ECLI:NL:RBSHE:2005:AU1664

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/849100-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie, werkstraf en maatregel van schadevergoeding voor medeplegen van opzettelijk brandstichten en vernieling te Uden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk brandstichten en vernieling. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk vernielen van een ruit van een schoolgebouw in Uden en het opzettelijk beschadigen van een bus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2005 en 31 december 2004 deze feiten heeft gepleegd, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten in overweging genomen, evenals de jeugdige leeftijd van de verdachte, die 18 jaar was op het moment van de feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, niet kon worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 9 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf van 200 uren. Tevens is er een maatregel van schadevergoeding opgelegd aan de Gemeente Uden van € 3.000,- en aan N.V. BBA personenvervoer van € 870,-. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld in de kosten van de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 16 augustus 2005, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849100-05
Uitspraakdatum: 30 augustus 2005
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juni 2005.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 27 maart 2005 in de gemeente Uden, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een aan de Aldetiendstraat gelegen schoolgebouw (basisschool Bedir), immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
- benzine, althans een brandbare stof, in een fles geschonken en/of (vervolgens)
- een stuk stof afgescheurd en/of (vervolgens)
- dat stuk stof in die fles (met benzine) gedaan en/of (vervolgens)
- open vuur via dat stuk stof met die benzine, althans brandbare stof in aanraking gebracht en (aldus een zogenaamde molotovcoctail gemaakt) en/of vervolgens
- die brandende molotovcoctail door een ruit van voornoemd schoolgebouw
gegooid en aldus
door middel van open vuur in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat schoolgebouw en/of in dat schoolgebouw aanwezige goederen te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 27 maart 2005 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Katholiek onderwijs gemeente Uden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door een putdeksel, althans enig voorwerp door die ruit te gooien;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
3. hij op of omstreeks 31 december 2004 te Uden opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een bus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BBA, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door een putdeksel door die ruit van die bus te gooien;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14d, 27, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 350
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3:
Een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Ten aanzien van feit 1:
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Gemeente Uden met hoofdelijke oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 3:
Toewijzing van een deel van de vordering van de benadeelde partij BBA tot het bedrag van € 974,- met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot de gevorderde BTW dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het door verdachte onder 1 gepleegde strafbare feit heeft, mede gezien de eerdere brandstichting bij de Bedir school op 9 november 2004, grote onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt zowel in de plaatselijke (moslim)gemeenschap en vooral bij de leerlingen en de leerkrachten van de Bedir school als bij de Nederlandse (moslim)gemeenschap;
- het initiatief tot het plegen van het onder 1 tenlastegelegde strafbare feit ging uit van verdachte, en verdachte heeft het grootste aandeel gehad in de uitvoering daarvan.
- verdachte verkeerde tijdens het plegen van de feiten onder invloed van alcohol waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen en welke hij toch heeft gebruikt.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- de jeugdige leeftijd van verdachte te weten 18 jaar;
- verdachte lijkt gemotiveerd te zijn om aan zijn gebruik van alcohol een einde te maken, hetgeen onder andere blijkt uit het feit dat hij zich bereid heeft verklaard om een cursus alcoholdeliquentie te gaan volgen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat met de gevorderde straf onvoldoende rekening wordt gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte. De rechtbank wil de ontwikkeling van de jeugdige verdachte niet belemmeren door het opleggen van een langdurige jeugddetentie.
De vordering van de benadeelde partij Gemeente Uden.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde materiële schade, bij wijze van voorschot.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering, aangezien dit niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij BBA.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de gevorderde materiële schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank wijst de gevorderde BTW af en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering betreffende de schade tengevolge van een dag stil staan, aangezien deze schade niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
(artikel 157 onder 1 juncto art. 47 lid 1 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
(artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
(artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 14 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 17 augustus 2005 reeds geschorst.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen jeugddetentie.
De rechtbank beveelt dat van deze werkstraf wordt afgetrokken de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd die resteert na aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht van de onvoorwaardelijk opgelegde jeugdetentie van 3 maanden, te weten 52 dagen.
Voor elke in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag worden twee uren afgetrokken.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Leerstraf voor de duur van 28 uren subsidiair 14 dagen jeugddetentie.
Deze leerstraf bestaat uit het volgen van een cursus Alcoholdeliquentie.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van € 3.000,- subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Gemeente Uden van een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald. De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Gemeente Uden van een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit materiële schade, bij wijze van voorschot.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van € 870,- subsidiair 17 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer N.V. BBA personenvervoer van een bedrag van € 870,- (zegge: achthonderdenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen jeugddetentie. De toepassing van deze vervangende jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst een deel van de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij N.V. BBA personenvervoer, van een bedrag van € 870,- (zegge: achthonderdenzeventig euro), bestaande uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering terzake de BTW af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake de kosten voor een dag stil staan niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.M. de Klerk , voorzitter, tevens kinderrechter-plv,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. M.E. Bartels, leden,
in tegenwoordigheid van mr. D.M. van Loon-Cox, griffier
en is uitgesproken op 30 augustus 2005.
Parketnummer: 01/849100-05 4