ECLI:NL:RBSHE:2005:AT3866

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/025409-04
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot vijftien jaar gevangenisstraf voor medeplegen van opzettelijk brand stichten met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 april 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning te Eindhoven. Dit gebeurde in de nacht van 7 op 8 augustus 2004, waarbij twee kinderen, een 14-jarige en een 8-jarige, om het leven kwamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders met voorbedachten rade handelden, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet op de dood van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een geestelijke stoornis. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor de kosten van inboedel en herinrichting afgewezen, omdat deze schade door de inboedelverzekering was vergoed. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/025409-04
Uitspraakdatum: 14 april 2005
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te (geboorteplaats)op (geboortedatum) 1981,
thans verblijvende: PI Midden Holland te Haarlem.
Dit vonnis is op tegenspraakgewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 maart 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 oktober 2004.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in de nacht van 7 augustus 2004 op 8 augustus 2004, althans op of omstreeks 8 augustus 2004, te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade (de 14-jarige ) [slachtoffer 1] en/of (de 8 jarige) [slachtoffer 2] van het leven heeft
beroofd, immers heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen
aldaar met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- in de woning perceel [adres] een gieter gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof,en/of
- die gieter, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of een jerrycan, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of een aansteker, althans een vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, en/of een krant, althans een stuk papier, uit voornoemde woning en/of de schuur/berging van die woning meegenomen, en/of
- zich (vervolgens) voorzien van die gieter, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of die jerrycan, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of die aansteker, althans dat
vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, en/of die krant, althans dat stuk papier, begeven naar de woning gelegen aan de [adres], en/of
- (vervolgens) met behulp van die gieter, althans met behulp van een daarvoor geschikt voorwerp, een hoeveelheid benzine, althans een hoeveelheid brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, door de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres] gegoten en/of uitgeschonken en/of gebracht,en/of
- (vervolgens) voornoemde, door de brievenbus van laatstgenoemde woning gegoten en/of uitgeschonken en/of gebrachte, benzine, althans brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, in aanraking gebracht met open vuur, door met een aansteker, althans een vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, voormeld(e) (stuk) krant, althans voormeld stuk papier, aan te steken en/of daarbij of vervolgens die/dat aangestoken (stuk) krant, althans papier, door de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres] te duwen en/of te brengen,
waardoor die, door de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres] gegoten en/of uitgeschonken en/of gebrachte, benzine, althans brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, vlamvatte, althans is gaan branden, ten gevolge waarvan (een deel van) die woning gelegen
aan de [adres] is gaan branden, althans brand is ontstaan in die woning, tengevolge waarvan voornoemde, in die woning [adres] aanwezige, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], zijn overleden;
(artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de nacht van 7 augustus 2004 op 8 augustus 2004, althans op of omstreeks 8 augustus 2004, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een aan de [adres] gelegen woning, immers heeft hij, verdachte, en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
- een hoeveelheid benzine, althans een hoeveelheid brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, door middel van een gieter, althans door middel van een daartoe geschikt voorwerp, door de brievenbus van die woning gegoten en/of uitgeschonken en/of gebracht,
- en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, in aanraking gebracht met open vuur, door met een aansteker, althans een vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, een (stuk) krant, althans papier, aan te steken en/of daarbij of vervolgens die/dat aangestoken (stuk) krant, althans papier, door de brievenbus van die woning te duwen en/of te
brengen, waardoor die, in die woning gegoten en/of uitgeschonken en/of gebrachte, benzine, althans die brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, vlamvatte, althans is gaan branden, ten gevolge waarvan (een deel van) die woning is gaan branden, althans brand is ontstaan in die woning,
welk feit de dood van de in voornoemde woning aanwezige (14-jarige) [slachtoffer 1] en/of (8-jarige) [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad, en/of terwijl daarvan levensgevaar, althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor een ander of anderen, te weten voor een of meer zich in de naastgelegen en/of in de nabijheid van de woning [adres] staande woning(en) zich bevindende perso(o)n(en), te duchten was, en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor het niet in brand gestoken deel van de inventaris van de woning [adres] en/of de
inventaris van de naast- en/of nabijgelegen woning(en) te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in de nacht van 7 augustus 2004 op 8 augustus 2004, althans op of omstreeks 8 augustus 2004, te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- in de woning perceel [adres] een gieter heeft/hebben gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of
- die gieter, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of een jerrycan, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of een aansteker, althans een vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, en/of een krant, althans een stuk papier, uit voornoemde woning en/of de schuur/berging van die woning heeft/hebben meegenomen, en/of
- zich (vervolgens) voorzien van die gieter, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of die jerrycan, gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, en/of die aansteker, althans dat vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, en/of die krant, althans dat stuk papier, heeft/hebben begeven naar de woning gelegen aan de [adres], en/of
- (vervolgens) met behulp van die gieter, althans met behulp van een daarvoor geschikt voorwerp, een hoeveelheid benzine, althans een hoeveelheid brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, door de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres] heeft/hebben gegoten en/of
uitgeschonken en/of gebracht, en/of
- (vervolgens) voornoemde, door de brievenbus van laatstgenoemde woning gegoten en/of uitgeschonken en/of gebrachte, benzine, althans brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, in aanraking heeft/hebben gebracht met open vuur, door met een aansteker, althans een
vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, voormeld(e) (stuk) krant, althans voormeld stuk papier, aan te steken en/of daarbij of vervolgens die/dat aangestoken (stuk) krant, althans papier, door de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres] heeft/hebben geduwd en/of gebracht,
waardoor die, door de brievenbus van die woning gelegen aan de [adres] gegoten en/of uitgeschonken en/of gebrachte, benzine, althans brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, vlamvatte, althans is gaan branden, ten gevolge waarvan (een deel van) die woning gelegen aan de [adres] is gaan branden, althans brand is ontstaan in die woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de nacht van 7 augustus 2004 op 8 augustus 2004, althans op of omstreeks 8 augustus 2004, te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een aan de [adres] gelegen woning, immers heeft hij, verdachte, en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
- een hoeveelheid benzine, althans een hoeveelheid brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, door middel van een gieter, althans door middel van een daartoe geschikt voorwerp, door de brievenbus van die woning gegoten en/of uitgeschonken en/of gebracht,
- en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, in aanraking gebracht met open vuur, door met een aansteker, althans een vuurmakend/vuurveroorzakend voorwerp, een (stuk) krant, althans papier, aan te steken en/of daarbij of vervolgens die/dat aangestoken (stuk) krant, althans papier, door de brievenbus van die woning te duwen en/of te
brengen, waardoor die, in die woning gegoten en/of uitgeschonken en/of gebrachte, benzine, althans die brandbare en/of licht ontvlambare vloeistof, vlamvatte, althans is gaan branden, ten gevolge waarvan (een deel van) die woning is gaan branden, althans brand is ontstaan in die woning,
terwijl daarvan levensgevaar, althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor een ander of anderen, te weten voor de zich in die woning bevindende [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte niet het opzet om de familie [naam familie] van het leven te beroven, zodat de verdachte van die feiten behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
Voorafgaand aan de brand in de woning van de familie [naam familie] heeft zich in de nacht van 7 op 8 augustus 2004 in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres] het volgende afgespeeld.
[medeverdachte 2] heeft [verdachte] en [medeverdachte 3], die die avond zeer veel gedronken hadden en die naar de woning van [medeverdachte 1] waren gekomen om meer bier op te halen, naar binnen gelokt door de zak met flesjes bier tussen de deur te klemmen. Vervolgens heeft hij hen uitgenodigd een klus voor hem te doen. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben daarmee ingestemd. Volgens hun verklaringen was het de bedoeling om brand te stichten in de woning van de familie [naam familie], waarbij de nadruk lag op het schrik aanjagen van de familie [naam familie]. [medeverdachte 1] heeft weliswaar verklaard dat [medeverdachte 2] gezegd zou hebben dat het een brand moest zijn "liefst met doden" maar dit is door [medeverdachte 3] en [verdachte] ontkend. Zij hebben dit niet gehoord en verklaard dat dit ook nooit hun bedoeling is geweest, noch hebben zij zich gerealiseerd dat het overlijden van de leden van de familie [naam familie] het gevolg zou kunnen zijn van de brandstichting. Ook [medeverdachte 1] heeft te kennen gegeven er van uit te gaan dat het niet werkelijk zou gebeuren. Nu [medeverdachte 1] de enige is die zegt dat besproken zou zijn door [medeverdachte 2] dat er doden moesten vallen en bovendien deze verklaring op dit onderdeel, gelet op de problematische relatie tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], niet geheel betrouwbaar is (niet is uit te sluiten dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] in een kwaad daglicht wil stellen) acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden dat de verdachten opzet heeft gehad op de dood van leden van de familie [naam familie], ook niet in voorwaardelijke vorm, nu evenmin voldoende is gebleken dat hij bewust het risico heeft aanvaard dat er doden zouden vallen door de brandstichting.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat
(t.a.v. feit 1 subsidiair)
hij in de nacht van 7 augustus 2004 op 8 augustus 2004 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een aan de [adres] gelegen woning, immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk
- een hoeveelheid benzine door de brievenbus van die woning gegoten en
- vervolgens die benzine in aanraking gebracht met open vuur, door met een aansteker, een stuk krant, aan te steken en daarbij vervolgens dat aangestoken stuk krant door de brievenbus van die woning te duwen, waardoor die, in die woning gegoten benzine vlamvatte, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in die woning, welk feit de dood van de in voornoemde woning aanwezige (14-jarige) [slachtoffer 1] en (8-jarige) [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad, en terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor een of meer zich in de naastgelegen en in de nabijheid van de woning [adres] staande woningen zich bevindende personen, te duchten was en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor het niet in brand gestoken deel van de inventaris van de woning [adres] en de inventaris van de naast- en nabijgelegen woningen te duchten was.
(t.a.v. feit 2 subsidiair)
hij in de nacht van 7 augustus 2004 op 8 augustus 2004 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een aan de [adres] gelegen woning, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk
- een hoeveelheid benzine door de brievenbus van die woning gegoten en vervolgens die benzine in aanraking gebracht met open vuur, door met een aansteker, een stuk krant, aan te steken en daarbij vervolgens dat aangestoken stuk krant door de brievenbus van die woning te duwen, waardoor die, in die woning gegoten benzine vlamvatte, ten gevolge waarvan brand is ontstaan in die woning, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor de zich in die woning bevindende [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], te duchten was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bijzondere overweging omtrent het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van verdachte het medeplegen bewezen verklaard dient te worden. Gelet op ieders aandeel vóór, tijdens en ná de brandstichting is er sprake geweest van een zodanig nauwe en volledige samenwerking, dat van medeplegen gesproken kan worden.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 2] aan [verdachte] en [medeverdachte 3] heeft gevraagd de brandstichting tegen vergoeding uit te voeren, welke vergoeding door [verdachte] en [medeverdachte 3] is aanvaard, te weten:
het respectievelijk in ontvangst nemen van ? 50,00 en het aanvaarden van een lift naar Bladel.
Daarop heeft [medeverdachte 2] een jerrycan met benzine laten brengen naar de woning van [medeverdachte 1].
In ieders bijzijn is in de hal van de woning van [medeverdachte 1], door [verdachte] de benzine uit de jerrycan in een door [medeverdachte 1] aangereikte gieter overgegoten. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] een krant aan [verdachte] gegeven om de benzine mee aan te steken. [verdachte] heeft de krant in reepjes gescheurd teneinde de brandbaarheid te bevorderen. [medeverdachte 1] heeft op verzoek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], een jas aan [medeverdachte 3] gegeven teneinde herkenning van [medeverdachte 3] te voorkomen. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn met de gieter en benzine en de jerrycan, welke jerrycan door [medeverdachte 3] weggewerkt zou worden, in de richting van de woning van de familie [naam familie] gelopen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben zich naar de bovenverdieping
van de woning van [medeverdachte 1] begeven teneinde het verloop van de brandstichting gade te slaan. [verdachte] heeft vervolgens de benzine middels de gieter door de brievenbus van de hal van de woning gegoten
en deze benzine met een brandende krant aangestoken, welke krant met een door [medeverdachte 3] verstrekte aansteker is aangestoken. [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn daarop weggerend en [medeverdachte 3] heeft zich onderweg van de jerrycan en de jas ontdaan. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben na de brandstichting met elkaar afgesproken bij een eventuele aanhouding te verklaren dat zij niet in de [adres] zijn geweest. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben met elkaar afgesproken dat [medeverdachte 1] bij gelegenheid zou verklaren dat [medeverdachte 2] de gehele avond door overmatig alcoholgebruik in het bed in de woning van [medeverdachte 1] heeft liggen slapen. [medeverdachte 1] heeft later de gang van haar woning schoongemaakt met ammoniak, omdat het in de gang erg sterk rook naar benzine.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 47, 60a, 157.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair; een levenslange gevangenisstraf.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen brand gesticht in de woning van de familie [naam familie] aan de [adres] te Eindhoven. Ten tijde van het stichten van de brand wist verdachte dat het gezin [naam familie] in de woning lag te slapen. Mede door toedoen van de verdachte hebben 14-jarige [slachtoffer 1] en de 8-jarige [slachtoffer 2] op een verschrikkelijke wijze het leven verloren.
De ouders moeten hun twee kinderen missen. Hun leven is hierdoor voorgoed beschadigd en getekend en deze last zullen zij voor altijd met zich mee moeten dragen. Ook de samenleving is door het gebeurde ernstig geschokt, niet alleen bij de familie en direct bij het gezin betrokkenen, maar ook in heel Eindhoven en ver daarbuiten is men diep ontdaan door deze tragedie.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat, hoewel zij niet uitgaat van bewezenverklaring van het primaire, dit voor de zwaarte van de verwijtbaarheid niet uitmaakt en derhalve geen andere dan een zeer lange gevangenisstraf passend is ter vergelding van hetgeen is gebeurd.
Daarnaast heeft de rechtbank met betrekking tot de persoon van verdachte kennisgenomen van het rapport van het Pieter Baan Centrum, d.d. 11 maart 2005, opgemaakt en ondertekend door H.E.W. Koornstra, psycholoog en M.D. van Ekeren, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek van het Gevangeniswezen te Utrecht. Beiden komen tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat de feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend en dat de kans op herhaling van brandstichting groot kan worden geacht.
De problematiek van verdachte is groot en heeft een duurzaam karakter. De gedragsdeskundigen adviseren om verdachte de maatregel van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
Daarnaast heeft de rechtbank nog kennisgenomen van een voorlichtingsrapport van Novadic & Kentron d.d. 10 maart 2005. Daarin is gesteld dat wanneer verdachte geen behandeling ondergaat met betrekking tot zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek, het recidivegevaar erg groot is.
Om dit gevaar af te wenden is de rechtbank het met de deskundigen eens dat behandeling van de verdachte noodzakelijk is. De veiligheid van anderen dan de verdachte, de algemene veiligheid van personen of goederen en de omstandigheid dat hetgeen bewezen is verklaard misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, eisen dat aan de verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Bij de hoogte van de gevangenisstraf die aan verdachte moet worden opgelegd, zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten en de afschuwelijke en onherstelbare gevolgen in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de hoogte van de gevangenisstraf die aan deze verdachte moet worden opgelegd, wordt tevens rekening gehouden met de enigszins verminderde mate waarin een en ander aan de verdachte kan worden toegerekend.
Daarnaast wordt ook in aanmerking genomen het belang van de behandeling van de verdachte waaraan wordt recht gedaan doordat er in beginsel in is voorzien dat de uitvoering van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging aanvangt na tenuitvoerlegging van 1/3 deel van een op te leggen gevangenisstraf.
Dit alles brengt rechtbank tot de slotsom dat aan de verdachte, naast de TBS-maatregel zoals hierboven aangeduid, een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar zal worden opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij [benade[benadeelde partij 1]]
i. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade,
de volgende onderdelen van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat deze opeisbaar is:
post 1: ? 974,30 voor "begrafeniskosten".
post 4: ? 3.500,00 als voorschot voor geleden "immateriële schade eigen letsel".
post 6: ? 20.000,00 als voorschot voor de geleden "immateriële schade overlijden 2 kinderen".
ii. De rechtbank zal de volgende onderdelen van de vordering afwijzen:
post 2: "kosten inboedel + herinrichting".
Gebleken is dat deze schade is vergoed door de inboedelverzekering.
iii. De rechtbank zal de benadeelde partij in de volgende onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren:
post 3: "verbouwkosten nieuwe woning".
Niet is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor ten laste van verdachte bewezenverklaarde.
post 4: "immateriële schade eigen letsel" voor zo ver deze het bedrag van ? 3.500,00 te boven gaat en
post 5: "immateriële schade woongenot" en
post 6: "immateriële schade overlijden 2 kinderen" voor zo ver deze het bedrag van ? 20.000,00 te boven
gaat, aangezien deze posten niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
i. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade,
de volgende onderdelen van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat deze opeisbaar is:
post 1: ? 974,30 voor "begrafeniskosten".
post 4: ? 1.500,00 als voorschot voor geleden "immateriële schade eigen letsel".
post 6: ? 20.000,00 als voorschot voor de geleden "immateriële schade overlijden 2 kinderen",
ii. De rechtbank zal de volgende onderdelen van de vordering afwijzen:
post 2: "kosten inboedel + herinrichting".
Gebleken is dat deze schade is vergoed door de inboedelverzekering.
iii. De rechtbank zal de benadeelde partij in de volgende onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren:
post 3: "verbouwkosten nieuwe woning".
Niet is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor ten laste van verdachte bewezenverklaarde.
post 4: "immateriële schade eigen letsel" voor zo ver deze het bedrag van ? 1.500,00 te boven gaat en
post 5: "immateriële schade woongenot" en
post 6: "immateriële schade overlijden 2 kinderen" voor zo ver deze het bedrag van ? 20.000,00 te boven
gaat, aangezien deze posten niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor
een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft, meermalen
gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor
een ander te duchten is, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor
een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
- Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair:
- Gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
- Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
- Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
- Maatregel van schadevergoeding van ? 24.474,30, subsidiair 180 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer mevrouw [benadeelde partij 1] van een bedrag van ? 24.474,30 (zegge: vieren- twintigduizendvierhonderdvierenzeventig euro en dertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 180 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalings- verplichting niet op.
- Maatregel van schadevergoeding van ? 22.474,30, subsidiair 180 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer de heer [benadeelde partij 2] van een bedrag van ? 22.474,30 (zegge: tweeëntwintig- duizendvierhonderdvierenzeventig euro en dertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 180 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalings- verplichting niet op.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij 1] van een bedrag van ? 24.474,30 (zegge: vierentwintigduizendvierhonderd- vierenzeventig euro en dertig cent).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Wijst de vordering terzake de schadepost "inboedel + herinrichting" af.
Verklaart de vordering voor het overige niet ontvankelijk.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De vordering van de benadeelde partij de heer [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij de heer [benadeelde partij 2] van een bedrag van
? 22.474,30 (zegge: tweeëntwintigduizendvierhonderdvierenzeventig euro en dertig cent).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Wijst de vordering terzake de schadepost "inboedel + herinrichting" af.
Verklaart de vordering voor het overige niet ontvankelijk.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.G.A.M. van de Ven, voorzitter,
mr. J. Buhrs en mr. O.A.J.M. Lavrijssen leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier
en is uitgesproken op 14 april 2005.