ECLI:NL:RBSHE:2006:AU9507
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring na mislukte schuldsanering
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 januari 2006 een verzoek tot faillietverklaring afgewezen. Het verzoek was ingediend door mr. J.J.J.M. van Ruth, gemachtigde van de verzoekster, die eerder op 7 oktober 2002 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had op 23 december 2005 vastgesteld dat de verzoekster toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van verplichtingen die voortvloeiden uit de schuldsanering, waardoor zij geen recht had op een schone lei. De rechtbank overwoog dat de schuldsaneringsregeling nog niet was beëindigd, omdat de slotuitdelingslijst nog niet was goedgekeurd. Het uitspreken van het faillissement zou de lopende schuldsaneringsregeling beëindigen, wat nadelige gevolgen zou hebben voor de schuldeisers met vorderingen die onder de regeling vallen.
De verzoekster voerde aan dat zij nieuwe schulden had en dat schuldeisers een uitverkoop wilden houden, wat haar faillissement zou uitlokken. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen belang had bij het uitspreken van haar faillissement, aangezien de kosten van afwikkeling niet gedekt zouden zijn en er geen uitzicht was op aanvullend actief voor de schuldeisers. De rechtbank benadrukte dat in de belangenafweging de schuldeisers met vorderingen onder de schuldsaneringsregeling voorrang moesten krijgen. De rechtbank concludeerde dat het onredelijk zou zijn als schuldeisers met nieuwe vorderingen zouden profiteren van de afloscapaciteit die was ontstaan door het moratorium ten laste van de schuldeisers met oudere vorderingen.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in faillissementszaken, vooral wanneer er sprake is van een lopende schuldsaneringsregeling en nieuwe schulden.