ECLI:NL:RBSHE:2006:AX9319
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.W. Govers
- B.A.J. Zijlstra
- M.G.P.A. Burghoorn
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering en toetsing aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur
In deze zaak, uitgesproken op 12 juni 2006 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, staat de terugvordering van een bedrag van € 6.637,21 door de gemeente Eindhoven centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.H.M. Hest, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, dat op 22 maart 2005 haar bijstandsuitkering had herzien over de periode van 1 januari 2004 tot en met 13 december 2004. Dit besluit leidde tot de terugvordering van een totaalbedrag van € 15.389,29, waarvan na verrekening een vordering van € 6.637,21 resteerde. De rechtbank moest beoordelen of de terugvordering rechtens aanvaardbaar was en of verweerder had gehandeld in overeenstemming met de geldende regelgeving en beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechtbank oordeelde dat verweerder bij het toepassen van het terugvorderingsbeleid handelde conform de Afstemmings- en Fraudeverordening WWB – 2005. De rechtbank stelde vast dat de terugvordering niet in strijd was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, maar dat verweerder niet voldoende inzicht had gegeven in de berekening van het terug te vorderen bedrag. Dit gebrek in motivering leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank gelastte verweerder een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdergenoemde tekortkomingen in acht genomen moesten worden. Tevens werd de gemeente Eindhoven veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 805,00, en het griffierecht van € 37,00.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en zorgvuldigheid in het terugvorderingsbeleid van gemeenten, evenals de noodzaak voor een adequate motivering van besluiten die financiële gevolgen hebben voor burgers. Eiseres werd erop gewezen dat de gegrondverklaring van haar beroep niet betekende dat zij op alle punten gelijk had gekregen, en dat zij tijdig hoger beroep moest instellen indien zij het niet eens was met de verwerping van bepaalde beroepsgronden.