
Mr. Nusselder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.