ECLI:NL:RBSHE:2006:AY1546

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
456096
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van politiek verlof voor wethouder in relatie tot arbeidsovereenkomst

In deze zaak verzoekt werknemer A, die als wethouder in een gemeente met minder dan 18.000 inwoners is gekozen, om vaststelling van zijn politiek verlof op 28 uur per week. A is sinds 22 oktober 2001 in dienst bij B, waar hij als manager werkvoorbereiding werkt. Tijdens zijn sollicitatie in 2001 heeft A aangegeven dat hij, indien gekozen als wethouder, slechts parttime zou kunnen werken. B heeft aanvankelijk aangegeven dat het wethouderschap gefaciliteerd zou worden, maar later werd dit standpunt herzien. A verzocht in mei 2006 om tijdelijk 28 uur per week onbetaald verlof, maar dit verzoek werd door B afgewezen. B stelt dat de combinatie van werk en wethouderschap niet mogelijk is en dat er geen functies zijn voor minder dan 20 uur per week.

De kantonrechter weegt de belangen van A en B tegen elkaar af. A heeft voldoende aangetoond dat zijn wethouderschap niet volledig bezoldigd wordt en dat hij recht heeft op politiek verlof op basis van artikel 7:643 BW. De kantonrechter oordeelt dat A's verzoek om 28 uur politiek verlof niet redelijk is, gezien de omstandigheden en de werkweek van 36 uur. Uiteindelijk wordt het aan A toe te kennen politiek verlof vastgesteld op 12 uur per week, wat de kantonrechter als een redelijke oplossing beschouwt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, lokatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : nummer
EJ verz. : 06-nummer
Uitspraak : 6 juli 2006
in de zaak van:
A,
wonende te O,
verzoeker,
gemachtigde: mr. X,
t e g e n :
B,
statutair gevestigd te O,
verweerster,
gemachtigde: mr. Y.
1. De procedure
Het op 1 juni 2006 ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, ingekomen verzoekschrift strekt primair tot vaststelling van het aan A toe te kennen politiek verlof op 28 uur per week subsidiair op een door de kantonrechter te bepalen aantal uren per week. Partijen zullen worden aangeduid als "A" en "B".
Zijdens B is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2006, op voorhand waarvan A een akte wijziging van verzoek tevens overlegging producties heeft doen inzenden. Partijen hebben de zaak doen bepleiten door hun gemachtigden. De gemachtigden van partijen hebben hierbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, welke aan de kantonrechter zijn overgelegd. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden.
2. Inleiding
Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. A is sedert 22 oktober 2001 in dienst van B. A is door B gedetacheerd bij B-Facilitair. A is werkzaam in de functie van manager werkvoorbereiding op basis van 36 uur per week.
Ter toelichting op zijn verzoek heeft A - kort weergegeven - het volgende aangevoerd.
B neemt personeel in dienst, teneinde dit te detacheren bij B-Holding BV en B-Facilitair BV. B Facilitair BV houdt zich bezig met de totale dienstverlening voor de woon- en werkomgeving. De activiteiten bestaan uit schoonmaak, catering, groenaanleg en onderhoud, bodediensten en bouwwerkzaamheden. A is bij B-Facilitair BV werkzaam in de functie van manager werkvoorbereiding.
Tijdens zijn sollicitatie in 2001 heeft A aangegeven dat hij op het punt stond om gekozen te worden als lijsttrekker van [politieke partij] in de gemeente G en dat indien hij als gevolg van de verkiezingen de functie van wethouder zou gaan bekleden, hij slechts in deeltijd werkzaam zou kunnen zijn. Aan A werd medegedeeld dat een eventueel wethouderschap door B gefaciliteerd zou worden. In 2001 is hiervan geen gebruik gemaakt omdat A niet gekozen is als wethouder. Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op 24 oktober 2002 is nagelaten om artikel 16 uit de arbeidsovereenkomst van 15 oktober 2001 op te nemen. Partijen hadden de bedoeling de arbeidsrelatie onder gelijke voorwaarden voort te zetten.
In maart 2006 is bekend geworden dat A een serieuze kans maakte op een wethouderspositie, hetwelk hij op 15 maart 2006 heeft besproken met zijn direct leidinggevende Z. Op 17 maart 2006 heeft Z medegedeeld dat de directie van B zich op het standpunt stelt dat de combinatie van werken voor B en het wethouderschap niet meer mogelijk was en dat hij, A, het wethouderschap maar fulltime moest bekleden. De functie kan echter slechts parttime bekleed worden omdat de gemeente G minder dan 18.000 inwoners heeft. B heeft aanvankelijk een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst om te zetten in een arbeidsovereenkomst met een omvang van 8 uren per week doch heeft dit voorstel op volgende dag ingetrokken omdat de directie van B meende dat de combinatie van werk en wethouderschap niet mogelijk was omdat B geen arbeidsovereenkomst op basis van minder dan 20 uren per week sluit. A wenst zijn dienstverband met B te behouden mede uit financieel oogpunt van kostwinner. Bij brief van 19 mei 2006 heeft A de directie van B verzocht hem tijdelijk 28 uur per week onbetaald verlof te verlenen, welk verzoek door B is afgewezen.
Omdat G een gemeente is van minder dan 18.000 inwoners wordt de functie van wethouder in deze gemeente niet volledig bezoldigd. Uit de door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde "Taakduren lidmaatschap publiekrechtelijke colleges" blijkt dat voor een een wethouder in een gemeente tot 18.000 inwoners uitgegaan dient te worden van een taakduur van 30 uren per week, zodat de door A verzochte omvang van 28 uren per week politiek verlof niet onredelijk is.
B heeft tegen het verzoek - kort weergegeven - het navolgende tot verweer aangevoerd.
A is met ingang van 22 oktober 2001 bij B in dienst getreden en gedetacheerd bij B-facilitair, alwaar hij werkzaam is in de functie van manager bedrijfsbureau op basis van een 36-urige werkweek. In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van 24 oktober 2002 is bewust het artikel 16, zoals dit was vermeld in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 15 oktober 2001, niet opgenomen. Partijen hadden niet de bedoeling de arbeidsrelatie onder gelijke voorwaarden voort te zetten. Dit blijkt uit artikel 18.
B was op de hoogte van de ambitie van A om wethouder te worden. B bestrijdt dat er tussen partijen meerdere keren gesproken zou zijn over de wijze waarop aan de arbeidsovereenkomst invulling gegeven zou worden in het geval A zijn werk voor B zou gaan combineren met het wethouderschap. A heeft aan B een verzoek gedaan zijn arbeidsovereenkomst om te zetten naar een arbeidsovereenkomst van 8 uur per week en zijn functie te wijzigen naar de functie van senior medewerker werkvoorbereiding. B heeft, na van het verzoek op de hoogte te zijn gebracht, aan A laten weten dat het door hem gedane verzoek niet opportuun was. B kent geen functies van minder dan 16 uur. Ook uit de uitvoeringsregeling deeltijdarbeid B-Groep, waartoe de bedrijven behoren, blijkt dat niet minder gewerkt kan worden dan 16 uur per week. Voor managementfuncties geldt zelfs de regel dat er niet minder dan 32 uur per week gewerkt kan worden. Organisatorisch en formatief is er geen ruimte voor een functie van 8 uur per week.
Het is begrijpelijk dat A zijn arbeidsovereenkomst bij B wenst te behouden. Het wethouder-schap is geen functie voor de rest van het leven. A wil een politieke functie bekleden welke nagenoeg een volledige dagtaak inhoudt. A zal een keuze moeten maken. Of hij wil wethouder zijn of hij wil een volwaardig werknemer bij B zijn. In de maanden april en mei 2006 heeft A zijn tegoed aan vakantiedagen verbruikt om als wethouder te kunnen functioneren. Vanaf 1 juni 2006 is A niet in samenspraak met B feitelijk nog maar één dag per week aanwezig.
Artikel 7:643 lid 3 BW is van toepassing. Politiek verlof wordt niet verleend voor de tijd die nodig is voor het vervullen van de gehele wethoudersfunctie. Het verlof wordt slechts verleend voor het onder werktijd bijwonen van de raadsvergaderingen en de vergaderingen van het college van B&W. A vraagt verlof voor ± 80% van de overeengekomen werktijd, welk verlof mede nodig is voor andere werkzaamheden als wethouder dan enkel het bijwonen van vergaderingen. In redelijkheid kan van B niet gevergd worden dat zij A voor 28 uur per week politiek verlof verleent. Het verzoek van A dient dan ook te worden afgewezen.
3. De beoordeling
A heeft bij akte zijn verzoek gewijzigd. A verzoekt thans:
1. primair: de mate van aan A toe te kennen politiek verlof vast te stellen op 28 uur per week;
subsidiair: in het geval dat het politiek verlof van A op minder dan 28 uur per week vastgesteld wordt, om de mate van aan A toe te kennen politiek verlof vast te stellen op een nader door de kantonrechter te bepalen aantal uren per week, doch in ieder geval op 28 uur per week gedurende de periode in afwachting van de beslissing van B op het verzoek van A om arbeidsduurvermindering;
meer subsidiair: de mate van aan A toe te kennen politiek verlof vast te stellen op een nader door de kantonrechter te bepalen aantal uren per week;
2. veroordeling van B in de gedingkosten.
Ter onderbouwing van het door hem verzochte heeft A een inventarisatie gegeven van de vergaderingen en overleggen die hij als wethouder dient bij te wonen, welke inventarisatie uitkomt op ongeveer 261/2 uur per week, en als volgt is opgebouwd:
- wekelijks B&W-vergadering, ca. 4 uur per week;
- maandelijks extra B&W-vergadering, ca 1 uur per week;
- 3 x per jaar B&W-vergadering inzake begroting;
- 1 x per 2 weken portefeuillehoudersoverleg regio Noord en Midden Limburg, ca 2 uur per
week;
- 1 x per maand overleg Provinciehuis Maastricht, ca. 11/2 uur per week;
- 2 x per maand overleg regio [regio], ca 2 uur per week;
- voorbereiding B&W-vergadering met afdelingshoofden, 2 uur per week;
- overleg met auditcommittee, ca. 1 uur per week;
- overleg als portefeuillehouder met externe partijen, ca. 8 uur per week;
- bestuurlijke projectleiding, ca 3 uur per week;
- overleg regio [regio] (wethouders), ca. 2 uur per week.
A grondt zijn verzoek op het bepaalde bij artikel 7:643 BW.
De tussen partijen gevoerde discussie of in de arbeidsovereenkomst van 24 oktober 2002 al dan niet een bepaling opgenomen had moeten worden voor het geval A wethouder zou worden en of die arbeidsovereenkomst al dan niet onder dezelfde voorwaarden is voortgezet, is in deze niet relevant en kan dan ook verder buiten beschouwing worden gelaten omdat A op grond van de wettelijke bepalingen aanspraak kan maken op politiek verlof.
A heeft voldoende aannemelijk gemaakt, dat zijn wethouderschap niet als een volledige functie wordt bezoldigd, zodat hij in beginsel aanspraak kan maken op het bepaalde bij artikel 7: 643 B.W..
Het politiek verlof dat in dit artikel is geregeld heeft betrekking op het "als lid bijwonen van vergaderingen" en deze regeling beoogt dit onder meer voor wethouders van gemeenten te faciliteren.
In de moderne bestuurspraktijk zal van een wethouder niet exact kunnen worden vastgesteld hoeveel uur per week hij aan het bijwonen van vergaderingen zal hebben te besteden. A stelt, dat hij gemiddeld per week 261/2 uur aan vergaderingen besteedt. Hij vraagt primair het verlof vast te stellen op 28 uur per week. Hij trekt dit getal af van de 36 uren per week die hij in loondienst werkzaam is, zodat voor de uitoefening van zijn functie, of een andere functie bij B een 8-tal uren resteert. B zegt daarvan dat organisatorisch noch formatief ruimte is voor een functie van 8 uur.
De kantonrechter heeft de belangen van de werkgeefster en die van de werknemer tegen elkaar af te wegen.
De kantonrechter is van oordeel, dat A zijn belang bij het bijwonen van de B&W- vergaderingen en de voorbereiding daarvan voldoende heeft aangetoond, terwijl ook voldoende duidelijk is, dat een wethouder ook op provinciaal en regionaal niveau de gemeente dient te vertegenwoordigen. Niet onredelijk is ook enige tijd te reserveren voor ambtelijk overleg. Dit overleg zal niet (steeds) in de avonduren kunnen plaatsvinden.
B heeft ten aanzien van haar belangen slechts in zijn algemeenheid aangevoerd, dat zij geen functies kent waar minder dan 16 uur per week gewerkt wordt; voor management-functies geldt een minimum van 32 uur per week.
Deze belangen tegen elkaar afwegend komt het de kantonrechter redelijk voor het verlof te stellen op 12 uur per week. Uitgaande van een als redelijk ervaren werkweek van 40 uur overdag heeft A dan 16 uur per week overdag beschikbaar voor vergaderingen in het kader van zijn wethoudersfunctie, terwijl hij 24 uur per week beschikbaar blijft voor zijn eigen dan wel een andere functie in dienst van B.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het primaire en subsidiaire verzoek van A niet voor honorering in aanmerking kunnen komen.
In de aard van de genomen beslissing en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen vindt de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
Wijst het primaire en subsidiaire verzoek van A af.
Stelt, ingevolge artikel 7:643 BW, de mate van het aan A toe te kennen politiek verlof vast op 12 uren per week.
Compenseert de kosten van de procedure in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2006 door mr. J.P.M. van der Ham, kantonrechter te 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier.