ECLI:NL:RBSHE:2006:AW2655

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/839088-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan moord en hulp bij zelfdoding

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 april 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was beschuldigd van medeplichtigheid aan moord, medeplichtigheid aan levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, en voor het meer subsidiair tenlastegelegde werd een gevangenisstraf van 341 dagen geëist, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de heroïne of methadon die aan het slachtoffer was toegediend door de verdachte was verstrekt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte pas na het leveren van de drugs op de hoogte was gesteld van de doodswens van het slachtoffer en dat hij niet het risico heeft aanvaard dat het slachtoffer zichzelf met de heroïne het leven zou benemen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij medeplichtig was aan de dood van het slachtoffer. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 20 september 2005, 27 januari 2006 en 7 april 2006, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 augustus 2005, en de rechtbank bevestigde de geldigheid van de dagvaarding en haar bevoegdheid om van de zaak kennis te nemen. De verdachte had in de nacht van 13 op 14 mei 2005 de politie gebeld uit vrees dat een man door een overdosis heroïne zou overlijden, zonder te weten dat het slachtoffer al was overleden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de dood van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/839088-05
Uitspraakdatum: 21 april 2006
STRAFVONNIS
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2005, 27 januari 2006 en 7 april 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 augustus 2005.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
[mededader] op of omstreeks 14 mei 2005 te Helmond tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten
rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [mededader]
en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die
[slachtoffer] (onder meer middels een injectiespuit) (een)
hoeveelhe(i)d(en) heroine en/of methadon en/of een of meer (andere) stoffen
toegediend en/of (daarbij) een luchtdichte zak over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of geplaatst, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is
overleden, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 21 april 2005 tot en met 14 mei 2005 te Eindhoven en/of Helmond,
in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door die [mededader] (een) hoeveelhe(i)d(en) heroine
en/of methadon te verstrekken en/of aan die [mededader] het, middels een
injectiespuit, injecteren van een vloeistof te demonstreren en/of te tonen;
(artikel 289 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[mededader] op of omstreeks 14 mei 2005 te Helmond, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk het leven van [slachtoffer] op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen heeft beeindigd, door die
[slachtoffer] (onder meer middels een injectiespuit) (een)
hoeveelhe(i)d(en) heroine en/of cocaine en/of een of meer (andere) stoffen toe
te dienen en/of (daarbij) een luchtdichte zak over het hoofd van die [slachtoffer]
te trekken en/of te plaatsen, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of
omstreeks de periode van 21 april 2005 tot en met 14 mei 2005 te Eindhoven
en/of Helmond, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door die [mededader] een hoeveelheid heroine
en/of methadon te verstrekken en/of aan die [mededader] het, middels een
injectiespuit, injecteren van een vloeistof te demonstreren en/of te tonen;
(artikel 293 jo 48 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 april 2005 tot en met 14 mei 2005 te
Eindhoven en/of Helmond, in elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer] bij
zelfdoding behulpzaam is geweest en/of die [slachtoffer] de middelen daartoe heeft
verschaft, door die [slachtoffer] (middels tussenkomst van [mededader]) een
hoeveelheid heroine en/of methadon en/of (een) injectiespuit(en) te
verschaffen en/of die [slachtoffer] (onder meer middels een injectiespuit) een of
meer hoeveelhe(id(en) heroine en/of methadon en/of een of meer (andere)
stof(fen) toe te dienen en/of (daarbij) een luchtdichte zak over het hoofd
van die [slachtoffer] te plaatsen, waarna de zelfdoding van [slachtoffer] is
gevolgd;
(artikel 294 Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De officier van justitie eist vrijspraak ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde en de beide ad informandum gevoegde feiten eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 341 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Bewijsbeslissing.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de nacht van 13 op 14 mei 2005 is [.]. [slachtoffer] in zijn woning overleden aan een vergiftiging met onder andere heroïne en methadon. Verdachte is reeds jaren gebruiker van heroïne en is in de week voor het overlijden van [slachtoffer] op straat, in de buurt van het loket voor methadonverstrekking, aangesproken door medeverdachte [mededader] met het verzoek om methadon aan [mededader] te verkopen. Verdachte heeft aan [medeverdachte] methadon verkocht en beiden hebben hun telefoonnummers uitgewisseld. Enkele dagen later is verdachte telefonisch door [mededader] benaderd en hebben zij elkaar opnieuw ontmoet. Verdachte heeft op verzoek van [mededader] en met geld dat hem door [mededader] was gegeven tien bolletjes heroïne gekocht à ongeveer een halve gram per bolletje. Verdachte heeft ook heroïne voor zichzelf gekocht. Verdachte en [mededader] zijn daartoe tezamen in een door [mededader] bestuurde auto naar het adres van een drugsdealer gereden, alwaar [mededader] in de auto is blijven zitten en verdachte de heroïne heeft gekocht. Eenmaal terug in de auto heeft verdachte de tien bolletjes heroïne aan [mededader] gegeven en is verdachte wederom in de auto van [mededader] gestapt. Achterin de auto heeft verdachte bij zichzelf een shot heroïne gezet. Vervolgens heeft [mededader] verdachte meegedeeld dat hij op weg was naar de woning van een man die zelfmoord wilde plegen door middel van een overdosis heroïne. Verdachte is met [mededader] meegegaan en heeft [.]. [slachtoffer] in diens woning ontmoet. [mededader] heeft de tien bolletjes heroïne in de woning van [slachtoffer] op het aanrecht gelegd. Verdachte heeft [slachtoffer] en [mededader] horen spreken over de zelfdoding en heeft uit het gesprek opgemaakt dat [slachtoffer] niet tot de zelfdoding wilde overgaan. Verdachte heeft de woning verlaten met medeneming van vier bolletjes heroïne, afkomstig van de tien bolletjes heroïne die op het aanrecht lagen. Op 17 mei 2005 heeft verdachte de politie gebeld en deze medegedeeld dat hij vreesde dat een man die op een door hem aan te wijzen adres woonde door een overdosis heroïne zou gaan overlijden. Verdachte wist toen niet dat [slachtoffer] reeds was overleden.
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde acht de rechtbank in het bijzonder niet bewezen dat de heroïne of methadon waaraan [slachtoffer] is overleden door [mededader] zijn toegediend.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat verdachte een injectiespuit aan [mededader] of [slachtoffer] heeft verschaft en dat uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte pas na het leveren van de methadon en de heroïne aan [mededader] op de hoogte is gesteld van de doodswens en de concrete plannen tot zelfdoding van [slachtoffer]. Het enkele feit dat verdachte in de woning van [slachtoffer] slechts enkele bolletjes heroïne heeft teruggenomen en zes bolletjes heroïne heeft laten liggen, maakt het oordeel omtrent de bewezenverklaring niet anders. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij niet alle bolletjes heeft meegenomen om trammelant met [mededader] te voorkomen, nu de heroïne was betaald door [mededader] en deze hem, verdachte, in zijn beleving niet toekwam. Zulks gevoegd bij de omstandigheid dat verdachte uit het gesprek tussen [slachtoffer] en [mededader] had opgemaakt dat [slachtoffer] niet tot de zelfdoding wilde overgaan alsmede de omstandigheid dat verdachte de politie heeft gebeld met de bedoeling het overlijden van [slachtoffer] te voorkomen, leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de slotsom dat verdachte het risico dat [slachtoffer] zichzelf met de heroïne het leven zou benemen niet heeft aanvaard.
DE UITSPRAAK
BESLISSING:
t.a.v. primair, subsidiair en meer subsidiair:
vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door,
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. drs. W.A.F. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier
en is uitgesproken op 21 april 2006.
Parketnummer:01/839088-05 pag. 4
[verdachte]