ECLI:NL:RBSHE:2006:AW6703

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/889036-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 14 jaar voor roofmoord op tante

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van roofmoord op zijn tante. De verdachte heeft op 14 april 2005 in Maarheeze, gemeente Cranendonck, samen met een of meer anderen, opzettelijk zijn tante van het leven beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, al dan niet samen met een mededader, zijn tante met geweld heeft aangevallen, waarbij hij haar met een televisiescherm en zijn vuist heeft geslagen. Dit geweld leidde tot de dood van het slachtoffer, en werd gevolgd door diefstal van een geldbedrag van ongeveer 3.000 euro, dat toebehoorde aan de tante van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn tante zou sterven en deze kans ook heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan doodslag en heeft hem een gevangenisstraf van 14 jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, die een gevangenisstraf van 16 jaar had geëist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat een gevangenisstraf van 14 jaar voldoende recht doet aan het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/889036-05
Uitspraakdatum: 2 mei 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken [verdachte], in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende: P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 augustus 2005, 3 november 2005, 20 januari 2006 en 18 april 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 juli 2005.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 3 november 2005 aangepast en is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 april 2006 gewijzigd.
Na deze aanpassing en wijziging van de tenlastelegging wordt aan verdachte verweten dat hij:
op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] met een televisiescherm en/of met zijn/hun
tot vuist gebalde hand(en) en/of met de vlakke hand(en) meermalen
(krachtdadig) tegen haar hoofd en/of haar bovenlichaam, althans tegen haar
lichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke
vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van
diefstal van een geldbedrag van ongeveer 3.000 euro, althans een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) straffeloosheid
en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(Wetboek van Strafrecht artikel 288)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
A. hij op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet
en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een televisiescherm
en/of met zijn/hun tot vuist gebalde hand(en) en/of met de vlakke hand(en) die
[slachtoffer] meermalen (krachtdadig) tegen haar hoofd en/of haar bovenlichaam,
althans tegen haar lichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is
overleden;
(Wetboek van Strafrecht artikel 289/287)
en/of
B. hij op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van
ongeveer 3.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(Wetboek van Strafrecht artikel 311/310)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 3.000 euro,
althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] met een
televisiescherm en/of met zijn/hun tot vuist gebalde hand(en) en/of met de
vlakke hand(en) meermalen (krachtdadig) tegen haar hoofd en/of haar
bovenlichaam, althans tegen haar lichaam heeft/hebben geslagen, welk feit de
dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
(Wetboek van Strafrecht artikel 312)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bewijsoverweging.
Namens de verdachte is het verweer gevoerd dat de verdachte niet het opzet had zijn [slachtoffer], het slachtoffer mevrouw [slachtoffer], te doden en evenmin het opzet had dat er jegens haar geweld zou worden gebruikt. Alles, zo betoogt de raadsman, was erop gericht dat het slachtoffer niet thuis zou zijn. Tevens is aangevoerd dat niet is uit te sluiten dat een van de door verdachte als mededaders genoemde personen het slachtoffer nog heeft geslagen nadat verdachte [verdachte] de slaapkamer al had verlaten zodat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor al het geweld dat op het slachtoffer is uitgeoefend.
Dit alles zou tot de conclusie moeten leiden dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem primair tenlastegelegde, het hem subsidiair onder A tenlastegelegde en dat slechts de subsidiair onder B tenlastegelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen zou kunnen worden.
De rechtbank komt tot een ander oordeel.
De rechtbank stelt voorop dat zij - kort gezegd - wettig en overtuigend bewezen acht het aan verdachte primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] ofwel het feit alléén heeft gepleegd ofwel samen met een ander. De rechtbank acht het bewijs niet zodanig, dat overtuigend één van die varianten kan worden uitgesloten.
Verdachte geeft immers meerdere lezingen van het gebeuren. Deze komen er enerzijds op neer dat hij alleen naar zijn [slachtoffer], mevrouw [slachtoffer], is gegaan en alleen al het geweld op zijn [slachtoffer] heeft uitgeoefend en anderzijds komen die verklaringen erop neer dat hij die dag onder meer met de medeverdachte [mededader] in de woning van zijn tante was en dat zowel verdachte als medeverdachte [mededader] geweld op [slachtoffer] hebben uitgeoefend.
Medeverdachte [mededader] ontkent iedere betrokkenheid.
De in bloed gezette afdrukken met een breipatroon die op de kastenwand en het nachtkastje zijn aangetroffen en de twee kunststofpartikels die onder het slachtoffer respectievelijk de tv lagen duiden er op dat er sprake is geweest van twee daders. Anderzijds dwingen deze aangetroffen sporen niet tot deze conclusie. Meer technisch bewijs dat er sprake is geweest van meer dan één dader is in het dossier niet aangetroffen.
Derhalve is er bewijs dat het primair tenlastegelegde door verdachte alléén is gepleegd, maar evenzeer, bewijs dat hij dat samen met een ander heeft gedaan. Wie dan die eventuele mededader is, is niet vast komen te staan.
Ten aanzien van verdachtes opzet op de dood van het slachtoffer overweegt de rechtbank dat zijn opzet, minst genomen in voorwaardelijke zin, daar welzeker op was gericht.
Indien verdachte [verdachte] het feit alleen heeft gepleegd vloeit het opzet reeds voort uit de gepleegde geweldshandelingen die hij zelf volgens zijn eigen verklaring heeft verricht.
Ook indien de verdachte het feit met een ander zou hebben gepleegd, is er sprake van (voorwaardelijk) opzet.
Verdachte heeft zelf verklaard, in de versie waarin hij aangeeft het feit samen met medeverdachte [mededader] te hebben beraamd, dat toen gesproken is over de mogelijkheid dat zijn tante zou moeten sterven. Dit moest dan maar zo zijn, aldus verdachte. Ook is in dat verband gesproken over "peger" maken van [slachtoffer]. Dat is volgens verdachte "kamptaal" voor "doodmaken". Voorts heeft verdachte op die 14e april 2005 zelf zijn tante zodanig hard met zijn vuist in het gezicht geslagen dat zijn tante daardoor bloedde en op het bed is gevallen. Nog steeds afgaande op deze versie van verdachte, heeft hij, toen hij merkte dat zijn tante door zijn mededader hard op haar hoofd werd geslagen met de tv en aanstalten maakte om haar weer met de tv op het hoofd te slaan, niet ingegrepen maar is hij verder gegaan met het doorzoeken van de slaapkamer. Ook toen hij het geld had gevonden heeft hij zich niet om zijn tante bekommerd maar is hij de slaapkamer en vervolgens de woning uitgegaan. Daarbij gevolgd door [mededader] die hem toe riep: "[verdachte] kom hier met dat geld".
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte op die 14e april 2005 minst genomen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn [slachtoffer] , mevrouw [slachtoffer], zou sterven en deze kans ook heeft aanvaard. De rechtbank heeft daarbij het navolgende in aanmerking genomen en dit beschouwd tegen de achtergrond van verdachtes hiervoor aangeduide verklaringen over het eventueel doden van zijn tante. Verdachte heeft volgens zijn eigen verklaring ook in déze, zojuist geschetste gang van zaken zelf als eerste fors geweld gebruikt tegen zijn tante, welk geweld is gevolgd door nog forser geweld door een mededader. Van dit geweld heeft verdachte zich niet gedistantieerd terwijl verdachte voorts zijn tante in een hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
Door de raadsman is gesteld dat na verdachtes vertrek uit de woning wellicht nog door een ander geweld is uitgeoefend op het slachtoffer.
Nu de raadsman dit slechts heeft geopperd en hieraan geen duidelijke conclusie heeft verbonden anders dan de algemene conclusie dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken, vat de rechtbank dit niet op als een verweer dat gemotiveerd dient te worden weerlegd.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen
en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader met dat opzet die [slachtoffer] met een televisiescherm en met zijn/hun
tot vuist gebalde hand(en) meermalen (krachtdadig) tegen haar hoofd en
haar bovenlichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en vergezeld van
diefstal van een geldbedrag van ongeveer 3.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer]
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De rechtbank merkt op dat het voor de maximaal op te leggen straf niet uitmaakt of verdachte het feit alleen dan wel tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 287, 288
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en eist:
- gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren met aftrek van voorarrest.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op
de aard en ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
en op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft de rechtbank het navolgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich al dan niet samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan doodslag op het slachtoffer in de onderhavige zaak, genaamd mevrouw [slachtoffer]. Tevens is komen vast te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde mevrouw [slachtoffer] te kunnen beroven van een aanzienlijke hoeveelheid geld.
Het bewezen verklaarde feit is door de verdachte (en zijn mededader) uit puur winstbejag gepleegd, waarbij ter verkrijging van het financieel gewin door verdachte grof geweld jegens het slachtoffer niet werd geschuwd. Het slachtoffer was de tante van verdachte en zij had hem eerder financieel geholpen.
Verdachte heeft het initiatief tot de beroving van het slachtoffer genomen en heeft bij de uitvoering van het plan een initiërende rol gespeeld. Immers hij heeft tevoren meerdere keren, ten overstaan van diverse personen (zie de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3]), ter sprake gebracht dat zijn tante veel geld in huis had en dat hij dat geld wilde gaan halen. Daarbij is aan de orde geweest dat bij een eventuele herkenning van verdachte door [slachtoffer], [slachtoffer] dood moest. Verdachte heeft daarop geantwoord "dat dan maar moest". Toen verdachte op de 14e april [slachtoffer] in de slaapkamer aantrof, heeft hij zelf meteen geweld op het slachtoffer uitgeoefend.
Terwijl het slachtoffer dodelijk getroffen op het bed lag, heeft verdachte het geld uit de lade van het nachtkastje gepakt en heeft zich uit de voeten gemaakt en zich op geen enkele wijze bekommerd om het slachtoffer.
Het handelen van de verdachte (en zijn mededader) heeft niet alleen een dodelijk slachtoffer geëist en daarmee leed veroorzaakt bij degenen die haar na stonden, het heeft bovendien door het uiterst gewelddadige karakter, in een veel breder verband maatschappelijke onrust veroorzaakt.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Dat in casu sprake is van een zeer ernstig feit blijkt ook reeds uit de omstandigheid dat het één van de weinige delicten is waarop door de wetgever levenslange gevangenisstraf is gesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier bovendien sprake van een voor de rechtsorde zeer schokkend feit, waarop niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een langdurige gevangenisstraf als nader in het dictum te bepalen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte rapportages, te weten:
- het psychiatrisch rapport op 11 augustus 2005 opgemaakt door J.R. Nijdam, zenuwarts, inhoudende de conclusie dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van het hem tenlastegelegde;
- het psychologisch rapport op 18 augustus 2005 opgemaakt door drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, inhoudende de conclusie dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van het hem tenlastegelegde.
De rechtbank neemt de beide conclusies over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank zal in de hoogte van de op te leggen straf afwijken van de eis van de officier van justitie nu naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur voldoende recht doet aan het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. primair:
(medeplegen van) doodslag gevolgd en vergezeld van een strafbaar feit en
gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en
gemakkelijk te maken.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. P.J.H. Van Dellen en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 2 mei 2006.
Parketnummer: 01/889036-05 pag. 8
[verdachte]