ECLI:NL:RBSHE:2006:AY0157
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- M.L.W.M. Viering
- J.W.H. Renneberg
- M. Lammers
- Rechtspraak.nl
Beslissing inzake verzoek om vergoeding na vrijspraak en voorlopige hechtenis
Op 21 april 2006 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch een beslissing genomen op een verzoekschrift dat op 21 februari 2005 was ingediend, met betrekking tot een vergoeding voor de tijd die verzoeker in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verzoeker was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten bij vonnis van 30 september 2004. De rechtbank oordeelde dat het aanvullend verzoek van verzoeker ontvankelijk was, en dat de wet ruimte biedt voor wijziging en aanvulling van het verzoek. De rechtbank overwoog dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een vergoeding, rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker.
De rechtbank bepaalde dat de 182 dagen die verzoeker in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zouden worden gebracht op de nog openstaande vrijheidsstraf. Het verzoek om een geldelijke tegemoetkoming voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat verzoeker nog een (forse) vrijheidsstraf moest ondergaan. De rechtbank oordeelde echter dat verzoeker recht had op een vergoeding voor vermogensschade, die voortvloeide uit het feit dat hij niet kon deelnemen aan een arbeidsprogramma in de gevangenis. De rechtbank kende verzoeker een vergoeding toe van € 2.895,62, terzake van vermogensschade, voor de periode van 1 april 2004 tot en met 30 september 2004.
De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, in aanwezigheid van de griffier, en werd uitgesproken in openbare raadkamer.