ECLI:NL:RBSHE:2005:AU3923

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 05 / 2534 en Awb 05 / 2607
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake het inrichtingsplan voor de Dommel door Boxtel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, zijn twee beroepen van eiser en eiseres tegen besluiten van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant aan de orde. De beroepen zijn gegrond verklaard op 29 september 2005. De rechtbank oordeelt dat de bestreden besluiten van 5 juli 2005, waarbij de administratieve beroepen van eiser en eiseres ongegrond zijn verklaard, niet op goede gronden zijn genomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het nemen van deze besluiten niet zorgvuldig heeft gehandeld, met name door af te zien van het vragen van een nader advies van de hoor- en adviescommissie na 23 december 2004. Dit advies had mogelijk invloed kunnen hebben op de besluiten die zijn genomen. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten dient te nemen. Tevens schorst de rechtbank het primaire besluit tot en met zes weken na de bekendmaking van de nieuwe besluiten in administratief beroep. Eiser en eiseres worden in hun proceskosten vergoed, vastgesteld op € 644,00, en het door hen betaalde griffierecht wordt eveneens vergoed. De rechtbank wijst erop dat partijen binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Proces-verbaal
____________________________________________________________________ _
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/2534 en AWB 05/2607
Proces-verbaal van de mondeling uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank d.d. 29 september 2005
inzake
1. [eiser],
wonende te Boxtel,
eiser,
[gemachtigde] te Veghel;
2. [eiseres],
gevestigd te Den Dungen,
eiseres,
[gemachtigde],
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant,
verweerder.
Derde-belanghebbende partij ingevolge artikel 8:26 van de Awb:
[belanghebbende]
gevestigd te Boxtel.
Bij besluit van 5 november 2003 heeft de Vergadering van [belanghebbende] te Boxtel besloten over te gaan tot vaststelling van het definitieve inrichtingsplan voor de Dommel door Boxtel.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 augustus 2004, verzonden 12 augustus 2004, heeft verweerder de administratieve beroepen van eiser en eiseres tegen voormeld besluit ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 oktober 2004 (AWB 04/2489 en AWB 04/2599) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de beroepen van eiser en eiseres gegrond verklaard, de bestreden besluiten van 3 augustus 2004 vernietigd en bepaald dat verweerder nieuwe besluiten dient te nemen.
Op 6 december 2004 heeft een hoorzitting plaatsgevonden van de hoor- en adviescommissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften van de provincie Noord-Brabant (verder: de hoor- en adviescommissie). Op 23 december 2004 heeft de hoor- en adviescommissie verweerder geadviseerd de administratieve beroepen ongegrond te verklaren.
Bij afzonderlijke besluiten van 5 juli 2005, verzonden op diezelfde datum, heeft verweerder de administratieve beroepen van eiser en eiseres ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 9 augustus 2005, ontvangen ter griffie op 10 augustus 2005, beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 05/2534. Eiseres heeft bij brief van 15 augustus 2005, ontvangen ter griffie op diezelfde datum, eveneens beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 05/2607.
De beroepen zijn op 29 september 2005 versneld en gevoegd behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank, alwaar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres is verschenen bij gemachtigde.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [gemachtigde], ambtenaar van de provincie Noord-Brabant, en [gemachtigde].
Namens de derde-belanghebbende zijn verschenen mevrouw [gemachtigde] en [gemachtigde], beiden werkzaam bij [belanghebbende].
Gezien de gedingstukken en gehoord het verhandelde ter zitting is de rechtbank tot de navolgende beslissing gekomen:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten dient te nemen,
- schorst het primaire besluit tot en met zes weken na bekendmaking van de nieuwe besluiten in administratief beroep;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, vastgesteld op ? 644,00, te vergoeden door de provincie Noord-Brabant;
- gelast de provincie Noord-Brabant aan eiser en eiseres ieder te vergoeden het door hen gestorte griffierecht ten bedrage van respectievelijk ? 138,00 en ? 276,00.
De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
In dit geding is aan de orde of verweerders besluiten van 5 juli 2005, waarbij de administratieve beroepen van eiser en eiseres tegen de definitieve vaststelling van voornoemd inrichtingsplan ongegrond zijn verklaard, in rechte stand kunnen houden.
De rechtbank stelt vast dat door de hoor- en adviescommissie op 23 december 2004 advies is uitgebracht met betrekking tot de administratieve beroepen van eisers. Op 2 februari 2005 heeft verweerder [deskundige] van de Universiteit van Utrecht verzocht een deskundigenoordeel te geven. Dit advies is op 10 februari 2005 uitgebracht. Eisers en de derde-belanghebbende hebben gereageerd op dit advies, waarna verweerder de thans bestreden besluiten heeft genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het nemen van de bestreden besluiten niet op goede gronden kunnen afzien van het na 23 december 2004 vragen van een nader advies van de hoor- en adviescommissie. Anders dan verweerder meent, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat de hoor- en advies-commissie, indien zij nog kennis zou hebben genomen van al hetgeen in de rapportages na
23 december 2004 naar voren is gekomen, met name het rapport van de ingeschakelde [deskundige], tot hetzelfde oordeel zou komen als verweerder. In ieder geval is hieromtrent naar het oordeel van de rechtbank twijfel mogelijk en was er reden om -al was het maar schriftelijk- na te vragen of de hoor- en adviescommissie bij haar advies zou blijven.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de thans bestreden besluiten aldus het resultaat van een onzorgvuldige administratieve beroeps- c.q. heroverwegingsprocedure en kunnen zij derhalve niet in stand blijven. Het beroep van de zijde van de derde-belanghebbende op artikel 3:49 van de Awb treft geen doel, nu dit artikel geldt voor adviseurs en niet voor hoor- en advies-commissies.
Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen schorst de rechtbank op de voet van 8:72, vijfde lid, van de Awb bij wijze van voorlopige voorziening het primaire besluit tot en met zes weken na de bekendmaking van de te nemen nieuwe besluiten in administratief beroep.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiser, als enige voorzien van rechtskundige bijstand, gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal ? 644,00 voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
* 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
* 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
* waarde per punt ? 322,00;
* wegingsfactor 1.
Tevens bepaalt de rechtbank onder toepassing van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dat door de provincie Noord-Brabant aan eiser en eiseres het door hen betaalde griffierecht wordt vergoed.
Tenslotte maakt de rechtbank er melding van dat partijen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gedaan en uitgesproken door mr. P.H.C.M. Schoemaker, voorzitter, en mr. A.H.N. Kruijer en mr. D.J. de Lange, leden.
Waarvan is opgemaakt proces-verbaal,
de griffier, de voorzitter,
A.J.H. van der Donk mr. P.H.C.M. Schoemaker
Afschrift verzonden:
2
3
AWB 05/2534
AWB 05/2607