ECLI:NL:RBSHE:2006:AW3503

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
885036-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in moordzaak met onvoldoende bewijs en tegenstrijdige verklaringen

Op 25 april 2006 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van moord op een slachtoffer in Maarheeze op 14 april 2005. De rechtbank heeft het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen geacht. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 26 juli 2005, waarbij de tenlastelegging op verschillende momenten is aangepast. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zestien jaren, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar een belastende verklaring van een medeverdachte was, maar dat er geen technisch bewijs was dat de verdachte op het moment van het delict in de woning van het slachtoffer aanwezig was. De verklaringen van de medeverdachte waren bovendien tegenstrijdig en niet consistent, wat de rechtbank aanleiding gaf om deze met de nodige voorzichtigheid te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat het technisch bewijs niet sluitend was en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de dood van het slachtoffer.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee leden aanwezig waren, en is op tegenspraak gewezen na het onderzoek ter terechtzitting op 18 april 2006.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/885036-05
Uitspraakdatum: 25 april 2006
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1969,
wonende te (woonplaats), (adres),
thans verblijvende: P.I. Breda - HvB De Boschpoort te Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 juli 2005.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 3 november 2005 aangepast en op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 april 2006 gewijzigd.
Na deze aanpassing en wijziging van de tenlastelegging wordt aan verdachte verweten dat hij:
1.
hij op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] met een televisiescherm en/of met zijn/hun
tot vuist gebalde hand(en) en/of met de vlakke hand(en) meermalen
(krachtdadig) tegen haar hoofd en/of haar bovenlichaam, althans tegen haar
lichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke
vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van
diefstal van een geldbedrag van ongeveer 3.000 euro, althans een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering
van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) straffeloosheid
en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(Wetboek van Strafrecht artikel 288)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
A. hij op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet
en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een televisiescherm
en/of met zijn/hun tot vuist gebalde hand(en) en/of met de vlakke hand(en) die
[slachtoffer] meermalen (krachtdadig) tegen haar hoofd en/of haar bovenlichaam, althans
tegen haar lichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(Wetboek van Strafrecht artikel 289/287)
en/of
B. hij op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van
ongeveer 3.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(Wetboek van Strafrecht artikel 311/310)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2005 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of zijn
mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] met een televisiescherm en/of met zijn/hun
tot vuist gebalde hand(en) en/of anderszins meermalen krachtdadig tegen haar
hoofd en/of een of meer andere delen van haar lichaam geslagen, (mede)
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(Wetboek van Strafrecht artikel 287)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en eist:
- gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, waartoe het navolgende wordt overwogen.
Er is geen technisch bewijs waaruit direct voortvloeit dat [verdachte] ten tijde van het delict in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] was. Verder geldt dat de verklaringen van [medeverdachte] die [verdachte] aanwijst als zijn mededader en als degene die excessief geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer met de nodige behoedzaamheid moeten worden bezien, aangezien [medeverdachte] eerst heeft verklaard dat hij het tenlastegelegde alleen heeft gepleegd, vervolgens heeft verklaard dat [verdachte] vrijwel geheel verantwoordelijk was voor het tenlastegelegde en tenslotte dat hij en [verdachte] samen geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer. Voorts ondersteunt het technisch bewijs veeleer niet dan wel de uiteindelijke verklaring van [medeverdachte] omtrent de rol die hij en [verdachte] hebben vervuld in de slaapkamer van het slachtoffer. Indien moet worden aangenomen dat de op het bed aangetroffen partikels afkomstig zijn van kunststoffen handschoenen dan duidt het technisch bewijs op (minstens) twee daders, te weten één dader die kunststoffen handschoenen droeg en één dader die gebreide handschoenen droeg. Anderzijds dwingt het bewijs daartoe niet.
De verklaring van [medeverdachte] dat hij de kunststoffen handschoenen droeg en zijn mededader gebreide handschoenen en dat hij, [medeverdachte], alleen geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer aan de rechterzijde van het bed en met die kunststoffen handschoenen kasten e.d. heeft doorzocht is niet in overeenstemming met het door de technische recherche aantreffen van genoemde partikels met DNA van [medeverdachte] onder het hoofd van het slachtoffer en onder de tv, links op het bed, en met het aantreffen van in bloed geplaatste handschoensporen met een breistructuur op onder meer een stijl van de deur van de kastenwand en op de binnenzijde van een laatje van het nachtkastje. Verder constateert de rechtbank dat de toedracht zoals de getuige-deskundige Deliën die ter terechtzitting als een op basis van het sporenbeeld aannemelijke toedracht heeft geschetst -waarbij onder meer aannemelijk wordt geacht dat het slachtoffer enige tijd met een bloedende hoofdwond op het bed heeft gelegen alvorens zij (al dan niet nogmaals) met de tv werd geslagen op een moment dat de trui al over haar hoofd was- niet overeenkomt met de door [medeverdachte] tijdens onder meer de reconstructie geschetste gang van zaken, dat in heel korte tijd al het geweld is uitgeoefend.
Verder is van belang dat [vriendin medeverdachte] weliswaar verklaart dat [medeverdachte] en [verdachte] meermalen hebben gesproken over de tante van [medeverdachte] en een overval in haar huis, doch [medeverdachte] nam hierbij volgens haar het initiatief en uit haar verklaringen valt evenzeer op te maken dat [verdachte] bedenkingen had.
Dat [verdachte] geen (sluitend) alibi heeft voor de ochtend van het delict is tegenover het
voorafgaande onvoldoende, hetgeen ook geldt voor het bewaren door [verdachte] van een geldbedrag voor [medeverdachte] en/of [vriendin medeverdachte].
DE UITSPRAAK
T.a.v. primair, subsidiair, meer subsidiair:
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en
overtuigend bewezen.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. Bik, voorzitter,
mr. P.J.H. Van Dellen en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 25 april 2006.