ECLI:NL:RBSHE:2005:AT2761

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/049116-04
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van doodslag en poging tot doodslag met zware strafoplegging

Op 30 maart 2005 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag en poging tot doodslag. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 27 of 28 april 2004, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte als wettig en overtuigend beschouwd, onder andere op basis van getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De verdachte heeft tijdens het proces inconsistent verklaard, wat de rechtbank deed twijfelen aan zijn geloofwaardigheid.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte had eerder al een tbs-maatregel opgelegd gekregen en had kort na zijn behandeling opnieuw een ernstig geweldsmisdrijf gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet bekommerde om het slachtoffer en dat zijn gewelddadige gedrag ernstige gevolgen had voor de slachtoffers en hun nabestaanden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van 12.000 euro aan de benadeelde partij, die als voorschot is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit deel niet eenvoudig van aard was. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een zware straf om de normhandhaving te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/049116-04
Uitspraakdatum: 30 maart 2005
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum) 1976,
wonende te (woonplaats), (adres),
thans preventief gedetineerd in PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 december 2004 en 16 maart 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 september 2004.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 of 28 april 2004 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in
vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk en al dan
niet met voorbedachten rade (slachtoffer 1) van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde(slachtoffer 1) met een
mes, althans een scherp voorwerp, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (slachtoffer 1) is overleden;
art. 289/287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
(medeverdachte) op of omstreeks 27 of 28 april 2004 te 's-Hertogenbosch,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade (slachtoffer 1) van het leven
heeft beroofd, immers heeft die (medeverdachte) voornoemde (slachtoffer 1) met een mes,
althans een scherp voorwerp, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (slachtoffer 1) is overleden,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest,
en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft
door toen en daar die (slachtoffer 1) samen met voornoemde (medeverdachte) in een auto naar
zijn, verdachtes, woning te brengen en/of (vervolgens) naar een grasveld aan
de Zuiderplas te brengen;
art. 289/287 juncto 48 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 of 28 april 2004 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een of meer ander (en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee en/of geld en/of een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen (slachtoffer 1), gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld (slachtoffer 1) heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee
en/of geld en/of een paspoort, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) voornoemde
(slachtoffer 1) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of met een mes, althans een
scherp voorwerp heeft/hebben gestoken, terwijl dit feit de dood ten gevolge
had;
art. 312 lid 2 en lid 3 / art. 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
(medeverdachte) op of omstreeks 27 of 28 april 2004 te 's-Hertogenbosch
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
portemonnee en/of geld en/of een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die (medeverdachte), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld tegen (slachtoffer 1), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld (slachtoffer 1) heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee
en/of geld en/of een paspoort, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
die (medeverdachte),
welk geweld hierin bestond(en) dat (medeverdachte) voornoemde (slachtoffer 1) heeft
geslagen en/of gestompt en/of met een mes, althans een scherp voorwerp
heeft gestoken, terwijl dit feit de dood ten gevolge had
bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest,
en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft
door toen en daar die (slachtoffer 1) samen met voornoemde (medeverdachte) in een auto naar
zijn, verdachtes, woning te brengen en/of (vervolgens) naar een grasveld aan
de Zuiderplas te brengen;
art. 312 lid 2 en lid 3 / art. 317 lid 3 juncto 48 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2004 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem,
verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer 2) van het
leven te beroven met dat opzet die (slachtoffer 2)
- een of meermalen met het handvat en/of de achterkant van een
(hand)vuurwapen, althans met een daarop gelijkend voorwerp, in elk geval met
een hard en/of zwaar voorwerp en/of met tot vuist gebalde hand op/tegen het
hoofd en/of tegen (andere) lichaamsdelen van die (slachtoffer 2) heeft geslagen en/of
- een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen (andere) lichaamsdelen van die
(slachtoffer 2) heeft geschopt en/of getrapt en/of
- het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft vastgepakt en/of een of meermalen dat hoofd
(met kracht) tegen een muur heeft geslagen en/of geduwd en/of
- een of meermalen de keel van die(slachtoffer 2) heeft dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en/of (vervolgens) dichtgeknepen en/of dichtgedrukt heeft
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2004 te Eindhoven aan een persoon genaamd (slachtoffer 2), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door
deze opzettelijk
- een of meermalen met het handvat en/of de achterkant van een
(hand)vuurwapen, althans met een daarop gelijkend voorwerp, in elk geval met
een hard en/of zwaar voorwerp en/of met tot vuist gebalde hand op/tegen het
hoofd en/of tegen (andere) lichaamsdelen van die (slachtoffer 2) te slaan, en/of
- een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen (andere) lichaamsdelen van die
(slachtoffer 2) te schoppen en/of te trappen, en/of
- het hoofd van die (slachtoffer 2) vast te pakken en/of een of meermalen dat hoofd (met
kracht) tegen een muur te slaan en/of te duwen, en/of
- een of meermalen de keel van die (slachtoffer 2) dicht te knijpen en/of dicht te
drukken en/of (vervolgens) dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden;
art. 302 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2004 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem,
verdachte, voorgenomen misdrijf om aan (slachtoffer 2), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die (slachtoffer 2),
- een of meermalen met het handvat en/of de achterkant van een
(hand)vuurwapen, althans met een daarop gelijkend voorwerp, in elk geval met
een hard en/of zwaar voorwerp en/of met tot vuist gebalde hand op/tegen het
hoofd en/of tegen (andere) lichaamsdelen van die (slachtoffer 2) heeft geslagen en/of
- een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen (andere) lichaamsdelen van die
(slachtoffer 2) heeft geschopt en/of getrapt en/of
- het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft vastgepakt en/of een of meermalen dat hoofd
(met kracht) tegen een muur heeft geslagen en/of geduwd en/of
- een of meermalen de keel van die (slachtoffer 2) heeft dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en/of (vervolgens) dichtgeknepen en/of dichtgedrukt heeft
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht;
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 22 december 2004 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:
Verdachte (naam verdachte) en medeverdachte (naam medeverdachte) beschuldigen elkaar van het mishandelen en met een mes steken van het slachtoffer (slachtoffer 1) in de nacht van 27 op 28 april 2004.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat niet (medeverdachte) maar verdachte (naam verdachte) die avond/nacht met het slachtoffer heeft gevochten en de messteek heeft toegebracht ten gevolge waarvan het slachtoffer (slachtoffer 1) is overleden. De rechtbank acht dit wettig en overtuigend bewezen op grond van in ieder geval de volgende feiten en/of omstandigheden in onderlinge samenhang en verband bezien:
- zowel verdachte als (medeverdachte) hebben verklaard dat zij in de nacht van 27 op 28 april 2004, samen met het slachtoffer, naar de Zuiderplas te 's-Hertogenbosch zijn gegaan;
- (medeverdachte) heeft op 14 juli 2004 bij de politie verklaard dat hij in de auto met muziek bezig was, toen hij een ruzie hoorde. Hij zag dat (verdachte) het slachtoffer (slachtoffer 1) sloeg. (Medeverdachte) probeerde de mannen uit elkaar te trekken, doch verdachte duwde hem opzij. Het slachtoffer viel op de grond. (Verdachte) probeerde de man zijn broek uit te trekken. (Verdachte) pakte een mes en stak de man daar één keer mee;
- (Medeverdachte) heeft daarna meerdere malen gelijkluidende/consistente verklaringen over hetgeen bij de Zuiderplas is gebeurd, afgelegd. Ook aan de reconstructie heeft (medeverdachte) meegewerkt, waarbij er geen tegenstrijdigheden zijn geconstateerd;
- verdachte (naam verdachte) heeft meerdere verklaringen afgelegd. Zijn verklaringen zijn op een aantal punten niet consistent. Opvallend is dat verdachte ten tijde van de reconstructie weigerde zijn medewerking te verlenen.
- Verdachte zegt bij de Zuiderplas niet uit de auto te zijn geweest, terwijl nabij het slachtoffer een sigarettenpeuk, blijkens DNA-onderzoek afkomstig van verdachte (naam verdachte), is aangetroffen. Opvallend is dat verdachte, nadat hij bij de politie met dit onderzoeksresultaat wordt geconfronteerd, zijn verklaring bijstelt.
- meerdere getuigen verklaren bij de politie en/of de rechter-commissaris dat er op 11 juni 2004 een ruzie is geweest tussen verdachte (naam verdachte) en (medeverdachte), waarbij (medeverdachte) door (verdachte) is mishandeld. Blijkens deze verklaringen had (medeverdachte) op dat moment veel angst voor (verdachte). (Medeverdachte) is op 12 juni 2004, na de ruzie met (verdachte), naar zijn zus (naam zus) in Duitsland gegaan. (Zus medeverdachte) heeft op 24 november 2004 bij de rechter-commissaris en op 16 maart 2005 ter terechtzitting verklaard dat haar broer (medeverdachte) tijdens zijn verblijf in Duitsland tegen haar heeft verteld dat een vriend iemand had vermoord. Hij voelde zich schuldig en wilde het niet langer voor zich houden. Hij had tegen zijn vriend gezegd dat hij er niet mee kon leven en dat ze de waarheid moesten gaan vertellen. Hierover hebben die vriend en (medeverdachte) op 11 juni 2004 ruzie gekregen;
- (Naam ex-vriendin), de ex-vriendin van verdachte (naam verdachte), heeft bij de politie verklaard dat zij van (medeverdachte) heeft gehoord dat de ruzie tussen (verdachte) en (medeverdachte) te maken had met de moord;
- op 26 januari 2005 is bij de politie (getuige 1) gehoord. (getuige 1) voornoemd heeft verklaard dat hij tussen 11 november 2004 en 30 december 2004 in het Pieter Baan Centrum dagelijks met verdachte (naam verdachte) is opgetrokken. Tijdens het luchten heeft (verdachte) tegen (getuige 1) verklaard dat hij wel degelijk iemand had vermoord. Hij had het gedaan en niemand anders. De politie had niets om hem te pakken. Alleen een peuk met DNA erop. (getuige 1) voornoemd heeft ter terechtzitting van 16 maart 2005 als getuige volhardt bij zijn eerder afgelegde verklaring. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de geloofwaardigheid van deze getuigenverklaring. Dat (getuige 2), medegedetineerde in het Pieter Baan Centrum, zich niet kan herinneren dat verdachte (verdachte) iets over deze strafzaak heeft verteld, doet niet af aan de verklaring van (getuige 1). (Getuige 2) heeft bovendien ter zitting bevestigd dat er contacten waren tussen verdachte en (getuige 1).
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 24c, 36f, 45, 57, 287
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair (doodslag) en feit 2 primair:
15 jaar gevangenisstraf met aftrek conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Door het Pieter Baan Centrum is een onderzoek gedaan naar de geestvermogens van verdachte, waarvan een rapport d.d. 2 maart 2005 is opgemaakt. Blijkens dit rapport was de wilsvrijheid van verdachte niet ingeperkt op basis van zijn gebrekkige ontwikkeling ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de inhoud van dit rapport.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Verdachte werd terzake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een
hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie reeds eerder veroordeeld en wel in 1992, 1993
en in 1994. In 1994 is terzake de toen bewezenverklaarde feiten de tbs-maatregel opgelegd.
Kort na de behandeling in openbare raadkamer van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging
van overheidswege heeft verdachte weer een zeer ernstig geweldsmisdrijf gepleegd.
Verdachte heeft op 27 of 28 april 2004 een dronken Poolse man meegenomen naar de
Zuiderplas te 's-Hertogenbosch om daar wat bier te gaan drinken. Bij de
Zuiderplas heeft hij met de man gevochten, hem met een mes gestoken en hem van zijn geld beroofd,
getuige het feit dat hij na de steekpartij blijkens (medeverdachte) ineens over veel geld beschikte, terwijl
dat kort daarvoor nog niet zo was. Het dronken slachtoffer was op dat moment volkomen
weerloos. Verdachte heeft zich totaal niet meer om het slachtoffer bekommerd en is na de
steekpartij in de auto gestapt en naar Utrecht gegaan en heeft daar een prostituee bezocht.
Door zijn handelen heeft verdachte de nabestaanden van het overleden slachtoffer onherstelbaar
leed aangedaan.
Verdachte heeft op 2 juli 2004 te Eindhoven een jonge vrouw in haar woning, een plek waar
iemand zich veilig zou moeten kunnen voelen, op beestachtige wijze mishandeld. De
vrouw is door dit geweld zowel lichamelijk als geestelijk voor het leven getekend. Door oplettende
buurtgenoten is de politie ingeschakeld die snel ter plaatse was. Was dit niet gebeurd, dan had het heel
anders met het slachtoffer kunnen aflopen. Ook hier heeft verdachte zich kennelijk volstrekt
niet bekommerd om het lot van het slachtoffer.
Verdachte heeft op geen enkele wijze laten blijken dat hij het leed dat hij zijn slachtoffers heeft
aangedaan inziet. Mede gelet op het deskundigenonderzoek is de rechtbank van oordeel dat de feiten
volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend. Deze omstandigheid, alsmede het zeer
gewelddadige karakter van de feiten, de ernstige gevolgen van de feiten voor
de slachtoffers en de nabestaanden, de zeer ernstige recidive van verdachte en zijn gewetenloze
houding brengen de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 jaar
op zijn plaats is.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij).
De rechtbank acht een bedrag van EUR 12.000,-- toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 2 bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank zal dit bedrag als voorschot toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, zijnde dit deel van de vordering niet eenvoudig van aard.
De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
doodslag
T.a.v. feit 2 primair:
poging tot doodslag
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 12.000,00 subsidiair 195 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2) van een bedrag van EUR 12.000,-- (zegge:
twaalfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 195
dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij).
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij), van een bedrag van
EUR 12.000,-- (zegge:twaalfduizend euro), bij wijze van voorschot.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel van de
vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A. van Biesbergen, voorzitter,
mr. I.L.P. Crombeen en mr. D.G.M. van den Hoogen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier
en is uitgesproken op 30 maart 2005.
Mr. Van den Hoogen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
De bewezenverklaring:
1.
primair:
hij op 27 of 28 april 2004 te 's-Hertogenbosch, opzettelijk (slachtoffer 1) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte voornoemde(slachtoffer 1) met een
mes gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (slachtoffer 1) is overleden;
2.
primair:
hij op 2 juli 2004 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem,
verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer 2) van het
leven te beroven met dat opzet die (slachtoffer 2)
- meermalen met het handvat en/of de achterkant van een
(hand)vuurwapen, althans met een daarop gelijkend voorwerp en met tot vuist gebalde hand op/tegen het hoofd en/of tegen (andere) lichaamsdelen van die (slachtoffer 2) heeft geslagen en
- tegen lichaamsdelen van die (slachtoffer 2) heeft geschopt en/of getrapt en
- het hoofd van die (slachtoffer 2) heeft vastgepakt en/of een of meermalen dat hoofd
(met kracht) tegen een muur heeft geslagen en/of geduwd en
- meermalen de keel van die(slachtoffer 2) heeft dichtgeknepen en/of
dichtgedrukt en (vervolgens) dichtgeknepen en/of dichtgedrukt heeft
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;