ECLI:NL:RBSHE:2006:AV0561
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Voorlopige voorziening
- P.H.C.M. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Weigering van rijbewijsvernieuwing aan niet-rechthebbende vreemdeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 20 januari 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, afkomstig uit Armenië, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de gemeente Eindhoven om zijn rijbewijs te vernieuwen. De gemeente weigerde de vernieuwing op grond van het feit dat verzoeker geen rechtmatig verblijf in Nederland had, wat in strijd is met artikel 111 van de Wegenverkeerswet 1994. Verzoeker stelde dat deze weigering in strijd was met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVPR), omdat hij al eerder een rijbewijs had gehad dat geldig was tot 2026.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker geen onderdaan is van een EU-lidstaat en niet over een geldige verblijfstitel beschikt. Hierdoor was verzoeker formeel niet in staat om rechtmatig in Nederland te verblijven, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een rijbewijs. De rechter concludeerde dat de weigering van de gemeente om het rijbewijs te vernieuwen niet in strijd was met het IVPR, omdat de wetgeving een redelijke en objectieve rechtvaardiging biedt voor het onderscheid tussen vreemdelingen met en zonder rechtmatig verblijf.
Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat het besluit van de gemeente in bezwaar stand zou kunnen houden. De rechter oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker, in tegenwoordigheid van mr. J.F.M. Emons als griffier.