ECLI:NL:RBSHE:2006:AY1995
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor groepsverkrachting en veroordeling voor ontuchtige handelingen
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van groepsverkrachting en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 december 2005 in Geldrop, samen met anderen, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarig slachtoffer, geboren op 12 juni 1990. De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde verkrachting niet bewezen kon worden, omdat er geen dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht was aangetoond. De rechtbank benadrukte dat voor een veroordeling op basis van dit artikel vereist is dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer handelingen tegen haar wil heeft ondergaan, en dat dit moet zijn geschied door middel van geweld of bedreiging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer vrijwillig met de jongens mee was gegaan en dat er geen bewijs was dat zij op enig moment gedwongen was om seksuele handelingen te ondergaan. De verklaringen van het slachtoffer en de verdachten werden zorgvuldig gewogen, waarbij de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde verkrachting, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen, bewezen.
De rechtbank legde een jeugddetentie op van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uren. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de ernst van het feit. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was.