ECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Zaaknummer : 132267 / KG ZA 05-649
Datum uitspraak: 25 oktober 2005
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in de zaak van:
DE GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelende te Eindhoven,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 23 spetember 2005,
procureur mr. Ritzema,
[gedaagde],
[woonplaats],
gedaagde bij gemeld exploot,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna "de gemeente" en "[gedaagde]" worden genoemd.
1.1. De gemeente heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven.
1.2. De procureur van de gemeente heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. [gedaagde] heeft mondeling verweer gevoerd en aan het slot van zijn betoog stukken overgelegd.
1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd.
1.5. Na het sluiten der debatten heeft [gedaagde] nog stukken aan de rechter gezonden. De griffier heeft deze aan hem geretourneerd; de rechter neemt er geen kennis van.
2.1. Ten processe kan van het volgende worden uitgegaan.
2.2. Partijen hebben reeds jarenlang een geschil over het al dan niet bestaan van prehistorische grafheuvelvelden op de Stratumse Heide in de gemeente Eindhoven, alsmede over de aandacht die de gemeente zou moeten besteden aan (verder onderzoek naar het bestaan van) die grafheuvelvelden.
2.3. [gedaagde] tracht hierover herhaaldelijk in contact te komen met de gemeente en meer in het bijzonder met haar burgemeester, maar krijgt daarbij de laatste tijd steeds "nul op het rekest".
2.4. Bij brief van 30 mei 2005 heeft [gedaagde] de burgemeester laten weten dat hij, indien de burgemeester niet met hem in gesprek wilde gaan, pamfletten met de volgende inhoud op alle Eindhovense verkeerslichten zou plakken:
pamflet versie 1: "Eindhovens burgemeester [naam] is een laffe fraudeur"
pamflet versie 2: "Ook B & W eens [naam] is een laffe fraudeur"
pamflet versie 3: "Zelfs het O.M. weet: [naam] is een laffe fraudeur"
2.5. De burgemeester heeft bij brief van 13 juni 2005 (verzonden op 22 juni 2005) [gedaagde] laten weten dat wanneer hij daadwerkelijk zou overgaan tot het plakken van dergelijke pamfletten op gemeentelijke eigendommen, hij aansprakelijk gesteld zou worden voor alle kosten -waaronder de kosten voor het verwijderen van de pamfletten- en schade die gemeente en burgemeester tengevolge daarvan zou lijden.
2.6. Op 30 juni 2005 heeft de gebiedsbeheerder van het centrum van de gemeente Eindhoven op diverse verkeerslichten pamfletten met voormelde inhoud aangetroffen. De gemeente heeft deze pamfletten vervolgens laten verwijderen.
3.1. De gemeente vordert in dit kort geding, kort weergegeven, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te bevelen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden, het openbaren en/ of het verspreiden, van pamfletten met een tekst die voor de gemeente en in het bijzonder voor haar burgemeester onjuist en/ of beledigend en/ of diffamerend is;
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere overtreding danwel niet-nakoming van voornoemde veroordeling, te vermeerderen met een bedrag van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding danwel niet-nakoming voortduurt;
3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan de gemeente van een voorschot op de schadevergoeding van € 5.000,00 inclusief buitengerechtelijke kosten en de tot dusver gemaakte kosten voor verwijdering van de pamfletten;
4. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. De gemeente legt daaraan het navolgende ten grondslag.
Het verspreiden van de pamfletten is onrechtmatig jegens de gemeente en meer in het bijzonder jegens haar burgemeester aangezien de inhoud van die pamfletten onjuist, beledigend en de Burgemeester onnodig in eer en goede naam aantastend is. Gemeente en burgemeester hebben hierdoor schade geleden in hun eer en goede naam. Daarnaast is schade ontstaan aan de eigendommen van de gemeente, waaronder kosten om de pamfletten te verwijderen.
3.3. Het verweer van [gedaagde] tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
Het verspreiden van de pamfletten is een noodgreep om de frauduleuze wijze waarop de gemeente het bestaan van prehistorische grafheuvelvelden op de Stratumse Heide doodzwijgt, bij het publiek onder de aandacht te brengen.
3.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4.1. In het midden kan blijven of de gemeente dan wel de opvolgende burgemeesters in het verleden onvoldoende aandacht hebben willen schenken aan [gedaagde] en zijn archeologische vondsten en of zij daaraan thans terecht of ten onrechte geen aandacht meer aan willen schenken. Immers: zelfs indien veronderstellenderwijze wordt aangenomen dat [gedaagde] het wetenschappelijk gelijk aan zijn zijde zou hebben en dat zijn opvattingen en theorieën objectief en wetenschappelijk meer aandacht verdienen dan zij tot dusver hebben gekregen, wat de gemeente gemotiveerd heeft betwist en waarvoor de rechter onvoldoende aanknopingspunten heeft, dan nog is de wijze waarop [gedaagde] zijn ergernis daarover publiekelijk uiting geeft, te weten het door de stad verspreiden van pamfletten met voornoemde inhoud, onrechtmatig.
4.2. De door niets gestaafde beschuldiging van strafbare feiten (fraude) in relatie tot een karaktergebrek (lafheid) en de door niets gestaafde suggestie dat andere overheidsinstanties (B&W; OM) deze beschuldiging en dit karaktergebrek onderschrijven, maken dat de uiting van [gedaagde] nodeloos grievend is, zowel voor de burgemeester zelf als voor de gemeente waarbij hij het burgemeestersambt uitoefent.
4.3. Het belang dat de door [gedaagde] vermeende misstand (onvoldoende overheidsaandacht voor de grafvelden) niet door onbekendheid bij het grote publiek blijft voortbestaan, kan door deze pamfletten, die omtrent die vermeende misstand niets inhouden, niet gediend zijn.
Maar zelfs al zouden die pamfletten de vermeende misstand wel onder de aandacht van de lezer gebracht hebben, dan nog kan niet worden ingezien dat en hoe de opvatting van burgemeester en gemeente omtrent de kwestie van de grafheuvelvelden iets met fraude of lafheid te maken kunnen hebben.
Bij afweging van het belang dat de door [gedaagde] vermeende misstand door onbekendheid bij het grote publiek blijft voortbestaan tegen het belang dat individuele overheidsdienaren en de overheden waarbij zij zijn aangesteld, niet worden blootgesteld aan lichtvaardige en, zeker in hun functie: buitengewoon ernstige en door niets gestaafde verdachtmakingen van fraude en lafheid, moet in deze zaak het laatste belang de doorslag geven en moeten de aangehaalde publieke uitingen van [gedaagde] als onrechtmatig worden geoordeeld.
4.4. Gelet op het voorgaande ligt het door de gemeente gevorderde verbod voor toewijzing gereed.
4.5. De ter versterking van dit verbod gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen zij het dat deze zal worden gematigd en gelimiteerd als na te melden en dat hieraan een rechterlijke matigingsbevoegdheid van na te melden inhoud zal worden verbonden. Mocht deze sanctie onvoldoende blijken, dan kunnen eisers altijd verhoging van de dwangsommen vorderen.
4.6. De gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden tengevolge van het onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Voldoende aannemelijk is immers geworden dat de gemeente een bedrag van € 1.589,05 heeft moeten betalen om de door [gedaagde] aan de verkeerslichten bevestigde pamfletten te laten verwijderen. De vordering van de gemeente, strekkende tot betaling van schadevergoeding, komt derhalve in zoverre voor toewijzing in aanmerking. Van andere door de gemeente geleden schade of van door de gemeente gemaakte buitengerechtelijke kosten, is de rechter niet gebleken.
4.7. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
veroordeelt [gedaagde] met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden, het openbaren en/of het verspreiden van pamfletten met een tekst die voor de gemeente en in het bijzonder voor haar burgemeester onjuist en/of beledigend en/of diffamerend is;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de gemeente van een dwangsom ten bedrage van € 250,00 voor ieder pamflet dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis in strijd met voornoemde veroordeling verspreidt of openlijk tentoonstelt, met dien verstande dat deze dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding en zullende terzake nimmer méér dan voor maximaal € 20.000,00 aan dwangsommen worden verbeurd;
veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan de gemeente te betalen een bedrag van € 1.589,05;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op € 1.145,60, waarvan € 816,00 salaris procureur en € 329,60 verschotten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.