Voorts is gebleken van de volgende feiten en omstandigheden die van belang zijn.
- De slachtoffers [slachtoffer] en [slachtoffer] zijn door grof geweld om het leven gekomen in het tijdvak van 16 mei (’s avonds) tot en met 17 mei 2005 (begin van de middag).
- Het lichaam van [slachtoffer] is aangetroffen in zijn woning, terwijl aan die woning geen braaksporen aanwezig waren.
- Verdachte en [medeverdachte] zijn op 16 mei 2005 ’s avonds samen met de beide slachtoffers in de woning van [slachtoffer] geweest.
- [getuige] (buurvrouw van [slachtoffer]) heeft verklaard dat zij in die nacht [medeverdachte] door de brievenbus van [slachtoffer] heeft horen roepen: “Jan, Jan!”
- [slachtoffer] is met een hard voorwerp op het hoofd geslagen en meerdere keren gestoken, mogelijk met een mes.
- In de omgeving van de woning van [slachtoffer] is een mes aangetroffen, met op het lemmet een bloedspoor met DNA-materiaal van [slachtoffer]. Vergelijking van de verwondingen aan het lichaam van het slachtoffer met het mes wijst uit dat die verwondingen met dat mes kunnen zijn toegebracht.
- Bij een geuridentificatieproef heeft een gecertificeerde speurhond aangegeven dat op het heft van het mes de geur van [medeverdachte] aanwezig was.
- [getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte] haar heeft verteld dat het mannelijke slachtoffer is gestoken met een mes en dat het zo zacht was als boter.
- Onder nagels van de rechterhand van [slachtoffer] is celmateriaal aangetroffen met het DNA van verdachte. Getuige-deskundige Pouwels van het NFI heeft ter terechtzitting van 30 maart 2006 verklaard dat het meest waarschijnlijke is dat dit duidt op meer contact dan een vluchtige aanraking.
- Het slachtoffer [slachtoffer] is blijkens het sectierapport om het leven gekomen door wurging met een lang en smal voorwerp.
- Haar lichaam is aangetroffen te Kerkwijk, in een sloot nabij een weg. In de berm tussen de weg en de sloot stond hoog gras, waarin een looppad zichtbaar was vanaf de weg naar de plaats waar het slachtoffer lag. Ter hoogte van dat looppad is een autobandenspoor aangetroffen, dat overeenkomt met de band om het rechterachterwiel van de Suzuki Alto van [medeverdachte].
- Verdachte en [medeverdachte] zeggen die avond in de Suzuki te hebben gereden, maar zouden niet zijn geweest op de plaats waar het slachtoffer [slachtoffer] is aangetroffen. Verdachte noch [medeverdachte] heeft een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van het bandenspoor van de Suzuki op die plaats.
- De [getuige] heeft verklaard dat [medeverdachte] haar vertelde dat het vrouwelijke slachtoffer van achteren is gewurgd terwijl zij op de rechter voorstoel in de auto zat en dat het slachtoffer daarbij urineerde op de stoel. De hoofdsteun van die stoel zou bij het wurgen zijn verbogen of stukgegaan en het lichaam van het slachtoffer is achtergelaten in een sloot waarbij hoog gras stond, aldus de getuige.
- Uit onderzoek door het NFI aan de bekleding van de rechter voorstoel van de Suzuki van [medeverdachte] is gebleken dat zich op de zitting stoffen bevonden die passen bij de aanwezigheid van urine.
- Blijkens de verklaringen van [medeverdachte] en foto’s genomen bij een benzinestation heeft [slachtoffer] in elk geval in de avond van 16 mei 2005 op de rechter voorstoel in de Suzuki gezeten.
- Verdachte en [medeverdachte] waren op 21 juni 2005 bezig de Suzuki grondig schoon te maken. Op dat moment ontbrak de hoofdsteun van de rechter voorstoel, die blijkens foto’s van de auto in de nacht van 16 mei op 17 mei 2005 nog wel aanwezig was.
- Verdachte en [medeverdachte] hadden in de dagen na de dood van [slachtoffer] diens mobiele telefoon en videocamera in hun bezit.
- [medeverdachte] heeft verklaard dat zij en verdachte van plan waren [slachtoffer] te beroven.
- Verdachte en [medeverdachte] hebben tussen 17 en 20 mei 2005 diverse uitgaven gedaan, tot een totaal bedrag van (tenminste) 1315 euro, terwijl hun betaalrekening op 16 mei 2005 nog een debetstand van 399 euro vertoonde en zij voordien meestal in geldnood verkeerden.
- Verdachte en [medeverdachte] hebben over dat plotseling beschikken over relatief veel geld verklaringen afgelegd die deels tegenstrijdig zijn en niet overtuigen.