ECLI:NL:RBSHE:2005:AU0370

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/825176-05
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor mensensmokkel

Op 4 augustus 2005 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De tenlastelegging betrof het helpen van een persoon, [betrokkene 1], bij het verkrijgen van doorreis door Nederland op 24 april 2005, terwijl de verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat deze doorreis wederrechtelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het (vervalste) paspoort van [betrokkene 1] onder zich had en dat deze met een ander paspoort reisde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen op de hoogte was van de onregelmatigheden, maar ook dat hij had moeten begrijpen dat de identiteit van [betrokkene 1] niet overeenkwam met de gegevens in het paspoort dat hij in zijn bezit had.

De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat de doorreis wederrechtelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien de duidelijke verschillen in uiterlijk tussen [betrokkene 1] en de persoon op het paspoort, ernstige redenen had om te vermoeden dat er iets niet klopte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensensmokkel, zoals omschreven in artikel 197a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de teruggave van inbeslaggenomen goederen gelast. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 21 juli 2005, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte heeft gehoord. De rechtbank heeft de ernst van het gepleegde feit in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825176-05
Uitspraakdatum: 4 augustus 2005
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende: PI Nrd Brabant Nrd, Leuvense Poort te 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juli 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 juni 2005.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 24 april 2005 te Eindhoven een ander, te weten mevrouw [betrokkene 1], behulpzaam is geweest bij het verschaffen van doorreis door Nederland, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die doorreis wederrechtelijk was, aangezien hij het (vervalste) paspoort van die [betrokkene 1] onder zich had en die [betrokkene 1] met een ander, niet op haar naam, maar op naam van een zekere [betrokkene 2] gesteld paspoort reisde, een verblijfsvergunning op naam van [betrokkene 2] onder zich had en een boekingsbevestiging naar Spanje ten behoeve van zichzelf op naam van [betrokkene 2] onder zich had;
(nieuw art. 197a lid 1 WvSr.)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 21 juli 2005 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De raadsman heeft aangevoerd dat de in de dagvaarding opgenomen tenlastelegging onvoldoende feitelijk is, nu deze geen beschrijving bevat van welke handelingen zijn cliënt zou hebben verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de in de tenlastelegging gehanteerde begrippen voldoende feitelijke betekenis, zodat de dagvaarding op dit punt voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, te meer nu verdachte er op zitting blijk van heeft gegeven goed te begrijpen op welke feiten de tenlastelegging rust en in staat is gebleken zich te verweren. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Ook voor het overige voldoet de dagvaarding aan de wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De raadsman heeft vrijspraak voor zijn cliënt betoogd, aangezien niet kan worden bewezen dat zijn cliënt ernstig reden had te vermoeden dat het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie aan betrokken persoon, [betrokkene 1], wederrechtelijk was.
In het bijzonder heeft de raadsman betoogd dat niet kan worden bewezen, dat het paspoort op naam van [betrokkene 1] (op Eindhoven Airport aangetroffen) door verdachte zelf in zijn bagage is gestopt. Nu de rechtbank zich in de bewezenverklaring beperkt tot het verschaffen van doorreis door Nederland (van Didam naar Eindhoven), behoeft dit verweer geen nadere bespreking.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen reden had te vermoeden dat [betrokkene 1] wederrechtelijk door Nederland reisde nadat hij het paspoort op naam van [betrokkene 2] had gezien.
De rechtbank stelt vast dat de persoon in het getoonde paspoort is geboren op 10 oktober 1960 en dat [betrokkene 1] is geboren op 22 februari 1977. Verdachte heeft zelf geconstateerd dat de persoon op de foto een aanzienlijk dunner gezicht had dan [betrokkene 1]. Deze duidelijke verschillen in uiterlijke kenmerken gaven de verdachte naar het oordeel van de rechtbank ernstige redenen te vermoeden dat [betrokkene 1] reisde met een identiteitsbewijs dat niet het hare was. De geconstateerde verschillen gaven verdachte tevens voldoende aanleiding bij [betrokkene 1] nader te informeren over haar identiteit.
Anders dan de raadsman oordeelt de rechtbank dat niet slechts een professioneel geschoold lid van de Koninklijke Marechaussee maar ieder, redelijk denkend mens uit deze verschillen de conclusie zou moeten hebben getrokken dat genoemd persoon en de persoon in het getoonde paspoort niet overeenkwamen. Verdachte had derhalve, op het moment dat hij genoemd persoon op station Didam ontmoette en vervolgens begeleidde naar Eindhoven, ernstige redenen te vermoeden dat genoemd persoon wederrechtelijk in Nederland verbleef en onder die omstandigheden door Nederland reisde op weg naar het vliegveld teneinde door te reizen naar Spanje. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Tenslotte heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet behulpzaam is geweest bij het verschaffen van doorreis door Nederland, nu genoemd persoon in Nederland woonde. De rechtbank stelt vast dat genoemd persoon al sinds 2000 een asielprocedure had lopen in Spanje en sinds twee jaar illegaal in Nederland verbleef [betrokkene 1] heeft zelf verklaard dat zij naar Spanje wilde reizen om haar asielprocedure af te ronden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat genoemd persoon op doorreis was en verwerpt derhalve het verweer.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
op 24 april 2005 te Eindhoven een ander, te weten [betrokkene 1], behulpzaam is geweest bij het verschaffen van doorreis door Nederland, terwijl hij ernstige redenen had te vermoeden dat die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 197a
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts vordert de officier van justitie teruggave van het beslag, betreffende de nummers 1 en 2 van de beslaglijst.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, mede gelet op het feit dat de wetgeving aangaande mensensmokkel recentelijk aanzienlijk is verscherpt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
mensensmokkel (artikel 197a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 telefoon (mobiel), merk Siemens, type A50, kleur blauw en 1 strippenkaart
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. K. Visser en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. drs. R.H. den Haan, griffier
en is uitgesproken op 4 augustus 2005.
Parketnummer: 01/825176-05 pag. 6