ECLI:NL:RBSHE:2006:AY1933

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825165-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor groepsverkrachting, veroordeling voor ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 10 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was aangeklaagd voor groepsverkrachting en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juni 2006. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verkrachting, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat er sprake was van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overwoog dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk had veroorzaakt dat het slachtoffer handelingen tegen haar wil had ondergaan, en dat er geen geweld of bedreiging met geweld was aangetoond.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op 2 december 2005 in Geldrop had plaatsgevonden. De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen, waarbij de verdachte en zijn mededaders ontuchtige handelingen hadden gepleegd met een meisje dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd een werkstraf van 80 uren opgelegd, subsidiair 40 dagen hechtenis.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de jeugdige leeftijd van de verdachte. De kosten van de voegingsprocedure werden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zodanig eenvoudige aard was dat deze zich leende voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich gedurende de proeftijd aan de voorwaarden moest houden die door de Reclassering werden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer dagvaarding: 01/825165-06
Parketnummer vordering: 13/057549/04
Uitspraakdatum: 10 juli 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juni 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 mei 2006.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 december 2005 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [verdachte] (geboren 12 juni 1990) heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [verdachte], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [verdachte] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [verdachte] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [verdachte] zodanig in een kamer en/of woning heeft opgesloten en/of vastgehouden dat die [verdachte] de kamer en/of de woning niet kon verlaten en/of tezamen met een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s) door hun gezamenlijke aanwezigheid een dusdanig overwicht op die [verdachte] uitoefende(n), dat zij werd belemmerd in haar mogelijkheden tot verzet en/of dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) in een (slaap)kamer van een woning, gelijktijdig en/of kort na elkaar, seksuele gemeenschap hebben gehad met die [verdachte] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s) met kracht het hoofd van die [verdachte] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) in de richting van de penis van verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben geduwd en/of vervolgens dat verdachte en/of zijn mededader(s) zijn/hun penis in de mond van [verdachte] heeft/hebben gebracht en/of vervolgens met zijn/hun handen het hoofd van [verdachte] heen en weer heeft/hebben bewogen;
(artikel 242 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 december 2005 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [verdachte] (geboren 12 juni 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [verdachte], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus en/of mond van die [verdachte] geduwd en/of gebracht;
(artikel 245 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 13/057549/04 is aangebracht bij vordering van de officier van justitie.
Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer te Amsterdam d.d. 29 november 2004.
In de vordering is abusievelijk vermeld dat het een vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch betreft. De rechtbank ziet dit als een kennelijke schrijffout. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
Beslissing ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De rechtbank acht de tenlastegelegde verkrachting niet bewezen, waartoe het navolgende wordt overwogen.
De rechtbank stelt voorop dat van dwang in de zin van artikel 242 van het wetboek van strafrecht sprake is als de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Verder is voor een veroordeling van genoemd artikel vereist dat die dwang geschiedt door middel van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
Uit de verklaringen van [slachtoffer], [medeverdachte] en [medeverdachte], in onderling verband en samenhang bezien, komt naar voren dat [medeve[medeverdachte] aan [slachtoffer] heeft gezegd dat hij en andere jongens sex wilden hebben met haar in de woning waar ze naar toe zouden gaan. Uit die verklaringen blijkt dat op dat moment van enige door de beide jongens uitgevoerde dwang geen sprake was. Wel waren zij volhardend in hun vraag. [Slachtoffer] is vrijwillig met die jongens meegegaan. [Slachtoffer] heeft de aanschaf van een aantal condooms betaald en volgens haar eigen verklaring heeft zij lopend naar de flat tegen [medeverdachte] gezegd dat zij het wel zou doen, doch dat zij op dat moment bang was dat ze echt sex zou moeten hebben. Uit niets blijkt dat dat laatste kenbaar was voor [medeverdachte] en [medeverdachte].
In de woning heeft [slachtoffer] met alle zes jongens die daar op dat moment waren vergaande sexuele contacten gehad, eerst met [medeverdachte], daarna met [medeverdachte], vervolgens met [medeverdachte] en tenslotte met de drie overgebleven jongens [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] tegelijk. Daarna is [slachtoffer] gaan douchen en heeft ze nogmaals vaginale sex gehad met [medeverdachte]. Uit haar eigen verklaring blijkt dat de groep jongens na haar binnenkomst in de woning niets heeft gedaan om haar aan te zetten tot de eerste sex met [medeverdachte]. Er was van contact tussen die groep jongens en [slachtoffer] in feite geen sprake, zoals blijkt uit alle verklaringen, en [slachtoffer] is ook volgens haar eigen verklaring vrijwillig met [medeverdachte] de slaapkamer ingegaan. Er is geen enkel bewijs, ook niet op grond van de verklaringen van [slachtoffer] zelf, dat [slachtoffer] op dat moment of later in die slaapkamer en/of de woning opgesloten was of vastgehouden werd. Verder is er geen enkel bewijs dat zij de woning niet kon verlaten. In dit verband is van belang dat [slachtoffer] gewoon kon telefoneren, zoals uit haar verklaring blijkt.
[Slachtoffer] heeft verklaard dat de sex met alle jongens tegen haar wil heeft plaatsgevonden, doch uit haar eigen verklaring blijkt dat zij tegen geen van de jongens kenbaar heeft gemaakt, noch in woord noch in gebaar, dat zij de sex niet wilde. Zij heeft geen verzet, in welke vorm dan ook, geboden. Uit geen van de verklaringen, ook niet die van [slachtoffer] zelf, kan worden opgemaakt dat door de jongens op enigerlei wijze bewust een bedreigende sfeer is gecreëerd.
Verder acht de rechtbank niet bewezen dat de drie jongens die tegelijk met [slachtoffer] in de slaapkamer waren (na elkaar) met kracht het hoofd van [slachtoffer] hebben vastgepakt en/of vastgehouden. [slachtoffer] verklaart dat wel, doch dit wordt door de betreffende drie jongens in hun verklaringen ontkend en de rechtbank heeft geen grond om op dit punt aan de verklaring van [slachtoffer] meer geloof te hechten dan aan die van die jongens, hierbij in aanmerking genomen dat die jongens voor het overige de plaatsgevonden sexuele contacten hebben toegegeven.
Wat dan resteert is de vraag of, zoals tenlastegelegd is, de jongens door hun gezamenlijke aanwezigheid een dusdanig overwicht op die [slachtoffer] uitoefenden dat zij werd belemmerd in haar mogelijkheden tot verzet en/of dat de jongens door deels na elkaar en deels gelijktijdig seksuele gemeenschap met [slachtoffer] te hebben (aldus) een voor haar bedreigende sfeer hebben doen ontstaan, in welk verband moet worden beoordeeld welke betekenis moet worden toegekend aan de omstandigheid dat behoudens [medeverdachte] geen van de jongens aan [slachtoffer] heeft gevraagd of zij instemde met de sexuele contacten die ieder van hen met haar had.
Zoals de rechtbank al heeft overwogen was er van enig wezenlijk (anders dan sexueel) contact tussen de jongens als groep en [slachtoffer] geen sprake. Uit geen van de verklaringen, ook niet die van [slachtoffer] zelf, blijkt van enige bedreigende (niet-sexuele) gedraging van de jongens. Waar de verklaringen van [slachtoffer] in feite op neerkomen is dat zij de sex, behoudens wellicht de eerste sex met [medeverdachte], niet wilde doch dat zij dat op geen enkele wijze heeft laten merken omdat zij bang was dat ze helemaal niet meer weg zou kunnen als zij niet deed wat ze wilden. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk, doch daarmee is nog niet gegeven dat de jongens opzettelijk een situatie hebben gecreëerd waarin [slachtoffer] zich niet veilig voelde. [slachtoffer] is vrijwillig met [medeverdachte] meegekomen en uit geen van de verklaringen van de jongens en ook niet uit de verklaring van [slachtoffer] kan worden opgemaakt dat er een vooropgezet plan was van de groep jongens, dan wel een of meer van hen was, om desnoods kwaadschiks sex te hebben met haar. Het is een feit dat er 6 jongens in de woning waren, maar uit geen enkele verklaring, ook niet die van [slachtoffer] zelf, blijkt dat zij [slachtoffer] als groep tegemoet zijn getreden en aldus het sexuele contact hebben afgedwongen. Wat er volgens de verklaring van [slachtoffer] en de verklaringen van de jongens is gebeurd, is dat de jongens allemaal vergaande sex hebben gehad met [slachtoffer] zonder zich er (voldoende) van te vergewissen of zij daarmee instemde. Het is zeer verwijtbaar dat de jongens niet expliciet hebben gevraagd of [slachtoffer] dit nu allemaal wel wilde, maar uit het enkele nalaten daarvan en de omstandigheid dat meerdere jongens (deels tegelijkertijd) sex hebben gehad met [slachtoffer] kan nog geenszins worden geconcludeerd dat sprake is van dwang in de zin dat de verdachten en meer in het bijzonder deze verdachte opzettelijk hebben/heeft veroorzaakt dat [slachtoffer] handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hierna is weergegeven:
hij op 02 december 2005 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met anderen, met [verdachte] (geboren 12 juni 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [verdachte], hebbende verdachte en zijn mededader(s) hun penis en/of vinger(s) in de vagina en/of anus en/of mond van die [verdachte] geduwd en/of gebracht;
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 77dd, 77ee, 245.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
(voor het primair tenlastegelegde:)
- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan een deel, groot 5 maanden, voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren.
- toewijzing bij wijze van voorschot van een deel, groot 3.090,- euro (bestaande uit een voorschot terzake immateriële schade van 3.000,- euro en een bedrag van 90,- euro terzake materiële schade) van de vordering van de benadeelde partij [verdachte].
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering.
- tenuitvoerlegging van de zes maanden jeugddetentie die voorwaardelijk zijn opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in Amsterdam op 29 november 2004.
De op te leggen straffen.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten,
zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke
feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder acht de rechtbank bij de strafbepaling van belang dat een voor verdachte en zijn mededaders (vrijwel) onbekend meisje is geconfronteerd met een veelheid van vergaande seksuele handelingen door 6 personen, zonder zich werkelijk te verdiepen in de vraag of het meisje dit werkelijk wilde en daarmee het risico nemend dat mogelijk -onherstelbare- psychische schade zou worden toegebracht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een vrijheidsstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen vrijheidsstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft.
De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [verdachte] mede bij gebrek aan onderbouwing met bescheiden, niet van zodanig eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De kosten van de voegingsprocedure tussen partijen zal aldus worden gecompenseerd dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding thans in plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer bij de rechtbank in Amsterdam, d.d. 29 november 2004 onder parketnummer 13/057549/04 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, een taakstraf, te gelasten bestaande uit een
werkstraf van 200 uur te vervangen door 100 dagen jeugddetentie indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. subsidiair:
medeplegen van: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. subsidiair:
Werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis
Deze werkstraf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid en dient te zijn verricht binnen 6 maanden na onherroepelijk worden van dit vonnis.
T.a.v. subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [verdachte], in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
T.a.v. primair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
In plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer bij de rechtbank in Amsterdam, d.d. 29 november 2004 onder parketnummer 13/057549/04 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, gelast de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 200 uur te vervangen door 100 dagen jeugddetentie indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht.
Deze werkstraf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid en dient te zijn verricht binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier
en is uitgesproken op 10 juli 2006,
zijnde mrs. Van Lokven en Kuijs buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.