ECLI:NL:RBSHE:2005:AU5815

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/855074-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.M. Spelt
  • G.J.W.M. van der Leeuw
  • R.P.G.L.M. Verbunt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 november 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 26 oktober 2005. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk beroven van het leven van een slachtoffer door met een vrachtauto op deze in te rijden en deze vervolgens meermalen te slaan en te schoppen. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij het slachtoffer op meerdere tijdstippen had bedreigd met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is gewijzigd en dat de bewijsmiddelen enkel betrekking hebben op de bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is, omdat de tenlastegelegde feiten hem niet kunnen worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Dit is onderbouwd door rapporten van psychiater K. Visser en psycholoog C. Clarijs, die beiden hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een paranoïde psychose. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Tevens is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte, die aansprakelijk is voor de schade die door zijn strafbare feiten aan het slachtoffer is toegebracht.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 500,- voor immateriële schade. De overige delen van de vordering zijn niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig van aard zijn. De rechtbank heeft de verdachte ook verwezen in de kosten van de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen op basis van de feiten en omstandigheden die zijn gepresenteerd tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/855074-05
Uitspraakdatum: 9 november 2005
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945,
wonende te [woonplaats] [adres]
thans verblijvende: PI Nrd Brabant Nrd, Leuvense Poort te ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 oktober 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juli 2005.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 mei 2005 te Veghel ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met
dat opzet als bestuurder van een vrachtauto met die vrachtauto op voornoemde
[slachtoffer] is ingereden althans voornoemde [slachtoffer] heeft klemgereden en/of (vervolgens)
die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
geschopt en/of (vervolgens) die [slachtoffer], terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag
haar meermalen althans eenmaal tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 mei 2005 te Veghel ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als
bestuurder van een vrachtauto met die vrachtauto op voornoemde [slachtoffer] is
ingereden althans voornoemde [slachtoffer] heeft klemgereden en/of (vervolgens) die
[slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of geschopt
en/of (vervolgens) die [slachtoffer], terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag haar
meermalen althans eenmaal tegen het hoofd heeft geschopt terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2004
tot en met 14 september 2004 te Veghel, in elk geval in Nederland, (telkens)
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer] (telkens) opzettelijk
dreigend de woorden toegevoegd : "[voornaam], die Kuthoer, die schiet ik kapot"
en/of "eind september begint de grote schoonmaak" en/of "eind september begint
de opruiming weer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 26 oktober 2005 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
1. hij op 02 mei 2005 te Zijtaart, gemeente Veghel ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met
dat opzet als bestuurder van een vrachtauto met die vrachtauto voornoemde [slachtoffer]
heeft klemgereden en vervolgens
die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en/of
geschopt en vervolgens die [slachtoffer], terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag
meermalen tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2004
tot en met 14 september 2004 in Nederland, telkens
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte die [slachtoffer] opzettelijk
dreigend de woorden toegevoegd : "[voornaam], die Kuthoer, die schiet ik kapot"
en "eind september begint de grote schoonmaak" en "eind september begint
de opruiming weer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Ten aanzien van de strafbaarheid van het feit:
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte:
Op 4 augustus 2005 heeft de psychiater K. Visser een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt onder meer:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, in diagnostische zin te omschrijven als een paranoïde psychose. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen, was de paranoïde psychose aanwezig.
De ziekelijke stoornis van betrokkens geestvermogens beïnvloedde zijn gedragingen ten tijde van plegen van het ten laste gelegde en wel zodanig dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid moet betrokkene ontoerekeningsvatbaar worden geacht. Er was een plotselinge confrontatie met diegene die zijns inziens hem het staatslot had onthouden. Vervolgens reed hij het slachtoffer klem, stapte uit zijn truck en begon daarna te stompen en te schoppen.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid moet op grond hiervan geadviseerd worden betrokkene volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
Op 23 augustus 2005 heeft de psycholoog C. Clarijs een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt onder meer:
Bij betrokkene is sprake van een paranoïde waan waarbij een aanvankelijk geïsoleerd ogende waan zich uitgebreid heeft tot een complottheorie. Het is niet ondenkbaar dat er sprake is van een beginnende schizofrenie. De persoonlijkheid van betrokkene kenmerkt zich door narcistische trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit onverminderd aanwezig.
De stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde onderzochte’s gedragskeuzen c.q. zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Dit geschiedde in ernstige mate.
Vanuit zijn waan is betrokkene in toenemende mate zich het slachtoffer gaan voelen van een complot; dit heeft zijn grote woede gewekt en heeft geleid tot een voor hem rechtvaardiging om tot geweld over te gaan. Gesproken kan worden van volledige ontoerekeningsvatbaarheid; er stonden vanuit zijn paranoïde waan zo goed als geen gedragsalternatieven meer tot zijn beschikking.
De rechtbank neemt deze conclusies en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is, nu de tenlastegelegde feiten hem wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend. Op grond hiervan zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 36f, 37a, 37b, 39, 45, 57, 285, 287
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
- ontslag van alle rechtsvervolging zijnde verdachte niet strafbaar;
- terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege;
- oplegging van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht € 1.238,22 subsidiair 24 dagen hechtenis;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.238,22, overige deel niet-ontvankelijk, zijnde dit deel van de vordering niet eenvoudig van aard.
Motivering van de op te leggen maatregelen.
Op 4 augustus 2005 heeft de psychiater K. Visser, zoals hiervoor reeds aangegeven – een rapport omtrent verdachte uitgebracht. In dit rapport wordt (voorts) onder meer het navolgende vermeld:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in diagnostische zin te omschrijven als een paranoïde psychose. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen, was de paranoïde psychose aanwezig.
Het laat optreden van dit ziektebeeld, hetgeen veelal gebruikelijk is in 4e-5e decennia van iemands leven, waarbij de verdere persoonlijkheid nagenoeg intact blijft, maakt een behandeling uitermate moeilijk. De hele persoonlijkheid heeft al jarenlang op zijn eigen wijze gefunctioneerd.
Voor wat zijn toekomst betreft wil hij dat er recht gedaan wordt. Als dat niet gebeurt neemt hij het recht in eigen handen. Hij kan het niet over zijn kant laten gaan. Het is zijn rotsvaste overtuiging dat men hem benadeeld heeft. De kring van de -door hem- verdachten lijkt zich als het ware uit te breiden en de paranoïde waanvorming gaat over in een comploteringswaan. Hij kan hier geen afstand van doen. De gevolgen van deze comploteringswaan zijn voor betrokkene zodanig dat hij hier zijns inziens uitvoering moet geven aan de gedachten dat het hem toekomende aan hem is onthouden en dat hij hiervoor maatregelen moet nemen. Deze maatregelen zijn uiteindelijk het vernietigen van degenen die het hem aangedaan hebben. Hiermee houdt hij in zijn fantasieën zich bijna dag en nacht bezig.
Opvallend is steeds dat betrokkene geen enkel ziekte-inzicht heeft en derhalve meent te moeten handelen op grond van zijn wanen.
Voor wat betreft de behandeling moet er op worden gerekend dat dit uiterst moeilijk is en betrokkene slechts in een gesloten afdeling van een FPA-inrichting moet worden behandeld gedurende langere tijd in klinische setting met daarbij behorende medicatie. De controle op de medicatie zal onder nauwgezet toezicht moeten plaatsvinden, ter voorkomen van recidiven.
Op 23 augustus 2005 heeft de psycholoog C. Clarijs, zoals hiervoor reeds aangegeven – een rapport omrent verdachte uitgebracht. In dit rapport wordt (voorts) onder meer het navolgende vermeld:
Bij betrokkene is sprake van een paranoïde waan waarbij een aanvankelijk geïsoleerd ogende waan zich uitgebreid heeft tot een complottheorie. Het is niet ondenkbaar dat er sprake is van een beginnende schizofrenie. De persoonlijkheid van betrokkene kenmerkt zich door narcistische trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit onverminderd aanwezig.
De recidive kans wordt als zeer groot ingeschat omdat betrokkenes paranoïde overtuigingen voor hem meer dan 100% reëel zijn. Ook vindt hij zijn handelen gerechtvaardigd; in zijn ogen zou minimaal 85% van de mensen zo handelen. De kans is dan ook levensgroot dat betrokkene doorgaat met het zoeken van argumenten en zo wederom tot gevaarlijk agressief gedrag zal overgaan.
Het ziektebesef en -inzicht is nihil. Derhalve staat betrokkene niet open voor gebruik van antipsychotica die mogelijk de waan wat zou kunnen doen verzachten/verbleken.
Op grond van het bovenstaande zijn er in de ogen van onderzoeker twee opties.
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis volgens artikel 37. Van belang is dat betrokkene anti-psychotica gaat gebruiken teneinde zijn waan af te kunnen zwakken. Betrokkene is hier echter vanuit zijn eigen overtuiging absoluut niet voor gemotiveerd. Belangrijk is dan ook de vraag of er in voldoende mate voldaan wordt aan de gevaarscriteria teneinde dwangmedicatie mogelijk te maken. Het antwoord op deze vraag kan van invloed zijn op de snelheid waarmee de waan zou kunnen verbleken. Een eveneens lastige kwestie om in te schatten is hoe, gesteld dat de waan onder invloed van medicatie zou verbleken, betrokkene gaat reageren op de voor hem nieuwe realiteit.
Op grond van het bovenstaande geldt dat als dwangmedicatie niet ingezet zou kunnen worden er weinig verandering in het toestandsbeeld te verwachten is; er zijn geen redenen om aan te nemen dat er een spontaan herstel zou kunnen optreden; betrokkene lijkt eerder steeds meer geobsedeerd te worden in zijn zoektocht naar bewijzen voor zijn gelijk.
Indien “op zeker” gegaan zou moeten worden, zou ter beperking van het recidivegevaar, ook gedacht kunnen worden aan de maatregel van tbs als de ernst van de feiten dit toelaat.
Deze tweede optie is overlegd met de mederapporteur, dhr. Visser, na inlevering van zijn rapport. Met dhr. Visser vond uitgebreid telefonisch overleg plaats. Er was overeenstemming over de conclusies en het advies.
De rechtbank neemt vorenstaande overwegingen en adviezen over en maakt deze tot de hare, met dien verstande dat de rechtbank van oordeel is dat een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege geïndiceerd is.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld, dan wel behoren tot het misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde delicten leveren misdrijven op die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit voornoemde rapportages van de psychiater en de psycholoog blijkt dat er bij verdachte ten tijde van het begaan van de tenlastegelegde feiten sprake is van een zeer ernstige ziekelijke stoornis en dat het recidivegevaar als zeer groot wordt ingeschat. Uit de rapportages, alsmede uit hetgeen verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard, blijkt dat de waan en risico’s manifest aanwezig zijn, alsook dat verdachte niet bereid is zich onder behandeling te stellen en medicatie te gaan gebruiken teneinde zijn waan af te zwakken. Medicatie blijkt een wezenlijk onderdeel van de behandeling te zijn. Dwangmedicatie zal derhalve nodig zijn. Ook blijkt uit de rapportages dat een moeizame en langdurige behandeling van verdachte nodig zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel ex artikel 37, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht nu en op termijn onvoldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank zal voorts bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging eist.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht aan benadeelde en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijke schadevergoeding aan de benadeelde bevordert.
Motivering ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade, te weten immateriële schade, heeft geleden tot een bedrag van € 500,-- kan de vordering tot dat bedrag als voorschot worden toegewezen.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is niet van zodanig eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden.
Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
poging tot doodslag
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Ontslag van alle rechtsvervolging
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve
van het slachtoffer [naam slachtoffer] van een bedrag van EUR 500,- (zegge:
vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10
dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij bij wijze van voorschot terzake de
immateriële schade toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] , van een
bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige deel niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. G.J.W.M. van der Leeuw en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden,
in tegenwoordigheid van L.M. Scholl, griffier
en is uitgesproken op 9 november 2005.
Mr. Verbunt is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.